Hoe krijgt u Europese subsidies voor zakendoen in Oost-Europa ?

Belgische bedrijven die willen zakendoen in Centraal- en Oost-Europa, kunnen voor hulp aankloppen bij de Europese Commissie. Die geeft ondernemers een steuntje in de rug via speciale programma’s. Dit is het moment om u in te schrijven, want door de uitbreiding zal er volgend jaar veel veranderen.

V lakbij de Griekse Acropolis tekenden vorige maand vijfentwintig Europese regeringsleiders het uitbrei- dingsverdrag. Op 1 mei 2004 krijgt de Europese Unie tien nieuwe leden. Bedrijven die de markten van deze nieuwe landen willen verkennen, kunnen dat doen via de Europese Commissie. Die pompte sinds de val van de Berlijnse Muur miljarden euro’s in de regio via drie speciale programma’s: Phare, Ispa en Sapard.

In de jaren negentig was deze Marshall-achtige hulp vooral bedoeld om politieke stabiliteit te creëren en de postcommunistische economieën te privatiseren. De afgelopen jaren diende dezelfde steun echter vooral om de kandidaat-lidstaten klaar te stomen voor de toetreding. Dat is een lastige klus, waarbij de hulp van het bedrijfsleven zeer welkom is. Daarom probeert de Europese Commissie ondernemingen te betrekken bij duizenden uiteenlopende Phare-, Ispa- en Sapard-projecten in de nieuwe lidstaten.

Door deel te nemen aan Phare, Ispa of Sapard helpen bedrijven mee om struikelblokken uit de weg te ruimen voor zichzelf en andere investeerders. Corruptie, gebrekkige rechtspraak, protectionisme en overtreding van intellectuele eigendomsrechten bijvoorbeeld zijn problemen die nog niet verholpen zijn in de nieuwe lidstaten. Bij de bouw van infrastructuur en de invoering van Europese milieu- en veiligheidsnormen kunnen Centraal- en Oost-Europese landen ook hulp gebruiken van buitenlandse bedrijven.

Zeker driekwart van de 3 miljard euro die jaarlijks wordt besteed aan Phare-, Ispa-, en Sapard-projecten komt uiteindelijk terecht bij het bedrijfsleven. Sommige projecten beogen de integratie van Roma-zigeuners, andere het herstel van bossen in Tsjechië of de ontwikkeling van een computernetwerk voor nationaal crisismanagement in Litouwen. Hoe groter het bedrijf en zijn partners, hoe groter de subsidies. Voor multinationals zijn de projecten van de Europese Commissie leuke extraatjes, voor kleinere bedrijven soms een belangrijke bron van inkomsten.

Door Phare, Ispa en Sapard ontstaan markten die anders niet zouden bestaan. “Voor ons zijn er naast Phare geen alternatieven, omdat in sommige landen een particuliere markt voor consultants ontbreekt,” vertelt Daniele Scaramelli, projectmanager bij Eco, een onderneming in Brussel die al jaren deelneemt aan Phare, Ispa en Sapard. “Wij zijn gespecialiseerd in diensten voor overheidsinstanties. Maar voor grotere ondernemingen zijn programma’s zoals Phare vaak maar één aspect van activiteiten in de uitbreidingslanden.”

Bedrijven doen niet alleen voor het geld mee aan Phare, Ispa of Sapard, maar ook omdat het goed is voor hun netwerk. De projecten zijn handige marketinginstrumenten voor ondernemers die Oost-Europese markten willen verkennen om daar een nieuwe vestiging op te zetten. “Onze deelname aan Phare en Ispa heeft de weg vrijgemaakt voor onze privé-investeringen,” vertelt Lorenzo Grazioli van het bedrijf Agriconsulting, dat al aan honderden projecten heeft deelgenomen. “Werken voor de Europese Commissie is werken voor een betrouwbare klant. De bureaucratische rompslomp nemen we op de koop toe. Diensten leveren aan een particuliere klant is veel onzekerder.”

Na de uitbreiding

De geldstroom voor Phare, Ispa en Sapard wordt echter stopgezet op de dag van de officiële uitbreiding. Vanaf die datum transformeren Phare, Ispa en Sapard zich tot landbouwsubsidies en structuurfondsen. Als volwaardige EU-lidstaten hebben de Centraal- en Oost-Europese landen namelijk recht op dezelfde subsidieprogramma’s als de huidige lidstaten.

Dat betekent niet dat inschrijven voor aanbestedingen van Phare, Ispa en Sapard niet meer mogelijk is vanaf 1 mei 2004. Het duurt namelijk nog een paar jaar voordat de nieuwe lidstaten het budget voor deze drie programma’s hebben verwerkt en besteed. Bedrijven kunnen waarschijnlijk nog tot 2005 of 2006 meedingen naar subsidies van Phare, Ispa en Sapard. In die periode komen er ook nieuwe aanbestedingen voor de landbouwsubsidies en structuurfondsen in Centraal- en Oost-Europa, die ook open zijn voor buitenlandse bedrijven.

Door de uitbreiding zal er in totaal meer geld beschikbaar zijn voor projecten in de nieuwe lidstaten, vertelt Nico Keppens van het directoraat-generaal (DG) voor regionaal beleid. “Na de uitbreiding ontvangt ieder toetredingsland gemiddeld twee tot drie keer meer dan nu met Phare, Ispa en Sapard.”

Dat er meer geld is voor aanbestedingen lijkt gunstig, maar het is daarom niet voor iedereen. Er zullen ook steeds meer partijen azen op dat geld, verwacht Keppens. “Door de uitbreiding zal het vertrouwen toenemen, waardoor er steeds meer bedrijven zullen meedingen in Oost-Europa.” Jean-Luc Stephany, coördinator van Phare, Ispa en Sapard bij het DG voor uitbreiding, sluit zich daarbij aan. “Na de uitbreiding zijn de kansen voor bedrijven om aanbestedingen in de wacht te slepen in de nieuwe landen net zo hoog als nu in de huidige lidstaten.”

Meer concurrentie

Belgische bedrijven signaleren dat de strijd om aanbestedingen heviger wordt. Door toenemende concurrentie van deelnemers uit de kandidaat-landen is het nu al lastiger om aanbestedingen in de wacht te slepen. “Begin jaren negentig waren het alleen bedrijven uit de huidige lidstaten die meededen. Maar tegenwoordig gaat bijna de helft naar lokale partners,” meent Herman Jan Meijers van Transtec, een adviesbureau dat al tien jaar ervaring heeft met Phare. “Zo kunnen we ons belastinggeld niet echt terugverdienen.”

Deelnemers die erg afhankelijk zijn van Phare, Ispa en Sapard richten zich dan ook meer op subsidies voor projecten in landen die de kandidaat-lidstaten omringen. “Bedrijven zoals het onze maken zich zorgen over de toekomst en heroriënteren zich,” vertelt Lorenzo Grazioli van Agriconsulting. “De focus verschuift naar andere landen en programma’s.” Hij vindt de landbouwsubsidies en structuurfondsen die Phare, Ispa en Sapard vervangen niet per se een verbetering. “Zo blijft er nog minder ruimte over voor buitenlandse bedrijven.”

Een paar jaar geleden lag de beslissingsmacht voor de toewijzing van aanbestedingen in Brussel, maar tegenwoordig bepalen lokale overheden dat zelf onder toezicht van de Commissie. “Als je niet ter plekke geïntroduceerd bent, kom je niet aan de bak,” vertelt YvesDieleman, directeur van de TPF Groep, die ervaring heeft met projecten in Polen en Roemenië. “Je moet een sterke lokale partner hebben, want die bedrijven maken meer kans.”

Uiteraard ontkennen Commissie-ambtenaren dat overheden hun bedrijven voortrekken. “Volgend jaar zullen lokale overheden hun eigen regels voor de aanbestedingen gebruiken,” zegt Jean-Luc Stephany van het DG voor uitbreiding. “Maar ze moeten zich wel houden aan de EU-voorschriften. Dus die regels mogen niet discriminerend zijn voor buitenlandse bedrijven.”

Nico Keppens van het DG voor regionaal beleid denkt dat de toewijzing van aanbestedingen vooral afhankelijk is van de prijs, niet de lobby. “Mensen van hier naar daar sturen is nu eenmaal duurder.”

Belgische deelnemers

In het Phare-programma zijn Belgische bedrijven goed vertegenwoordigd. Tussen 1998 en 2002 werden 359 contracten getekend met Belgische partijen voor bijna 80 miljoen euro aan subsidies. Daarmee scoort ons land beter dan andere lidstaten zoals Nederland, Luxemburg, Griekenland, Zweden en Spanje. De populairste landen voor Belgen om in te investeren waren Bulgarije, Roemenië en Polen.

Bij deze cijfers moeten we wel een kanttekening maken. Voor één contract werken vaak bedrijven van verschillende nationaliteiten samen. De nationaliteit van het contract is die van het bedrijf dat de leiding neemt. Dat is bepaald door de locatie van het hoofdkantoor. Brussel telt relatief veel hoofdkantoren van internationale bedrijven omdat de EU daar is gevestigd. Dit kan een vertekend beeld geven.

De Commissie houdt wel degelijk in de gaten of ieder land het quotum krijgt dat het verdient, vermoedt Herman Jan Meijers van het adviesbureau Transtec. “Lidstaten die meer betalen, krijgen meer. België draagt als kleine lidstaat weinig bij. Bovendien is de Belgische politieke lobby op dit vlak onbestaand.”

Mathilde Sanders

“Werken voor de Europese Commissie is werken voor een betrouwbare klant. De bureaucratische rompslomp nemen we op de koop toe.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content