Iedereen samen een week op water en brood

Jan Van Acker is een vreemde eend in de bijt van ‘Big Pharma’. Geen zweempje geneeskunde, farmacie of chemie in zijn studies en toch baas van de Belgische divisie van het Amerikaanse farmaconcern Merck. Terecht, bewijst zijn analyse van de budgettaire problemen van een sector onder druk. En hij houdt een pleidooi vóór generische geneesmiddelen.

Na een korte opdracht bij consultant Arthur D. Lit- tle groeide Van Acker via financieel analist bij de farmagroep Eli Lilly door tot productmanager bij die farmareus. Tot hij in 1998 bij concurrent Merck Sharp & Dohme (MSD), zoals Merck in Europa gekend is, aan de slag kon als productmanager voor de beruchte pijnstiller Vioxx.

Een decennium later is de 42-jarige Van Acker algemeen directeur van MSD in België en maakte hij vanop de eerste rij de opkomst en ondergang mee van Vioxx en de bijna dramatische impact van zo’n tegenvaller op een beursgenoteerd bedrijf dat leeft van innovatieve producten. Vioxx haalde een jaaromzet van miljarden dollars, maar werd in 2004 van de markt gehaald wegens een verhoogd risico op hartinfarcten. Merck reserveerde bijna 5 miljard dollar voor schadevergoedingen.

De peperdure teleurgang van Vioxx bewijst de kwetsbaarheid van een sector die steeds meer druk voelt van de generische geneesmiddelen en de stijgende onderzoekskosten voor nieuwe producten. Van Acker vreest terecht dat de overheid een sterke groei van het geneesmiddelenbudget niet veel langer kan en wil financieren. Hij vraagt daarom een open debat om innovatieve producten en generische versies betaalbaar te houden. Zijn boodschap: artsen moeten generieken vaker voorschrijven. Maar dan moeten die ook fors goedkoper worden. En dié besparingen moeten dienen om nieuwe – en dure – geneesmiddelen terug te betalen. Nu nog de partners in de gezondheidszorg overtuigen, maar Van Acker vervult graag die voortrekkersrol. MSD is dan ook geen kleine garnaal in farma. Het heeft bijvoorbeeld Gardasil ontwikkeld, het eerste vaccin tegen baarmoederhalskanker, en het is de maker van de cholesterolremmer Zocor en het antiosteoporosemiddel Fosamax. En in langer vervlogen tijden ontdekte het ook cortisone en vitamine B12. Ook dat leerde Van Acker ‘on the job’.

JAN VAN ACKER (MSD). “Na mij studies vroeg ik mij af wat ik wou doen. Het werd farma, maar ik heb me toch meermaals de vraag gesteld ‘wat doe ik hier als ingenieur?’ Ik stel ook vast dat ik nog altijd andere dingen lees, zoals tijdschriften over ruimtevaart en vliegtuigbouw. Maar deze sector is me steeds meer gaan boeien, en telkens wanneer dit bedrijf een innovatief geneesmiddel lanceert dat het verschil kan maken tussen leven en dood, voel ik me daar echt goed bij.”

VAN ACKER. “Er is de Belgische vestiging waarvoor ik verantwoordelijk ben, die ervoor zorgt dat geneesmiddelen terugbetaald worden en dat er wordt gecommuniceerd met artsen, apothekers en de rest van de gezondheidssector. Er is ook een Europese vestiging met verschillende afdelingen, waaronder het klinisch onderzoek fase 1 van MSD dat vooral in België gebeurt.”

Maar dat laatste is niet uw winkel?

VAN ACKER. “Nee, ik ben op papier algemeen directeur van beide, maar die mensen rapporteren aan researchlabs in de VS.”

Hoe lang blijft u nog algemeen directeur?

