Is er leven na de beurs?

Hans Brockmans
Hans Brockmans redacteur bij Trends

De koersen van onze ondernemingen zijn schromelijk ondergewaardeerd. De beurshype die ons land kende, laat heel wat ondernemers met een kater zitten. Picanol kondigde al aan zijn notering van de aandelenmarkt te halen. Trends vroeg aan een panel van corporate-financespecialisten waar de centen nu vandaan moeten komen.

In een niet zo ver verleden waren aandelen – Belgische of buitenlandse, nieuwe of oude economie – nog aantrekkelijk. De liefde is echter bekoeld. Ondernemers zitten met de handen in het haar. Hoe moeten ze de groei van hun bedrijf financieren nu de traditionele bankiers zich terugtrekken uit de passiefzijde van de balans?

Trends stelde de vraag aan zes experts in corporate finance: Philip Ghekiere, partner van de consultant The Capital Markets Company en gewezen corporate-financespecialist van het advocatenkantoor Loeff Claeys Verbeke (nu Allen & Overy); Max Jadot, managing director investment banking bij Fortis Bank; Peter Lauwers, partner van de bedrijfsadviseurs van KPMG Corporate Finance (wereldwijd de sterkste adviseur voor KMO’s op dit terrein); Peter Maenhout, directeur van de investeringsbank Petercam Securities; Koen Vanhaerents, advocaat-vennoot van het advocatenkantoor Baker & McKenzie; Eric Verbaere, partner van Verbaere, De Clercq & Partners, een corporate-financeadviseur die vooral op KMO’s mikt.

TRENDS. Hoe sterk zijn onze bedrijven ontwikkeld op het vlak van corporate finance in een internationale context?

KOEN VANHAERENTS (BAKER & McKENZIE). “Vlaanderen is pas sinds het scharnierjaar 1995 een belangrijk actieterrein voor corporate finance geworden. Dat jaar werd de Europese richtlijn voor de liberalisering van de financiële diensten van kracht. Er volgde een consolidatiebeweging bij de financiële bedrijven, maar ook in andere sectoren. Ook door de invoering van de euro werkten bedrijven aan bedrijfsfinanciering, schaalgrootte en een concurrentiestrategie in een Europese context. Er groeide een continentale aandelencultuur naar Amerikaans model. Vlaanderen dreef mee op de trend van het zoeken naar shareholders value als element in de bedrijfsstrategie.”

PHILIP GHEKIERE (CAPCO). “Er greep een radicale verandering plaats in de geesten van de ondernemers en financiers. De Belgian dentist (de kleine belegger die zijn zwart geld via Luxemburg belegde in overheidsobligaties) verdween stilaan naar de achtergrond. Er ontstond een vorm van institutioneel kapitalisme bij groepen die zich profileerden als onafhankelijke investeerders. Private equity ( nvdr – een privé-participatie in het kapitaal van een bedrijf door een externe investeerder) en andere vormen van venture capital ( nvdr – kapitaal dat in starters en groeibedrijven wordt geïnvesteerd), ook en vooral bij de GIMV, evolueerden naar een internationaal niveau.

“Aan de kant van de bedrijven die een beroep deden op dit nieuwe aanbod kwam er een enorme productiviteitsstijging – dus vraag naar kapitaal – op gang. Die is teweeggebracht door investeringen in informatica- en communicatietechnologie. Ook internet gaf hier uiteraard een impuls. Die twee bewegingen brachten de Vlaamse corporate finance in een stroomversnelling.”

Is er aan de vraagzijde geen probleem gerezen als gevolg van de recente beursval? Bleken het grenzeloze vertrouwen in de beurs en internet geen slag in het water?

GHEKIERE. “De dromen werden gecorrigeerd door de realiteit en dat is een goede zaak. Sommige ondernemers en beleggers leefden in de waan dat ze hun bedrijf in zes maanden tot volwassenheid konden brengen, alleen maar omdat ze met de modernste technologie en spitsvondige technieken andere spelers van de markt konden duwen.

“De klassieke bedrijven zijn nu aan zet. Vandaag beleven we de periode van the empire strikes back: de gevestigde multinationals zijn in staat om hun financiële kracht en hun klassieke marktpositie te gebruiken om een nieuw distributiekanaal – internet – voor een prikje in te palmen.”

Spelen corporate-financemensen niet een dubbelzinnige rol? Eerst verkopen ze zich met mooie theorieën over corporate governance en het nut van beursnoteringen. Vandaag komen ze met alternatieven om de boel op te ruimen.

