“Ik geef de strijd tegen de opwarming weinig slaagkansen”

“België heeft er alle belang bij om zo lang mogelijk vol te houden dat het de kerncentrales zal sluiten – dan krijgt het meer emissierechten van de Europese Commissie. Zodra de rechten binnen zijn, kan België beslissen de centrales toch langer open te houden.” Dat zegt Stef Proost, gereputeerd milieueconoom van de KU Leuven.

Premier Guy Verhofstadt (Open VLD) opent op 2 april in Brussel de achtste vergadering van de IPCC-werkgroep (International Panel on Climate Change) over de mogelijke maatregelen tegen de klimaatverandering. Europa wil de uitstoot van broeikasgassen met 20 % verminderen. Hoe geloofwaardig is deze nobele geste in de strijd tegen de opwarming van de aarde, zolang de rest van de planeet afwachtend toekijkt? We gingen bij Stef Proost, milieueconoom aan de KU Leuven, op zoek naar antwoorden.

Het raam van Proosts kantoor staat gedurende het hele interview wagenwijd open; een voorafje op het nieuwe klimaat dat de komende generaties te wachten staat. Want de toenemende uitstoot van broeikasgassen warmt de aarde op – voor die zekerheid zorgen natuurkundige wetmatigheden. Daar eindigt de eensgezindheid. Voor de rest is er discussie en onzekerheid over hoe groot de potentiële schade kan oplopen. Over hoe zwaar de inspanningen moeten zijn om de opwarming te counteren. En vooral over wie daar moet voor opdraaien. Het zal de wereld nog jaren milieuconferenties vergen om dit globale klimaatexperiment in de hand houden. De Europese Unie wil intussen het goede voorbeeld geven en heeft zich net voorgenomen om tegen 2020 de uitstoot met 20 % te verminderen. Nobel gedrag of poging tot economische zelfmoord?

Bent u tevreden met het klimaatafspraken die de recente Europese top bereikte?

PROOST: “Ik sta ervan te kijken dat er actie wordt ondernomen tegen de opwarming. Het is een groot succes dat Europa zich engageert om zijn uitstoot tegen 2020 met 20 % te beperken. Dit is een gevolg van een bewustwordingsproces dat in golven verloopt. Telkens een ramp of evenement de massamedia haalt – zoals met The Inconvenient Truth van Al Gore – schieten de politici in actie. In die zin lijkt de strijd tegen klimaatverandering op ontwikkelingshulp. Je oogst soms veel goodwill, die dan weer snel verdwijnt. Want emissiereductie kost veel geld, terwijl de baten in een verre toekomst liggen. Bovendien verwacht ik dat heel wat landen die effectieve klimaatschade ondervinden, hun inspanningen zullen verleggen naar schadebeheersing, zoals een verhoging van de dijken.”

U komt dicht bij de negationisten, die ontkennen dat er een probleem is.

PROOST: “Dat is wat anders. Ik ben geen negationist (lacht). Ik geloof dat de opwarming bezig is. En die opwarming zal de wereld schade berokkenen. Hoe groot die schade zal zijn, daar kan je over redetwisten. De wetenschap over de klimaatschade staat in de kinderschoenen. Wellicht moeten er inspanningen gebeuren om de opwarming te counteren, maar de grote vraag is of je die inspanningen internationaal kan afdwingen.”

Maar u bent toch wel fatalistisch. U twijfelt of de internationale samenwerking op de been kan worden gebracht om de opwarming aan te pakken?

PROOST: “Neen, ik ben ook geen fatalist (lacht). Ik ben een realist. We moeten goed beseffen dat we ten eerste de baten van de huidige inspanningen pas over dertig jaar zullen zien omwille van de thermische inertie van de oceanen. Ten tweede zullen die baten voor de wereld als geheel zijn. Daarmee bedoel ik dat we in eigen land nauwelijks een return gaan boeken voor de geleverde inspanningen. Voor elke euro die België investeert in de strijd tegen de klimaatverandering, komt 99,5 % ten goede aan de rest van de wereld. Laat ons realistisch zijn: die verhouding is niet erg motiverend. In feite heeft iedereen er belang bij om veel inspanningen te beloven, maar in de realiteit weinig te doen, in de hoop dat de andere landen de kastanjes uit het vuur zullen halen. Ook binnen Europa is dat spelletje bezig. Elke lidstaat wil zoveel mogelijk emissierechten bemachtigen. Zo heeft België er alle belang bij om zo lang mogelijk vol te houden dat het de kerncentrales zal sluiten – dan krijgt het meer emissierechten van de Europese Commissie. Zodra de rechten binnen zijn, kan België beslissen de centrales toch langer open te houden.