VAN ACKER. “Ik ben de eerste Belgische algemeen directeur in dertig jaar, en dat is een hele eer. Meestal blijven buitenlanders drie of vier jaar, maar ik geloof dat de firma door een Belg hier te zetten de bedoeling heeft om op langere termijn te kijken. Omdat dit heel erg gereguleerde industrie is, met veel interactie met de overheid, geloof ik dat het een verschil maakt dat je Belg bent, dezelfde taal spreekt en mensen over een lange termijn kent. Als ik vergelijk met het buitenland, kun je zo’n functie toch zeven tot tien jaar houden.”

Is de sector in België meer gereguleerd dan in de buurlanden?

VAN ACKER. “De farma-industrie is overal sterk gereguleerd. Het lastige in België is niet zozeer de reglementering, maar dat de regels heel vaak veranderen. Hoe moet ik daar in de States over praten, over investeringen in België, als de overheid constant andere beslissingen neemt? Dat geeft rare signalen en creëert een hele hoop druk.”

Hoe kijkt u terug op tien jaar MSD?

VAN ACKER. “MSD is door een moeilijke periode gegaan door Vioxx, terwijl in 2003 en 2004 ook twee geneesmiddelen in klinische fase 3 werden stopgezet. We hebben daar echt van afgezien. Maar we hebben de voorbije twee jaar nieuwe geneesmiddelen gelanceerd en de pijplijn ziet er goed uit. We communiceren ook actiever met de professionals in de sector, de ziekenfondsen en de overheid, we werken op langere termijn. Dat is belangrijk, omdat je weet dat de begrotingsproblemen niet gaan verbeteren en wellicht zelfs scherper worden. Met kortetermijnoplossingen alleen komen we er niet. We moeten zorgen dat de innovaties betaalbaar blijven.”

Hoe?

VAN ACKER. “De jongste vijf à zes jaar is de reglementering voor studies om registratie te krijgen erg verzwaard. Hoe langer die registratie- en terugbetalingsprocedure duurt, hoe korter de periode voor het patent verstrijkt en hoe hoger de prijs van het geneesmiddel, want je moet je onderzoek terugverdienen. Maar als de overheid altijd maar nieuwe geneesmiddelen moet terugbetalen en er niets gebeurt met de oude, gaat het budget exploderen. Mijn oplossing is heel eenvoudig: de prijzen voor generische geneesmiddlen moeten zakken en innovatieve middelen moeten sneller terugbetaald worden. Kijk naar Scandinavië of Engeland. Daar bedraagt de prijs van een generiek na enige tijd 20 % van het origineel. In België zitten we vaak nog aan 70 % van de originele prijs, en dat terwijl de prijzen voor originele producten toch meestal vergelijkbaar zijn met die in andere landen. De volgende vijf à zeven jaar verliezen heel belangrijke geneesmiddelen hun patent. Als men zorgt dat de prijzen van generische varianten laag zitten, creëer je ruimte voor het terugbetalen van innovatie.”

Dan komt er ook een groter prijsverschil tussen een generisch product en het origineel waarvan de prijs werd verlaagd na afloop van het octrooi.

VAN ACKER. “Als je een goede prijs vraagt om je research voor een nieuw geneesmiddel te betalen, moet je ook kunnen aanvaarden dat wanneer het geneesmiddel uit patent gaat die prijs drastisch zakt, anders is je discours niet eerlijk. De productie van generieken is een andere job. Wij zullen die nooit even goedkoop kunnen produceren. Wij moeten bewijzen dat we werken op innovatie.”

Dat model houdt gevaren in, want als in die innovatieve stroom een misser als Vioxx zit, heb je een probleem.

VAN ACKER. “Ja, maar er zijn nog altijd meer ziektebeelden waarvoor nog geen behandeling bestaat dan ziektes waar wél een behandeling voor is. De bevolking wordt ook ouder, dus komt er meer nood aan chronische therapieën. En de farma-industrie heeft ook gereageerd op zulke situaties door de kosten te verlagen. Dat heeft zich vertaald in heel wat herstructureringen.”

