It’s wellbeing, stupid
50 jaar geleden verscheen het rapport Grenzen aan de groei van de Club van Rome. In een driedelige reeks onderzoekt Trends hoe we in de toekomst kunnen omgaan met groei.
Economen en beleidsmakers lijden aan een bbp-fetisjisme dat in geavanceerde economieën meer kwaad doet dan goed. Jan-Emmanuel De Neve, welzijnseconoom aan Oxford University, pleit al jaren voor een bredere kijk op economische groei. “In de ideale wereld is welzijn de ultieme maatstaf.”
Vijftig jaar later zindert het rapport Grenzen aan de groei van de Club van Rome nog altijd na. De klimaatverandering heeft de boodschap ervan alleen maar kracht bijgezet en steeds meer mensen vatbaar gemaakt voor het idee dat eindeloze economische groei rampzalig zou zijn. Tal van bewegingen stellen het groeifetisjisme aan de kaak en dragen er alternatieven voor aan. Sommige pleiten voor degrowth, andere willen duidelijke grenzen stellen aan de groei of pleiten voor een bredere invulling van economische vooruitgang. Allemaal stellen ze de manier waarop economische groei vandaag wordt gemeten ter discussie. Het bruto binnenlands product (bbp) is de afgelopen eeuw uitgegroeid tot de graadmeter bij uitstek die landen gebruiken om hun economische vooruitgang te peilen. Het bbp drukt de waarde in geld uit van alle goederen en diensten die in een land worden geproduceerd.
Door te investeren in welzijn scoor je beter op traditionele parameters zoals omzet en winst’ Jan-Emmanuel De Neve, Oxford University
Vooral in geavanceerde economieën groeit het besef om verder te kijken dan het bbp. Onze landgenoot Jan-Emmanuel De Neve is een belangrijke stem in dat debat. Hij is welzijnseconoom aan Oxford University en een van de hoofdauteurs van het jaarlijkse World Happiness Report, dat dit jaar op 18 maart uitkomt. “Het staat ondertussen onbetwistbaar vast dat meer economische groei zich niet noodzakelijk vertaalt in meer welzijn”, zegt De Neve. “Dat geldt vooral voor rijke landen met een bbp boven pakweg 20.000 dollar per inwoner (het Belgische bbp per inwoner bedraagt 45.000 dollar, nvdr). Daar zorgt meer economische groei er niet per se voor dat mensen zich beter of tevredener voelen. Die belangrijke vaststelling moet voor mij het vertrekpunt zijn van een brede discussie over welk soort groei we willen.”
Een stap te ver
Toch is De Neve het niet eens met de degrowthbeweging, die stelt dat economische groei niet meer het nastreven waard is en zelfs moet worden teruggedraaid. “Daarmee krimpt de welvaartstaart en krijgt iedereen een kleiner stukje. Dat kun je niet zonder mensen te raken. Zo’n beleid zal voor velen een stap te ver zijn.” Het is vooral zaak groei anders in te vullen, aldus De Neve. “Groei omwille van de groei moet niet langer het doel zijn. We moeten vooral gaan naar een kwaliteitsvolle groei die duurzaam, inclusief en stabiel is.”
Vooral stabiliteit is een onderschatte troef. “Als het bbp van een land stijgt van 20.000 naar 30.000 dollar per inwoner, doet het er volgens klassieke economen niet toe of dat gestaag of heel volatiel gebeurt. Voor het welzijn van de burgers maakt dat wel een groot verschil. Een economische krimp weegt twee tot drie keer zwaarder dan een groei van evenveel procenten.”
Bovendien kun je in theorie nooit genoeg duurzame kwaliteitsvolle groei hebben, stelt De Neve. “Stel dat we evolueren naar een economische vooruitgang die koolstofneutraal is, of die het klimaat en de ecosystemen zelfs opwaardeert, dan kan het in principe niet op. Er komt technologie die dat mogelijk maakt.”
Welzijn rendeert
Een bredere, meer omvattende en veelzijdigere maatstaf voor economische groei zijn de zeventien duurzame ontwikkelingsdoelstellingen of sustainable development goals (SDG’s) van de Verenigde Naties. “Ons onderzoek toont heel duidelijk aan dat vanaf een bbp van 20.000 dollar per inwoner, alleen groei die goed scoort op de SDG’s zich vertaalt in hogere welzijnsscores”, stelt De Neve. “Terwijl we bij het klassieke bbp het omgekeerde zien: hoe hoger het bbp boven een bepaald niveau gaat, hoe minder effect het heeft op welzijn.”
De SDG’s zijn meetbaar en daarmee geschikt om de economische en maatschappelijke vooruitgang te peilen, maar ze hebben niet de eenvoud en de eenduidigheid die het bbp wel heeft. De Neve: “Het voordeel van het bbp is dat het heel makkelijk te begrijpen en bijna tastbaar is. Iedereen kan zich iets voorstellen bij ‘20.000 dollar per inwoner’. Terwijl mensen moeilijker betekenis halen uit een dashboard met zeventien doelstellingen, waarvan de ene stijgt en de andere naar beneden gaat.” Economische groei maakt wel deel uit van de SDG’s, maar de zeventien doelstellingen gaan veel breder. “Alle andere SDG’s worden niet noodzakelijk opgepikt door het bbp of helpen dat niet stijgen. Maar ze hebben wel een effect op de drijfveren van het menselijk welzijn en bevorderen dat.”
