Investeringsaftrek: ook voor de woning van de vennootschap?

Een woning die door een vennootschap gedeeltelijk ter beschikking van haar bedrijfsleider wordt gesteld, moet minstens voor het overige gedeelte ook in aanmerking kunnen komen voor de investeringsaftrek.

De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.

De investeringsaftrek is een fiscale maatregel waardoor zelfstandigen (natuurlijke personen) en vennootschappen een bepaald percentage van de investeringen die zij doen, mogen aftrekken van hun fiscaal resultaat. De hoogte van dat percentage is afhankelijk van de soort investering.

In vergelijking met vorig jaar zijn deze percentages niet gewijzigd. Bij octrooien, energiebesparende investeringen, of milieuvriendelijke investeringen in onderzoek en ontwikkeling bedraagt het percentage nog steeds 13,5 %. Hetzelfde geldt voor investeringen in beveiliging.

KMO. Maar wat dit laatste betreft, moet rekening gehouden worden met de persoon die de investeringen doet. De investeringsaftrek voor investeringen in veiligheid geldt slechts voorzover ze gedaan worden door zelfstandigen (natuurlijke personen) of door vennootschappen die de aard van KMO-vennootschap hebben.

Grote vennootschappen zijn van deze laatste investeringsaftrek uitgesloten, net zoals zij ook voor hun gewone investeringen geen investeringsaftrek kunnen genieten.

Bij zelfstandigen (natuurlijke personen) bedraagt het percentage van de investeringsaftrek voor hun gewone investeringen 3,5 %. Bij KMO-vennootschappen is dat 3 % (met dien verstande dat zij ten aanzien van hun gewone investeringen slechts recht hebben op de investeringsaftrek in de mate dat die investeringen niet hoger zijn dan 6.908.000 euro).

Pro memorie: onder een KMO-vennootschap wordt in dit verband verstaan, een binnenlandse vennootschap waarvan de aandelen voor meer dan de helft toebehoren aan een of meer natuurlijke personen die de meerderheid van het stemrecht vertegenwoordigen, en die geen deel uitmaakt van een groep waartoe een erkend coördinatiecentrum behoort.

Gemengd gebruik. De investeringsaftrek is daarnaast nog aan tal van andere toepassingsvoorwaarden onderworpen. Zo is onder meer vereist dat de investering slaat op nieuwe activa; en dat het gaat om vaste activa waarvan de afschrijving over ten minste drie jaar is gespreid.

Vereist is ook dat de activa uitsluitend voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt. Die laatste voorwaarde heeft in de praktijk aanleiding gegeven tot tal van discussies. Neem bijvoorbeeld een dokter of een notaris die een woning bouwt en haar gedeeltelijk voor privé- en gedeeltelijk voor beroepsdoeleinden bestemt. De woning kent dus een gemengd gebruik.

In het verleden is de administratie er altijd van uitgegaan dat voor zo’n woning geen investeringsaftrek kan worden toegepast. Het gaat immers om een vast actiefbestanddeel dat niet uitsluitend voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheid wordt gebruikt. Althans niet als men de woning in haar geheel beschouwt.

In de rechtspraak is daarentegen bij herhaling aangenomen dat men een dergelijke woning niet noodzakelijk in haar geheel, per kadastraal perceel, in aanmerking moet nemen; maar dat men moet kijken naar de gedeelten die een duidelijk afgescheiden geheel vormen. En dus, dat de investeringsaftrek wel kan worden toegepast voor die lokalen die uitsluitend voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt. Denk bijvoorbeeld aan de wachtkamer, of aan het eigenlijke dokters- of notariskabinet.

Zoals al eerder vermeld, heeft de administratie zich enkele maanden geleden bij deze rechtspraak neergelegd. Zij aanvaardt nu ook dat de investeringsaftrek van toepassing kan zijn voor lokalen of ruimten waarvan ontegensprekelijk blijkt dat zij voor de uitoefening van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt en duidelijk afgescheiden zijn van de privé-lokalen of -ruimten van de belastingplichtige.

Vennootschap. De versoepeling van het administratieve standpunt geldt voor de situaties waarin belastingplichtigen (dokters, advocaten, notarissen, handelaars enzovoort) een woning gemengd gebruiken.

Zij heeft op het eerste gezicht geen betrekking op de situatie waarin een KMO-vennootschap een woning heeft gebouwd, die woning bijvoorbeeld gedeeltelijk gebruikt voor kantoordoeleinden en haar voor het overige ter beschikking stelt van haar bedrijfsleider.

Bekeken door de bril van de vennootschap is er geen gemengd gebruik. De aanwending als kantoorruimte én de verhuur aan de bedrijfsleider kaderen binnen de uitoefening van de beroepswerkzaamheid van de vennootschap. De woning wordt dus uitsluitend voor beroepsdoeleinden aangewend, en bijgevolg is de investeringsaftrek op het eerste gezicht op het geheel van toepassing.

Maar dat is buiten de waard gerekend. De wet zegt ook dat de investeringsaftrek uitgesloten is ten aanzien van vaste activa die in bepaalde omstandigheden worden verhuurd. Dus toch geen investeringsaftrek?

Niet noodzakelijk. Het Hof van Cassatie oordeelde enkele jaren geleden dat de investeringsaftrek niet per definitie uitgesloten is bij verhuur aan particulieren. De rechtbank van eerste aanleg in Brussel heeft bovendien een kleine maand geleden beslist dat de beoordeling van de aanwending van de woning ook hier niet voor het geheel moet gebeuren, maar wel per duidelijk afgescheiden gedeelte. De investeringsaftrek kan dus in het slechtste geval uitgesloten zijn ten aanzien van het gedeelte dat verhuurd wordt aan de bedrijfsleider. Niet voor de rest (Rb. Brussel, 25 maart 2004).

Jan Van Dyck

De beoordeling moet per duidelijk afzonderlijk aangewend lokaal gebeuren.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content