Ook bij MSD?

VAN ACKER. “MSD heeft in 2005 een herstructurering aangekondigd. Van de 65.000 werknemers zijn er 7000 afgevloeid. De Belgische commerciële organisatie is, vergeleken met 2003-2004, ongeveer 15 % slanker. Bij MSD België werken nog zowat 300 mensen, van wie 60 % commercieel. Dat zijn degenen die in contact staan met artsen, apothekers en ziekenhuizen. In totaal telt de groep hier 500 à 600 werknemers.”

Hoe wordt gereageerd op het model dat u voor ogen hebt?

VAN ACKER. “Als je erover praat achter gesloten deuren, staat iedereen daar open voor. Maar in de media verdedigt iedereen zijn eigen standpunt. Ik vind bijvoorbeeld dat het totaal zinloos is om artsenbezoekers te hebben voor generische geneesmiddelen. Alle basiswetenschap van het originele middel kent de arts al. Wat moet er dan nog verteld worden?”

Maar hoe moet de arts dan weten wat beschikbaar is aan generieken?

VAN ACKER. “Er zijn zeker andere manieren om daarvoor te zorgen. Kijk, het zou wel erg dom zijn mocht ik geen goede generieke industrie willen in België. Op korte termijn zou mij dat voordeel opleveren, maar op lange termijn heb ik wél problemen. Je komt dan in een situatie zoals we die een aantal jaren geleden hebben gehad, met ontsporende budgetten.

“Voor de geneesmiddelen zie ik twee evoluties: enerzijds is er een fors aantal belangrijke moleculen die in de komende vijf jaar hun patent verliezen. Anderzijds zie ik duurdere geneesmiddelen komen uit de biotech, die budgettaire druk zullen geven. De grote uitdaging komt over drie à vijf jaar. We moeten daarom nu met alle spelers in de gezondheidszorg rond de tafel zitten.”

Die budgettaire vrees speelt in de kaart van de generiekproducenten. Zij vinden dat het koninklijk besluit van 2005 (dat bepaalt dat minstens 27 % van de voorschriften van artsen voor ‘goedkope’ geneesmiddelen moet zijn) het voorschrijven van generische middelen nog te weinig stimuleert.

VAN ACKER. “Zij moeten dan maar hun middelen verkopen tegen de prijs van productie en distributie. Als je puur kijkt naar productie, weet je dat moleculen die chemisch gemaakt worden spotgoedkoop zijn. De biotechgeneesmiddelen, de vaccins, dié zijn duur om te ontwikkelen. Een generisch product dat nog 70 % van het oorspronkelijke kost, sorry hoor, maar dat is geen echte generieke prijs. Waarom zou een arts dan niet de keuze mogen maken voor een innovatief geneesmiddel dat ook goedkoper is geworden na afloop van het patent? Als de generieke industrie het spel goed speelt, zet zij de prijzen zo laag dat het voor ons niet interessant meer is en gaat automatisch het gros van de voorschriften naar de generische middelen. Dat zie je in markten als de VS en Engeland, waar zodra het geneesmiddel zijn patent verliest, binnen het jaar 80 à 90 % van het verkoopvolume naar de generieken gaat, die dan ook 80 tot 90 % onder de prijs zitten van het oorspronkelijke middel. Zolang je daar ergens tussenin blijft hangen, ben je niet goed bezig.”

De generische producenten zeggen dat ze de prijzen al eens spectaculair heeft laten dalen, maar dat de impact gering was.

VAN ACKER. “Dus moeten we nadenken over een mechanisme dat wél werkt. Want als zo’n prijsverlaging geen effect heeft, waarom zouden ze het dan doen? Daar ben ik het mee eens. We moeten durven te kijken naar andere landen om te zien wat kan én werkt. En als er geen mirakeloplossing is, moeten we durven te experimenteren.”