GHEKIERE. “Ik zou het zo scherp niet stellen. In Vlaanderen bestaat het waanidee dat de mensen zijn bedrogen door de internethype. De Belgische ICT-sector wordt beladen met alle zonden van Israël. Maar de context is veel breder dan Brussel, Ieper en omstreken. Ook in andere landen vielen lijken uit de kast van de nieuwe economie. De Amerikaanse technologiebeurs Nasdaq kent een historisch dieptepunt. Zijn Duitse tegenhanger Neuer Markt viel als een pudding in elkaar. Het is dus een beetje wereldvreemd om te stellen dat onze investeringsbankiers een veel slechtere job hebben gedaan dan hun collega’s in de Verenigde Staten of in Duitsland.”

MAX JADOT (FORTIS BANK). “Ik wil de rol van de corporate-financeaviseurs niet minimaliseren, maar uiteindelijk realiseerden zij de link tussen vraag en aanbod. Het zijn niet de corporate finance boys die vanuit hun wereld van glamour de rest van de economie hebben doen kantelen. Dat neemt niet weg dat er fouten zijn gemaakt.”

PETER MAENHOUT (PETERCAM). “Je mag het begrip corporate finance niet beperken tot de activiteiten van de tussenpersonen. Niet de bankiers, noch de advocaten, noch de accountants zijn de hoofdactoren in de financiële economie, wél de ondernemers. Voor een ondernemer is expertise in corporate finance geen modebegrip, maar bedrijfsinanciering pur sang. Tien jaar geleden stapte een KMO voor de financiering van een project automatisch naar de bank. Nu kijkt de ondernemer verder dan zijn thuisbankier. De bovenste kant van zijn passiefzijde van de balans wordt plots even belangrijk als de onderste helft. Dat is een fundamentele gedragswijziging.”

Hoe beïnvloedt deze gewijzigde houding tegenover corporate finance de bedrijfscultuur?

JADOT. “De bedrijfscultuur is volwassen geworden. Vroeger bestond er een fundamentele afkeer om het bedrijf open te stellen voor nieuwe investeerders. Starters kijken vandaag niet alleen naar hun familie, als ze hun bedrijf willen financieren. De familiale reflex bestaat nog, maar jonge ondernemers hebben niet meer per se de bedoeling hun bedrijf vast te binden aan de kerktoren. Zeker in technologiebedrijven gaat men ervan uit dat men het kapitaal extern kan aantrekken. De Vlaamse economie spiegelt zich volledig aan het Angelsaksische model.”

ERIC VERBAERE (VERBAERE, DE CLERCQ & PARTNERS). “Het is positief dat KMO’s geleerd hebben professioneler om te gaan met corporate finance. Ze zijn hun bedrijfsprocessen beginnen te optimaliseren met het oog op de financiële markt. Ze móésten overigens wel mee, omdat ze anders in een moeilijke positie kwamen. Als een ondernemer immers niet kon of wilde inspelen op de mogelijkheden die de kapitaalmarkt bood en de concurrent deed dat wel, kwam hij in een nadelige situatie. Het zou misdadig zijn tegenover de aandeelhouders, het personeel en de klanten als hij er niet op inspeelde. En een goede corporate-financeadviseur geeft hem daarbij de instrumenten.”

PETER LAUWERS (KPMG CORPORATE FINANCE). “Ons beroep staat voor een enorme uitdaging. We gaan terug naar de essentie. Onze taak dreigde te worden gereduceerd tot die van een financiële technicus, tot dealmaker. Onze strategische rol wordt belangrijker. Wij dragen als adviseur bij tot de positionering van het bedrijf op de markt. De strategie achter de deal levert de toegevoegde waarde, niet de deal om de deal.”

Zijn de moderne technieken inzake corporate finance terug te vinden in alle sectoren?

VERBAERE. “Er ontstond wel een zekere dualiteit. Er waren bedrijven die toegang hebben tot corporate finance en goedkope financiering: start-ups, technologie- en biotechbedrijven. Maar er zijn ook meer traditionele bedrijven die op dat vlak in de kou bleven staan. De klassiekers waren niet sexy genoeg. Er is veel kapitaal in Vlaanderen, maar vind maar eens geld om een traditioneel bedrijf in een klassieke sector met een bescheiden groeipatroon te onderbouwen.”

Hoe hebben de klassieke bedrijven hierop gereageerd?