Eigenlijk heb je alles tegen. De beperking van CO2-emissies is het moeilijkste thema voor internationale samenwerking, dat je maar kan bedenken. Daarom ben ik pessimistisch over de slaagkansen. De kans dat er een internationaal akkoord – waar alle werelddelen aan deelnemen – uit de bus komt, is relatief beperkt. Dan zal het kalf verdronken zijn, waardoor we grote uitgaven zullen moeten doen om de schade te beperken.”

Zijn de Europese en Belgische inspanningen dan zinloos en investeren we niet beter in andere prioriteiten?

PROOST: “Dat is nog een ander verhaal. Als land alleen is het vanuit een kosten-batenanalyse verantwoord om een beperkte inspanning te doen. Maar die lokale optimale inspanning is veel te klein om de schade op wereldniveau aan te pakken. Als klein land heeft België daarom alles te winnen bij een grote, collectieve inspanning. Europa kan daarom niet anders dan het goede voorbeeld geven, wil het ooit de rest van de wereld over de brug krijgen om ook inspanningen te leveren. Maar daar is onderhandelingstalent voor nodig. Daarom zouden we beter veel investeren in milieudiplomatie. Als we de grote landen kunnen overtuigen iets aan het broeikaseffect te doen, halen we daar relatief gezien veel meer voordeel uit. Maar er bestaat geen globale milieupolitie die landen kan dwingen om een inspanning te leveren. Zelfs het Kyotoprotocol kan dat niet. Veel landen hebben deze vrijwillige overeenkomst getekend, maar zullen in de praktijk zo weinig mogelijk moeite doen. En zolang de Verenigde Staten en China niet op de kar springen, zie ik Europa zijn nieuwe beloftes niet waarmaken.

De wereld is er toch in geslaagd om via een internationaal akkoord de Cfk’s te bannen die de ozonlaag aantastten?

PROOST: “Dat akkoord heeft wellicht alleen bereikt wat de afzonderlijke landen toch van plan waren te doen, ook zonder akkoord. Maar het staat natuurlijk goed om een internationaal akkoord te verkopen: kijk wij doen ons best, wij zorgen voor het milieu in de wereld. Het grote verschil met CO2 is dat cfk’s bijna onmiddellijk schade veroorzaken. Een aftakelende ozonlaag doet bijvoorbeeld in Australië het aantal mensen met huidkanker vrijwel meteen toenemen. Je kan die schade meteen zien, terwijl we de vruchten van de huidige inspanningen om de CO2-emissies te verminderen pas over dertig jaar zullen plukken. Daarom is de reductie van de cfk-uitstoot veel gemakkelijker te organiseren dan de vermindering van CO2-uitstoot. De cfk’s reduceren was ook vrij goedkoop omdat er een substituut beschikbaar was, wat voor fossiele energie veel minder het geval is. De Belgische delegatie, met Jean-Luc Dehaene en Miet Smet, heeft al in ’92, op de klimaatconferentie van Rio, dure beloftes gezworen, zonder op dat moment goed te beseffen dat het niet zo eenvoudig zou zijn. En België heeft sindsdien niet veel gedaan, ondanks alle goede intenties.”

Er worden intussen weer driftig nieuwe plannen gesmeed om de CO2-uitstoot te beperken.

PROOST: “De planmakers struikelen over elkaar. Maar hoe ga je die inspanningen politiek verkopen? Je kan de film van Al Gore elke week laten zien, maar na een tijd zeggen de mensen: potverdorie, waarom moet ik voor de kosten opdraaien, terwijl ik er nauwelijks wat aan verdien en andere landen niet meedoen? Ik geloof dat het goed is om meer inspanningen te doen voor het milieu, maar laat ons realistisch blijven over de te nemen maatregelen. Zoniet verliest het beleid een pak geloofwaardigheid.”

Wat vindt u van het huidige regeringsbeleid in de strijd tegen het broeikaseffect?

PROOST: “Het Belgische klimaatplan kenmerkt zich door een massale mix van maatregelen die niet coherent zijn. Het complexe beleid mist doeltreffendheid. Integendeel, de kostprijs ligt hoog en het milieu wordt er niet beter van.”

Wat moet de overheid dan doen?