Zij wijten dat voor een groot stuk aan de commerciële slagkracht van de grote merken. De artsenbezoeker kan het verschil maken.

VAN ACKER. (aarzelt). “Vandaag heb ik geen kant-en-klaar antwoord. Daarom pleit ik voor dat rondetafelgesprek. Je zou iedereen bij wijze van spreken een week op water en brood ergens samen moeten zetten. Het lastige is dat je iedereen uit zijn kortetermijnbelangen moet trekken om tot een goede discussie te komen. Iedereen heeft nu in het achterhoofd zijn cijfers voor dit jaar.”

Eigenlijk moeten de beleidsmakers met zulke voorstellen komen.

VAN ACKER. “Ik merk toch ook dat er vanuit het beleid nog mensen zijn die daar voor zijn. Jo De Cock, de baas van het Riziv, is geïnteresseerd, net als Guy Peeters van de Socialistische Mutualiteiten.”

Wat ongetwijfeld als eerste van tafel wordt geveegd is de ‘kiwi light’. De eerste aanbestedingsprocedure volgens het Nieuw-Zeelandse systeem liep volledig mis. MSD had als enige een offerte ingediend voor cholesterolverlagende simvastatines en won dus ook, maar uiteindelijk werden ook de generische middelen net zo goed terugbetaald. U kondigde gerechtelijke stappen aan.

VAN ACKER. (grinnikt) “Dat denk ik inderdaad. Ik vroeg me al af wanneer u die vraag zou stellen. Wij zijn net zoals bijna iedereen in België, op een paar personen na, helemaal tegen dit kiwimodel. Het stak niet goed in elkaar. We werden niet correct behandeld. Ik heb geen ruzie met toenmalig minister van Sociale Zaken Rudy Demotte en vraag geen excuses. Ik wil gewoon zeggen: ‘kijk, jullie hebben willen experimenteren met een systeem dat jullie vervolgens zelf hebben afgeschoten. Eén partij is de klos, namelijk de enige die heeft beslist mee te doen. Niemand wil er nu nog aan beginnen. Dit betekent het failliet van het kiwimodel in ons land.”

U deed juridische stappen. Tegen de minister?

VAN ACKER. “Dat is een verkeerde interpretatie. Zoiets is een zaak tegen de Belgische staat, nooit tegen een persoon.”

U vraagt schadevergoeding. Er is sprake van een verlies van 16 miljoen euro?

VAN ACKER. “We bekijken de opties nog. De financiële impact is erg groot.”

Nooit gedacht ‘had ik maar farmacie of chemie gestudeerd’?

VAN ACKER. “Voor mijn positie is vooral mijn kennis van management van de organisatie en interactie met mensen belangrijk. En als ik ga praten met een professor of specialist over wetenschappelijke studies, neem ik onze medisch directeur mee. Had ik daarvoor chemie moeten studeren?”

Hebt u nog vrije tijd?

VAN ACKER. “Ik merk dat het na twee jaar als algemeen directeur iets beter begint te gaan. Het eerste jaar was knettergek. Nu probeer ik in het weekend wat tijd voor mezelf en mijn familie te houden.”

En wat is er overgebleven van hobby’s?

VAN ACKER. “Ik lees heel graag. In blokken, waarbij ik vier boeken aanschaf en die in één ruk uitlees. Ik heb in mijn jonge jaren veel piano gespeeld. Mijn kinderen, een zoon van twaalf en een dochter van negen, spelen gitaar en viool. Maar mijn dochter moest en zou ook piano spelen. Uiteindelijk hebben we er een gekocht. Mijn vrouw heeft dan het schitterende initiatief genomen om mij in te schrijven voor een cursus jazzpiano en nu volg ik elke week les. En ik reis heel graag met het gezin. Dat lukt allemaal nog redelijk.” (T)

Door Bert Lauwers/Fotografie Thomas De Boever

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content