“Ik wil niet medeplichtig zijn aan schuldig verzuim”

Erik Bruyland Erik Bruyland is senior writer bij Trends.

Onder grote media-aandacht werd op 27 juni in Congo de koper- en kobaltmijn van Kamoto opnieuw in gebruik genomen. Robert Crem, de gewezen Belgische topman van het Congolese staatsmijnbedrijf Gécamines, heeft de grootste twijfels over de manier waarop sommige belangrijke mijnen worden aangepakt. “De kans is groot dat men het belangrijkste mijngoedpatrimonium ter wereld verknoeit.”

Een bericht op de voorpagina van een Belgische krant, 7 augustus 1983: “Aan het hoofd van la Générale des carrières et des mines staat de Belg Robert Crem (51), burgerlijk ingenieur Mijnbouwkunde. Hij liet aan de Belgische delegatie klaar en duidelijk verstaan dat Gécamines van plan is ter plaatse meer koper te gaan raffineren.” Die stoutmoedige uitspraak – Crem verhulde niet dat de raffinage van Congolees koper en kobalt in België 30 % duurder uitviel dan de internationale concurrentie – kostte Crem een jaar later zijn baan.

Tot vandaag uitgespuwd door het Belgische establishment, blijft Robert Crem (74), meer dan twintig jaar na zijn afzetting door de toenmalige Generale Maatschappij van België, een morele autoriteit in Congo. Met ontzag wordt daar gerefereerd aan de man die de Generale ertoe dwong de zeer gunstige akkoorden die ze bedongen had na de nationalisatie van Union Minière du Haut Katanga, voorganger van Gécamines, te herzien in het voordeel van Congo.

Robert Crem behoort tot de zeldzame soort Belgen die de belangen van de Congolezen mee in rekening bracht. Na jaren van stilzwijgen, gevolgd door discrete brieven aan de Wereldbank, de Congolese president en de Belgische overheid, verheft hij zijn stem “omdat men geen lessen heeft getrokken uit het verleden,” zegt hij, “erger, men heeft het recht niet de belangrijkste mijnreserves ter wereld te verknoeien. De wereld zal die mineralen nodig hebben en voor Congo zijn ze de garantie bij uitstek om de heropbouw te kunnen financieren.”

ROBERT CREM. “De Wereldbank heeft de privatisering ingezet. Terecht: de Congolese staat heeft noch de financiële middelen, noch de nodige managamentcapaciteiten voor de uitbating van zijn mijnreserves. Een dergelijke privatisering dient echter in het belang van Congo te zijn, en van zijn privépartners. De huidige privatisering, door een niet-verkozen overgangsregering, is niet doorzichtig en spekt alleen maar privéfortuinen. Ik kan als gewezen professor Mijnbouwkunde in België en Congo niet passief toezien hoe de belangrijkste mijndeposito’s ter wereld verknoeid dreigen te worden – mijnrijkdommen die niet vernieuwbaar zijn en die Congo maar ook de rest van de wereld nodig heeft. De vraag naar dergelijke grondstoffen zal in de toekomst alleen maar groter worden.”

Alle belangrijke mijnconcessies in Katanga werden de jongste jaren in sneltempo verdeeld.

CREM. “Men is bezig mijnreserves aan te boren zonder enig besef van wat je de ‘economische mijnhuishouding’ zou kunnen noemen: de manier waarop je dit professioneel en zo rationeel mogelijk op een langere termijn moet plannen en realiseren. Men heeft Gécamines vol- strekt willekeurig opgedeeld, zonder rekening te houden met de geologische karakteristieken van ertsen waarvoor telkens een aangepaste metallurgische behandeling vereist is. Mijnconcessies werden niet op grond van technische criteria toegewezen, maar in twijfelachtige omstandigheden. Aan operatoren die daarvoor niet de technologische en financiële capaciteit in huis hebben.”

Na een aanslepende procedure van meer dan twee jaar werd de Wereldbank voor een voldongen feit geplaatst. Bestaande contracten nu herzien, zou potentiële investeerders in Congo wegjagen?

CREM. “Resultaat: de Wereldbank financiert een herschikte managementploeg die niet conform is met de initiële openbare aanbesteding. Maar een herziening van onbillijke contracten is perfect mogelijk, zonder bonafide investeerders weg te jagen. Ik heb immers zelf in 1983 het project van het Frans-Japanse consortium SMTF voor de uitbating van mijndeposito’s van Tenke-Fungurume aangeklaagd. Dat ontketende geen storm. De majors ( nvdr – de grote mijnconcerns) hebben zich uit Congo teruggetrokken, behalve Phelps Dodge, dat de mijnreserves van Tenke-Fungurume verwierf. Dat zijn nota bene de belangrijkste nog onontgonnen koper- en kobaltreserves ter wereld. Het gaat hier over een potentiële waarde van 160 miljard euro, waarvoor Phelps Dodge amper 12 miljoen euro zou neergeteld hebben. De echte cijfers kunnen enigszins verschillen, omdat er zo weinig transparantie is, maar de disproportie is reëel en niet te rechtvaardigen.