PROOST: “Als je de uitstoot van CO2 wilt verminderen, bestaan er twee marktconforme opties. Ofwel leg je emissiequota op, gekoppeld aan een systeem van verhandelbare emissierechten. Ofwel voer je een heffing op de emissies in. Zo wordt de milieuschade in de prijs mee verrekend. Persoonlijk geef ik de voorkeur aan een fiscale heffing in functie van de emissies, liefst op internationaal vlak. Jammer genoeg heeft de Europese Commissie dit voorstel van een algemene CO2-taks vorig decennium vervangen door een systeem van verhandelbare emissierechten. Maar de verdeling van de quota is arbitrair, wat tot een continu getouwtrek leidt tussen alle vervuilers. Een CO2-belasting heeft drie voordelen: ze vermijdt het gevecht om de emissierechten, de opbrengst laat toe om andere verstorende arbeidsbelastingen te verminderen en ze maakt het mogelijk om de inspanningen beter af te stemmen op de schade.

Het bedrijfsleven schreeuwt moord en brand bij de gedachte aan een bijkomende milieubelasting. Zo dreigde in 2001 de Antwerpse chemie naar het buitenland te verhuizen mocht de regering ooit een CO2-taks invoeren?

PROOST: “Het is een groot misverstand dat een extra heffing de concurrentiepositie van de Belgische ondernemingen zou ondermijnen. Uiteindelijk rekenen ze deze taks gewoon door aan de consument, juist zoals ze dat doen met de kostprijs van emissierechten. Natuurlijk geeft het bedrijfsleven de voorkeur aan een systeem van emissierechten. Dat kost hen minder, want heel wat bedrijven krijgen gratis de nodige rechten. Dit is een publiek geschenk aan de vervuilers. Een CO2-taks pakt de milieuschade wél aan en bevordert de tewerkstelling op voorwaarde dat je de inkomsten gebruikt om de welvaartsvernietigende belasting op arbeid te verminderen.”

Je kunt toch niet concurrentievervalsing ontkennen van buitenlandse producten, die geen rekening houden met het milieu?

PROOST: “Juist. Maar je kunt toch gemakkelijk het gebruik van schadelijke producten verbieden. Daarnaast bestaat de mogelijkheid om een speciale CO2-taks te heffen op invoer uit landen die het Kyotoprotocol niet ondertekend hebben.”

U staat dus achter de verschuiving van belastingen op arbeid naar milieu, zoals premier Guy Verhofstadt (Open VLD) voorstelt?

PROOST: “Ja, maar in de praktijk is van zijn plannen nog niet veel in huis gekomen, uitgezonderd de ecotaks op drankverpakkingen. Zo moedigt de Belgische overheid op fiscaal vlak zelfs het gebruik van dieselwagens aan – nochtans één van de grote vervuilers in de samenleving. Die maatregel heb ik nooit begrepen. Daarnaast stelt de regering tal van subsidies en fiscale aftrekken ter beschikking van energiebesparende belastingbetalers. Zelfs de specialisten zien het bos niet meer door de bomen. Bovendien functioneert het ministerie van Financiën, dat al deze dossiers moet coördineren, niet goed.”

Een rapport van het Planbureau ziet maar een kleine kostprijs om tegen 2020, in vergelijking met 1990, de uitstoot met 20 % te verminderen.

PROOST: “Dat rapport heeft de kosten onderschat. Tot 2020 is het nog relatief gemakkelijk omdat je voor dat jaar maar twee kleine kerncentrales sluit van minder dan 500 MW. De grote inspanning komt na 2020, als de grotere kerncentrales zouden dichtgaan. Vanaf 2020 maakt het Planbureau een ander soort berekening: het somt de maatregelen op die nodig zijn om de reductie te halen, maar het heeft de kostprijs van deze maatregelen niet berekend. Het zal een pak geld kosten.”

Bent u het eens met de Commissie-D’haeseleer, die de regering adviseert om af te zien van de uitstap uit kernenergie?

PROOST: “Volkomen eens, ik ben lid van die commissie (lacht). De CO2-doelstellingen en het uitstapscenario zijn heel moeilijk verzoenbaar, tenzij tegen een hoge kostprijs. Ik zou enkel willen nuanceren dat een goed werkende Europese elektriciteitsmarkt het Belgische kostenplaatje kan milderen. De sluiting van de Belgische kerncentrales heeft in een goed werkende Europese elektriciteitsmarkt vrij weinig impact op de Europese en dus ook op de Belgische prijsvorming van elektriciteit. Een Europees neen aan kernenergie zou wel grote gevolgen hebben.

SP.A-voorzitter Johan Vande Lanotte noemde het rapport van de commissie oplichterij, in dienst van Suez.