JADOT. “Klassiek, zoals het hen past: door hun eigen weg te bewandelen en zich niet te laten afleiden door de hype. Heel wat traditionele bedrijven hebben de voorbije jaren uitstekend gepresteerd in de schaduw van de nieuwe economie. Eigenlijk hadden ze amper extern advies nodig. Hun kaspositie was zo sterk dat ze op eigen kracht – rustig, zonder sensationele berichten – de voorbije vijf jaar zijn uitgegroeid tot wereldspelers in hun niche. De Bekaerts en de Koramics van deze wereld hebben de voorbije jaren wel degelijk een financiering gevonden op basis van een zeer aantrekkelijke kasstroom.”

VANHAERENTS. “Na de consolidatiefase in de ICT- en de financiële sector stel ik vast dat er een inhaalbeweging in andere sectoren aan de gang is. Ook de logistieke ondernemingen en de voeding – toch domeinen waar onze ondernemers traditioneel erg sterk staan – evolueren volop. De expertise van de corporate-financeadviseurs richt zich meer en meer op deze ondernemingen.”

GHEKIERE. “Nu is er weer een tendens naar value investing. Traditionele parameters als cashflow, sterke activa op de balans, hoge intrinsieke waarderingen en dergelijke worden weer interessant.”

JADOT. “Die bedrijven hebben wel een ander ernstig probleem. In hun aandeelhoudersstructuur zitten naast de families traditioneel ook institutionele beleggers. Dat waren Belgische verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen. Met het opengooien van de financiële markten zijn die Belgische groepen echter op zoek naar internationale projecten en bouwen ze hun lokale investeringen af. Hun plaats wordt voorlopig niet ingenomen door multinationale spelers. Die hebben immers weinig interesse voor de kleine of middelgrote Vlaamse aandelen, die welig tieren op de Euronext. Bovendien vrezen ze het gebrek aan liquiditeit.

“Díe bedrijven, dus, moeten oppassen. Ze moeten uiteraard blijven groeien, maar de corporate governance moet worden verbeterd: een open communicatie naar die fondsen is van belang. Ze moeten hun plaats bevechten in de sectorindices van de analisten en voldoende input geven om ook vergeleken te kunnen worden. Dat is een werk van enkele jaren.”

Picanol verklaarde onlangs dat het eventueel zijn beursnotering ongedaan wil maken. Het begin van een trend?

VANHAERENTS. “Vandaag zijn er inderdaad veel bedrijven op Euronext genoteerd die er gewoon niet thuishoren. Ze zullen er dan ook wegtrekken onder druk van de markt. Dat wordt een van de tendensen in de volgende jaren.”

MAENHOUT. “Een notering is geen doel op zich, maar een financieringsmiddel als een ander. Het kan geschikt zijn in een bepaalde fase van het leven van een onderneming, maar in een andere fase werkt het gewoon niet. Dan moet je daar de conclusie uit durven trekken. Een ondernemer moet geen beursgang organiseren voor de kick van de beurskoersen.”

Is er voldoende privé-kapitaal aanwezig om het wegtrekken van de beurs te financieren en de bedrijven in hun groei te ondersteunen?

JADOT. “Zeker en vast. Er is private equity in alle mogelijke vormen. Technologie- en biotechfondsen, buy-outfondsen… Ze zijn amper te tellen.”

VANHAERENTS. “Het nadeel van zo’n private-equitypartner is het feit dat hij maximaal zes of zeven jaar in het bedrijf blijft. Publiek kapitaal daarentegen blijft aanwezig, wat er ook gebeurt. De beurs heeft dus zijn voordelen. Het is niet omdat er een aantal ongelukken zijn gebeurd dat het negatieve gevoel voor eeuwig zal blijven.”

MAENHOUT. “Wat de ondersteuning van de groei van ondernemingen betreft, zijn we in een nieuw tijdperk terechtgekomen. Ik denk dat de bedrijven de volgende jaren zullen worden gestuurd door de houding van de kredietverschaffers. De risicopremies die worden aangerekend voor klassieke bedrijfskredieten zullen stijgen. De Belgische commerciële bankiers laten zich leiden door een internationale inhaalbeweging, waarbij de risicopremies worden afgestemd op de internationale standaarden. Dat heeft tot gevolg dat het klassieke bancaire krediet, dat vroeger een enorme reikwijdte had, aan belang zal inboeten. Het zal worden vervangen door tussenvormen, zoals private en genoteerde leningen, quasi-kapitaal en private equity.”

JADOT. “Ik volg die analyse volledig. De banken – ook de onze – zullen strenger worden. De marges neigen naar het internationale niveau. Ik geloof dus ook in de groei van alternatieve kanalen, zeker de euro-obligaties. Er is nog werk aan de winkel voor de corporate-financeadviseurs.”

Hans Brockmans

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content