Welzijn daarentegen heeft, net zoals het bbp, wel de troef van de eenvoud en is daarmee een geschikte alternatieve maatstaf. Het is ook perfect mogelijk beleid met een welzijnsbril te benaderen in plaats van enkel in bbp-termen. “Je moet beleidsopties niet alleen afrekenen op hun financiële kosten en baten, maar vooral op hun netto-effect op welzijnsjaren”, volgens de Oxford-econoom.
Wellbeing years
Die welzijnsjaren, oftewel wellby’s – de afkorting van wellbeing years – is de maatstaf om verschillende beleidsopties tegen elkaar af te wegen. “Je kunt beleidsdomeinen omzetten in wellby’s om ze met elkaar te vergelijken. Als je dan moet kiezen tussen investeren in volksgezondheid, onderwijs of werkgelegenheid, kun je kijken wat het meest opbrengt in welzijnsjaren en op basis daarvan de afweging maken”, legt De Neve uit. “De welzijnswetenschap toont aan dat het sociale kapitaal heel belangrijk is, maar dat we te weinig investeren in zaken zoals jeugdbewegingen, sport, vrije tijd en ouderenverenigingen. Die dragen netto niets bij aan het bbp, maar zijn wel uitermate belangrijk voor onze levenstevredenheid.”
Door te ontgroeien krimpt de welvaartstaart en krijgt iedereen een kleiner stukje. Dat kun je niet zonder mensen te raken’ Jan-Emmanuel De Neve, Oxford University
De discussie over de recente arbeidsmarkthervorming in ons land had met die welzijnsbril gevoerd kunnen worden. “Werk is een cruciale factor voor welzijn”, aldus De Neve. “Het gaat om meer dan alleen het financiële, maar ook over identiteit, sociale relaties en ontplooiing. Voor ons welzijn is weinig erger dan zonder werk te zitten, dus is het terecht een prioriteit om zo veel mogelijk mensen aan de slag te krijgen.” Hij voegt er meteen aan toe dat de manier waarop je dat doet en het type banen waar je op mikt evenzeer van tel zijn. “Levenstevredenheid en jobtevredenheid hangen samen, dus naast het aantal banen is het even belangrijk te zorgen voor kwaliteitsvolle banen, een gezonde balans tussen werk en privé, en correcte lonen. Die nadruk zie ik veel minder.”
Het is niet alleen vanuit welzijnsoogpunt slim om daarin te investeren, het brengt ook financieel op. “Via een langdurig onderzoek in samenwerking met de callcenters van British Telecom hebben we voor het eerst empirisch bewezen dat mensen die zich goed voelen op hun werk productiever zijn. Door te investeren in welzijn scoor je beter op traditionele parameters zoals omzet en winst.”
Niet alleen financieel, ook politiek en electoraal valt er wat te rapen met welzijnsinvesteringen. Onderzoek heeft aangetoond dat de levenstevredenheid in bepaalde landen een goede voorspeller van verkiezingsuitslagen is. “Niets voorspelt beter hoe regeringspartijen het de volgende verkiezingen zullen doen dan hoe de kiezers zich hebben gevoeld tijdens de regeerperiode. Dat is een betere voorspeller dan banen, groei of inflatie”, weet De Neve.
Nog niet voor nu
Als het bbp zo tekortschiet en er veel betere alternatieven zijn, waarom blijven we dan vasthouden aan het bbp? “In de ideale wereld is welzijn de ultieme maatstaf”, zegt De Neve. “Maar ik denk nog niet dat de maatschappij en het beleid daar klaar voor zijn. Ik verwacht eerst nog een paar tussenfases waarin het bbp wordt aangevuld met andere indicatoren en waarin we meer zullen sturen op een index zoals de SDG’s.”
Sommige landen staan daar al verder mee dan andere. In het Verenigd Koninkrijk wordt de jaarlijkse begroting aangevuld door een beleidsplan waar welzijn een rol in speelt. In Nieuw-Zeeland heeft de regering enkele jaren geleden een welzijnsbudget gelanceerd met specifieke beleidsdoelstellingen gericht op welzijn. “Het idee dat veel breder moet worden gekeken dan enkel het economisch-financiële, begint te rijpen”, zegt De Neve. “Politici beginnen ook steeds meer te beseffen dat ze met de klassieke recepten niet meer electoraal scoren en dat ze moeten inzetten op een breder maatschappelijk welzijn. Je merkt ook dat jongeren daar met een veel ruimere blik naar kijken dan de oudere generatie, die meer naar banen en geld kijkt.”
Maar het is niet omdat het bbp op de schop moet als belangrijkste graadmeter voor het beleid, dat alle financiële remmen los mogen gaan. “Budgetten blijven uiteraard van tel, maar je moet die niet verdelen om het bbp te maximaliseren, maar om de levenstevredenheid te verhogen”, zegt De Neve. Het mooie van die wellby-aanpak is dat het die keuzes mogelijk maakt in functie van de budgetten. “De bedoeling is de levenstevredenheid op te krikken op een economisch verantwoorde manier die toelaat daarin op lange termijn te blijven investeren voor toekomstige generaties.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier