Hoogste tarief nog slechts 50%

Vanaf volgend jaar heeft iedereen die energiebesparende investeringen doet in zijn woning recht op een belastingvermindering. Een overzicht van ‘fase drie’ van de belastinghervorming.

Enkele weken geleden heeft minister van Financiën Didier Reynders (MR) in de Kamer van Volksvertegenwoordigers zijn beleidsnota voor het begrotingsjaar 2003 bekendgemaakt. Daarin geeft de minister een overzicht van een hele reeks maatregelen op de verschillende domeinen die tot zijn bevoegdheid behoren. Het document bevat ook een status quaestionis van de aan de gang zijnde hervorming van de personenbelasting.

Tarief. Iedereen weet dat deze hervorming een werk van lange adem is. Zij werd vorig jaar opgestart en zal haar eindpunt pas bereiken in het inkomstenjaar 2004 (aanslagjaar 2005), althans in de veronderstelling dat een volgende regering zich niet geroepen voelt om de hervorming bij te sturen of af te remmen.

Bij de komende jaarwisseling treedt fase drie van de hervorming in werking. Blikvanger is de beperking van het hoogste tarief tot 50%. Daarmee wordt het tarief afgetopt naar een wat beschaafder niveau. Dat is ooit anders geweest. Halverwege de jaren tachtig bedroeg het hoogste tarief nog 72%. Veiligheidshalve stond toen in het wetboek te lezen dat de totale belasting nooit meer kon bedragen dan 67,5% van het belastbare inkomen. Maar sindsdien heeft zich een dalende trend voorgedaan. Met de hervorming van de personenbelasting die eind de jaren tachtig werd doorgevoerd, werd het tarief geplafonneerd op 55%.

Nadien zijn daar nog wel drie opcentiemen aanvullende crisisbijdrage bijgekomen. Maar dat is (bijna) verleden tijd. De aanvullende crisisbijdrage bedraagt op dit ogenblik nog slechts 1%, en geldt uitsluitend nog voor belastingplichtigen met een belastbaar inkomen van meer dan (ongeveer) 30.000 euro. Met ingang van het aanslagjaar 2004 (inkomsten van 2003) wordt ze in de personenbelasting volledig geschrapt.

Ook het hoogste tarief van de personenbelasting gaat verder omlaag. Voor het aanslagjaar 2003 (inkomsten van 2002) daalde het reeds van 55% naar 52%. Met ingang van het aanslagjaar 2004 (inkomsten van 2003) daalt het verder naar 50%.

Voor hetzelfde jaar wordt ook nog op andere plaatsen aan het tarief gesleuteld. De schijven van het belastbare inkomen die respectievelijk belastbaar zijn tegen 30% en 40% worden iets ruimer. Met als gevolg dat het belastbare inkomen minder snel in de hoger belaste schijven terechtkomt.

Kostenforfait. Ook aan het kostenforfait wordt verder gesleuteld. Het absolute bedrag blijft geplafonneerd op (nog te indexeren) 2500 euro. Maar het percentage dat bij loon- en weddetrekkers en beoefenaars van vrije beroepen van toepassing is op de eerste schijf van 3750 euro, is dit jaar (aanslagjaar 2003) al toegenomen van 20% naar 23%. Het stijgt volgend jaar verder naar 25%. Belastingplichtigen met relatief lage inkomsten genieten daardoor een iets hogere aftrek.

Minimum. Wie gehuwd is, moet wachten tot het aanslagjaar 2005 vooraleer het belastingvrije minimum waarop hij recht heeft volledig zal zijn opgetrokken naar het niveau dat van toepassing is ten aanzien van personen die voor fiscale doeleinden als alleenstaanden worden beschouwd. Maar de kloof wordt volgend jaar toch al iets minder groot.

Belastingkrediet. Tijdens de hervorming van de personenbelasting is ook het principe ingevoerd van een verrekenbaar en – voor het saldo – terugbetaalbaar belastingkrediet voor belastingplichtigen met relatief lage activiteitsinkomsten. Het werd voor het eerst van toepassing verklaard voor het aanslagjaar 2003 (inkomsten van 2002). Maar het stelde dat eerste jaar nauwelijks iets voor. Het maximale bedrag was immers geplafonneerd op (nog te indexeren) 78 euro. Na de indexaanpassing is dat welgeteld 90 euro. In het verkiezingsjaar 2003 (aanslagjaar 2004) stijgt het naar (nog te indexeren) 220 euro.

Energiebesparing. Volledig nieuw is dat met ingang van het aanslagjaar 2004 (inkomsten van 2003) een belastingvermindering genoten kan worden voor uitgaven die gedaan worden met het oog op een rationeler energiegebruik in een woning. Het plaatsen van dubbele beglazing of het isoleren van daken zijn bijvoorbeeld werken die daarvoor in aanmerking komen. De belastingvermindering zal, afhankelijk van de aard van de werken, gelijk zijn aan 15% of 40% van de gedane uitgaven, maar zal per belastbaar tijdperk niet hoger kunnen zijn dan (nog te indexeren) 500 euro per woning.

Bedrijfsvoorheffing. In zijn beleidsnota kondigt minister Reynders ook aan dat de bedrijfsvoorheffing vanaf de jaarwisseling volledig rekening zal houden met de indexatie van de belastingschalen. Dat moet in principe tot een vermindering van de bedrijfsvoorheffing leiden.

Maar de fiscus geeft en neemt. Tegelijk wil de minister immers rekening houden met het feit dat het tarief van de aanvullende gemeentebelasting tegenwoordig in de meeste steden en gemeenten hoger is dan 6%. Bij de berekening van de in te houden bedrijfsvoorheffing wordt op dit ogenblik slechts rekening gehouden met een tarief van 6%. Dit kan tot gevolg hebben dat de belastingplichtige (die in een dure gemeente woont) nadien nog belasting moet bijbetalen.

Tegen zoveel onheil wil Reynders de belastingplichtigen in bescherming nemen. Vandaar dat beslist is de bedrijfsvoorheffing vanaf begin volgend jaar te berekenen, uitgaande van een gemiddeld tarief van de aanvullende gemeentebelasting van 6,7% in plaats van 6%.

Jan Van Dyck [{ssquf}]

De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.

De bedrijfsvoorheffing houdt rekening met een hogere aanvullende gemeentebelasting.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content