“Niet alleen Tenke-Fungurume, alle lopende contracten moeten worden opgeschort en door een onafhankelijke, competente instantie herbekeken worden, gewikt en gewogen vanuit juridisch, technisch, financieel en fiscaal oogpunt. Wie die test doorstaat, kan doorgaan. In het andere geval dient een internationale aanbesteding nieuwe bekwame partners aan te brengen. Voor dergelijke mijndeposito’s komt echter alleen een handvol internationale majors in aanmerking voor een shortlist. Ik stel voor dat alle majors door Congo worden opgeroepen om een mijn- en metaalaandeelhouderschap in Centraal-Afrika in het leven te roepen dat overkoepeld wordt door een Congolese holding.”

Wat motiveert u om de situatie in de Congolese mijnsector te blijven volgen?

CREM. “Mijn professionele achtergrond. Ik kan niet passief toekijken hoe een stuk werelderfgoed wordt verwoest. Veertig jaar heb ik doorgebracht in de non-ferro-industrie, vooral in Katanga, ik heb daar alle niveaus van de hiërarchie doorlopen. Gécamines was de vierde producent ter wereld voor koper en nummer één in de wereld voor kobalt. Dat potentieel bestaat nog altijd en ik ben goed geplaatst om luid te roepen dat wat nu gebeurt, een regelrechte catastrofe is. Het is alsof men zou toestaan dat oliereserves verknald zouden worden door de uitbating toe te vertrouwen aan traders. Ik ben dan ook uiterst verbaasd over het stilzwijgen van de internationale gemeenschap, België op kop. Ik doe niet mee aan schuldig verzuim.”

Gécamines is maar een schroothoop, alleen privépartners kunnen die ertsen bovenhalen en verwerken.

CREM. “Dat klopt, Gécamines heeft goede mijnkompels en nog bekwame kaderleden, maar de onderneming ligt al vijftien jaar op apegapen. Ze moet dus door een fase van internationaal management, maar onder staatsbeheer. In 1978 legde de Wereldbank duidelijke voorwaarden op om een einde te maken aan interventies van de politieke macht. In die context heb ik toen de herstructurering aangevat. Ik had met president Moboetoe heel duidelijke afspraken en een mechanisme uitgewerkt dat een doordruk was van les Fonds spéciaux de la République française. Dat systeem heeft enkele maanden gewerkt, maar stoorde nogal wat volk, zowel in het toenmalige Zaïre als daarbuiten. Omdat ik een einde had gemaakt aan het soort copinage waar men ook in ons land nogal van houdt. Ik had alle internationale akkoorden opnieuw genegotieerd.

“Men heeft mij in 1984 gedestabiliseerd, omdat ik internationale financiële belangen bij de commercialisering van Zaïrese grondstoffen dwarsboomde. Dat was dan ook de reden waarom men een succesvolle herstructurering van Gécamines – we zaten toen aan jaarlijks 470.000 ton koper en 17.000 ton kobalt – kapotgemaakt heeft. Ik heb Congo zijn economische onafhankelijkheid gegeven, men keerde liever terug naar niet-professioneel affairisme. Gécamines kreeg bewust de doodsteek. En nu gaat men nóg verder met de vernietiging van de ertsreserves waarop de mijnindustrie van Katanga heropgebouwd kan worden” (zie kader: Hoe Belgische belangen Congo tegenwerkten).

Onder toezicht van de Wereldbank werd een nieuwe mijnwet ingevoerd die een correcte uitbating moest garanderen.

CREM. “De nieuwe mijncode werd ingefluisterd door de betrokken mijnoperatoren. Die wetgeving is als het ware op maat gesneden om hun geprivilegieerde positie veilig te stellen. Deze mijnwet is niet coherent en niet compatibel met een gezonde toewijzing van concessies, uitbating en controle op de export. Bijsturing is nodig.”

Deze week werd de uitbating hervat van de ondergrondse mijn van Kamoto, samen met de openluchtmijnen van Kolwezi de belangrijkste mijnen van Gécamines. Goed nieuws?

CREM. “Het heropstarten van de ondergrondse mijn van Kamoto vereist uitzonderlijk technisch professionalisme. Zowel de openluchtmijn als de ondergrondse zijn al jaren ondergelopen. Dat water wegpompen is een delicate operatie. Ik betwijfel of de betrokken ondernemingen ( nvdrKatanga Mining Ltd, vroeger Kinross-Forrest) die competentie bezitten. Na lezing van hun haalbaarheidsstudies ben ik er niet van overtuigd dat de stabilisatie van de ondergelopen mijn voldoende aandacht kreeg. Ik geef hier mijn persoonlijke overtuiging, experts zouden daarover uitsluitsel moeten geven. Want als er straks met die belangrijke mijnen iets verkeerd zou gaan, zal Congo de rekening betalen.

“Het wordt hoog tijd om alle lopende contracten door een onafhankelijke instantie met de nodige expertise en neutraliteit grondig tegen het licht te houden. Als zou blijken dat de betrokken mijngroepen competent zijn en op een billijke manier de staatskas spekken, is er niets aan de hand. Maar de onzekerheid is groot omdat zoveel in het duister werd beklonken. De internationale financiële instellingen en de zogenaamde ‘bevriende’ landen van Congo dragen een grote verantwoordelijkheid. In afwachting van een solide en professionele aanpak van de mijnbouw in Katanga dienen zij zekerheid te bieden voor de toekomst. Als de betrokken bedrijven te goeder trouw zijn, kunnen ze hier ongetwijfeld mee instemmen.”

Erik Bruyland

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content