Impact strengere autofiscaliteit blijft beperkt

Ik kom nog even terug op de verzwaring van de autofiscaliteit. Vanaf 1 april 2008 is de aftrek van autokosten in de vennootschapsbelasting afhankelijk van de CO2-uitstoot van de wagen. Weliswaar is deze regeling al een jaar geleden ingevoerd, maar tot eind maart van dit jaar is zij enkel van toepassing op nieuwe wagens. Vanaf 1 april geldt zij in het algemeen. Dus ook voor wagens die al jaren geleden in gebruik werden genomen. De manier waarop de wagen verworven werd (eigendom, huur, leasing) speelt geen rol.

Tot nu toe was de aftrek van autokosten in het algemeen beperkt tot 75 % (brandstofkosten niet inbegrepen). Dat percentage varieert voortaan.

De beperking tot 75 % geldt nog slechts voor wagens met een CO2-uitstoot die net onder het gemiddelde blijft. Bij een hogere uitstoot daalt het percentage naar 70 % of zelfs 60 %. Bij wagens die beduidend ‘properder’ zijn, stijgt het percentage dan weer naar 80 % en maximaal 90 %.

Zoals gezegd, geldt de nieuwe regeling enkel in de sfeer van de vennootschapsbelasting. Eerst was de indruk gewekt, dat de regeling enkel van toepassing zou zijn ten aanzien van ‘bedrijfswagens’. Dat zijn wagens die een vennootschap ter beschikking stelt van bedrijfsleiders, kaderleden, enzovoort, en waarmee ook privéverplaatsingen gebeuren. Maar van zo’n beperking is in de tekst van de wet niets terug te vinden. De nieuwe regeling geldt dus voor alle wagens van vennootschappen, ongeacht waarvoor ze worden gebruikt.

Opvallend is dat de impact van de nieuwe regeling ten aanzien van ‘bedrijfswagens’ al bij al beperkt blijft. Dat heeft te maken met de combinatie van de aftrekbeperking en de regeling inzake voordelen van alle aard.

Als een vennootschap een bedrijfswagen ter beschikking stelt van iemand die daar ook privéverplaatsingen (inclusief verplaatsingen van het woon-werkverkeer) mee mag doen, dan geniet de betrokkene een belastbaar ‘voordeel van alle aard’. De omvang van het voordeel wordt berekend door het aantal privékilometers (inclusief woon-werkverkeer) te vermenigvuldigen met een forfaitaire kilometerprijs die afhankelijk is van de fiscale pk van de wagen. Om u een idee te geven: bij een wagen van 10 pk is het geïndexeerde bedrag van de kilometerprijs vandaag 0,3169 euro. Een wagen van 10 pk waarmee bijvoorbeeld 10.000 privékilometers worden gereden, leidt dus in principe tot een belastbaar voordeel van 3169 euro.

Tot daar de theorie. Men weet immers dat in de praktijk wordt toegestaan dat het voordeel van alle aard berekend wordt op basis van een forfaitair aantal en niet op basis van het werkelijk aantal gereden privékilometers. Het forfaitair aantal bedraagt 5000 kilometer als de afstand tussen de woonplaats en de vaste plaats van tewerkstelling niet meer bedraagt dan 25 kilometer (enkele rit). En 7500 als diezelfde afstand groter is dan 25 kilometer.

Of stel dat in het aangehaalde voorbeeld de persoon in kwestie op minder dan 25 kilometer van zijn vaste werkplaats woont en in werkelijkheid 10.000 privékilometers rijdt: zijn belastbaar voordeel halveert dan. Want hij moet geen rekening houden met het werkelijke aantal privékilometers (10.000), maar slechts met de helft (5000).

Terug naar de aftrekbeperking van de autokosten. Toen de wetgever jaren geleden de algemene aftrekbeperking van 75 % voor autokosten invoerde, heeft de belastingadministratie van meet af aan aanvaard, dat deze beperking niet moet worden toegepast, als en in de mate tegenover deze kosten een te belasten voordeel van alle aard staat (in hoofde van de genieter van het voordeel). Dat is logisch. Als de vennootschap een bezoldiging ‘in geld’ uitkeert, dan is die uiteraard in hoofde van de vennootschap volledig als beroepskost aftrekbaar. Het is dan ook niet meer dan normaal dat hetzelfde geldt als de bezoldiging niet ‘in geld’ maar wel ‘in natura’, in de vorm van een bedrijfswagen wordt toegekend.

Deze regeling heeft tot gevolg, dat de verzwaring van de autofiscaliteit bij bedrijfswagens enigszins getemperd wordt. Bij meer vervuilende wagens daalt weliswaar het aftrekpercentage van 75 % naar 70 % of zelfs 60 %. Maar nog steeds moet de aftrekbeperking niet worden toegepast als en in de mate tegenover de autokosten een belastbaar voordeel van alle aard staat. Een daling van het aftrekpercentage blijft bijgevolg in dezelfde mate zonder effect.

In de praktijk heeft men zich afgevraagd, of hetzelfde ook geldt als de genieter van het voordeel een geldelijke tussenkomst moet betalen. Moet de aftrekbeperking in dat geval ook niet worden toegepast op het gedeelte van de kosten waartegenover de geldelijke tussenkomst staat? Een paar jaar geleden liet de minister van Financiën weten dat dit volgens hem niet het geval is. Maar er bestaan sterke argumenten om aan die opvatting te twijfelen. Allicht zal de rechtspraak uitkomst moeten bieden. In minstens twee gevallen zijn betwistingen hangende voor de hoven en rechtbanken. (T)

DE AUTEUR IS ADVOCAAT EN HOOFDREDACTEUR VAN FISCOLOOG.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content