PROOST: “Iedereen weet dat Johan Vande Lanotte daar te ver gegaan is. Hij speelde de man en niet de bal. Hij bracht geen argumentatie ten gronde. Ja, veel onderzoekers hebben contracten gehad met Electrabel voor technische studies. Maar het is niet omdat je werkt voor de industrie, dat je daarom verkocht bent. Trouwens, de conclusie van de commissie-D’Haeseleer is nauwelijks verschillend van die van de Commissie-Ampère (van 2000): én veel CO2 besparen én de kerncentrales sluiten zou een moeilijke en dure oefening worden. Maar de politiek heeft de besluiten van de Ampère-commissie op een ongelooflijke manier verdraaid in het voordeel van windenergie. Windenergie zou kernenergie tegen bijna gelijke kosten vervangen, maar de regering ‘vergat’ dat het potentieel vermogen aan windenergie (enkele honderden MW) veel lager is dan het huidig opgesteld vermogen van de kerncentrales (5700 MW), terwijl ook de back-upkosten van windenergie werden ‘vergeten’. Ik twijfel trouwens of alle geplande windenergieparken er zullen komen. Men gaat door omdat we een aantal quota rond hernieuwbare energie moeten halen en dankzij de subsidies die worden gegeven. Maar als de echte kostenberekening wordt gemaakt, ben ik niet zeker dat een aantal van die projecten verantwoord zijn.”

Is de berging van het kernafval geen onoverkomelijke hindernis voor kernenergie?

PROOST: “De hoeveelheden echt gevaarlijk nucleair afval, die over duizenden jaren moeten worden opgeslagen, worden een pak overdreven. Dat afval van een kerncentrale kan worden opgeslagen in een kleine ruimte. Je kan het kernafval dus veel beter beheren dan de milieuschade die CO2-uitstoot de volgende honderden jaren zal veroorzaken. Maar het is een moeilijke vergelijking: een heel klein risico op een ramp, tegenover de zekerheid van beperktere schade door de opwarming van de aarde. In elk geval heeft kernenergie maar groeimogelijkheden als ze wordt aanvaard door een grote meerderheid van de bevolking. Alvorens energieproducenten investeren in een kerncentrale van 2 à 3 miljard euro, willen ze een waterdichte garantie dat ze die centrale kunnen bouwen zonder administratieve of politieke vertraging. De kostprijs van vertraging is veel te hoog. Er is misschien nood aan nieuwe kerncentrales, maar niemand durft ze te bouwen zolang een kleine minderheid stokken in de wielen kan steken.”

De Britse econoom Nicolas Stern heeft in opdracht van de Britse regering een kosten-batenanalyse gemaakt van de strijd tegen de opwarming. Zijn conclusie: het loont om nu een relatief grote inspanning te leveren. Bent u het daar mee eens?

PROOST: “De Sternstudie is eerder een rapport van de Britse regering dan een rapport van een wetenschapper. De Britse regering probeert goodwill los te weken voor de strijd tegen de klimaatverandering. Ik ben niet overtuigd dat de conclusie van Stern het enige mogelijke antwoord is en dat je nu al een zo grote inspanning moet leveren, zeker als er geen internationale coalitie is. Het voordeel van klimaatverandering is dat je de inspanning wat kan uitstellen omdat het een stockprobleem is (de geaccumuleerde uitstoot van broeikasgassen). Nu wat minder doen, om later wat meer te doen, dat is per saldo ongeveer even goed. En als die latere meerinspanning tegen lagere kosten kan, dan is dat een betere strategie. Dat is ook het standpunt van de bekende klimaateconoom William Nordhaus. Doe nu al een beperkte inspanning, maar verschuif het zwaartepunt van de inspanningen naar de toekomst omdat er dan wellicht technologie beschikbaar zal zijn die het mogelijk maakt om de opwarming goedkoper te lijf te gaan. Ik denk bijvoorbeeld aan de bouw van steenkoolcentrales waarbij de CO2-uitstoot wordt opgeslagen.”

Dan zadelt u de toekomstige generaties met de inspanningen op?

PROOST: “Ja, omdat dat een efficiëntere strategie is. Misschien wordt het geld nu beter besteed als we het investeren in onderzoek in plaats van in extra isolatie.”

Rond de gevolgen van de opwarming van de aarde hangt nog heel wat onzekerheid. Is dat een reden voor een kleinere of grotere inspanning?

PROOST: “Bij mogelijk catastrofale effecten, moet je de onzekerheid verminderen en grotere inspanningen doen. Maar schat je de onzekere gevolgen niet catastrofaal in en reken je op een leercurve om kosten en baten op termijn beter te kunnen inschatten, dan is het misschien de moeite om wat te wachten met investeringen. Die onzekerheid speelt dus langs twee kanten.”

Daan Killemaes – Eric Pompen Eric.pompen@trends.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content