Hoe ernstig is de ‘plezante’ politiek van Stevaert?

De auteur is sinds 1990 European Affairs Officer bij een multinational en was voordien actief in de pers- en de financiële wereld.

En het is te hopen dat we er allemaal om kunnen lachen. SP.A-voorzitter Steve Stevaert houdt naar eigen zeggen de leukste voorstellen nog achter de hand voor de regeringsvorming. Als we de politicus mogen geloven, zullen ze vriend en vijand verbazen.

Het is ongelooflijk dat niemand voordien in zo’n simpele bewoordingen de Belgische problemen heeft kunnen vatten en de al even eenvoudige oplossingen zo goed heeft kunnen verpakken en verkopen. Het heeft Stevaerts partij in elk geval geen windeieren gelegd en dus zullen de socialisten-spiritisten in de regering- Verhofstadt II hun voorstellen in daden kunnen omzetten.

Simpel, maar ook efficiënt? We kunnen vanaf nu alvast een keertje meer uit eten gaan, want dankzij Stevaert wordt de BTW op de horeca van 21 % op 6 % teruggebracht. Daarnaast luidt zijn motto: “Iedereen werk, en de laagst geschoolden eerst. Want daar wringt het schoentje vooral.”

Aan de laaggeschoolden moeten volgens Stevaert voordelen worden toegekend. Om die bijkomende werknemers te begeleiden zijn er dan weer meer hoger geschoolden nodig – noem ze gerust kaderleden – waarvoor je eigenlijk niets speciaals hoeft te doen. Hun tewerkstelling vloeit namelijk automatisch voort uit het in dienst nemen van de laaggeschoolden. Met al die nieuwe werknemers kan er meer geproduceerd en verkocht worden. Resultaat: de bedrijven maken meer winst en die zorgt – hoewel lager belast – voor meer inkomsten in de staatskas. Dat extra geld, plus de bijdragen van de grotere groep arbeiders, kan de overheid dan weer uitgeven om nog bijkomende lager geschoolden of oudere werknemers aan een job te helpen. De logica zelve.

Je snapt eigenlijk niet waarom niemand in de paars-groene regering eerder op dit idee gekomen is. Het zou alvast de vele laag- en hooggeschoolde werkzoekenden een heleboel ellende en ontgoocheling bespaard hebben. Maar dan hadden ze misschien niet op SP.A-Spirit gestemd en zouden wij verstoken blijven van de “plezante” dingen die nog moeten komen.

Stel nu echter dat de bedrijven niet meteen staan te springen om bijkomende tijdelijk gesubsidieerde mensen aan te werven. Niet eens een ondenkbeeldig scenario, want waar moeten ze plots met die opgevoerde productie heen? Of genieten ze misschien snel van het voordeel van de lagere loonlasten, zonder langdurig bijkomende banen te scheppen? Gaan we ze dan verplichten een bepaald quotum op te nemen? En gaat dit dan het ondernemingsklimaat verbeteren? Zullen er dan bedrijven bijkomen of vertrouwen we erop dat de renteloze Spirit-leningen een voldoende stimulans zijn om de ondernemerszin in ons los te maken – en ja, met ondernemerszin bedoelen we niet alleen het openen van een taverne.

Misschien moeten we voor één keer naar het Europese voorbeeld kijken. Daar hebben ze onlangs de ministerraden voor de Interne Markt, Industrie en Onderzoek ondergebracht in een ministerraad voor de Concurrentiekracht. Immers, als je het vrij verkeer van goederen en diensten in de Europese Unie, de industriepolitiek en de inspanningen voor onderzoek en ontwikkeling afzonderlijk behandelt, komt er niet voldoende samenhang in het beleid. Een beleid dat nota bene gericht is op de verbetering van de concurrentiepositie van Europa. Als niet voortdurend de vergelijking wordt gemaakt met de vooruitgang die de Verenigde Staten en Japan boeken, blijven we achterophinken en worden we nooit de meest competitieve en sociaal verantwoorde economie ter wereld.

België heeft ook die doelstelling onderschreven en het zou dus niet slecht zijn als we er ook naar zouden handelen. Je zou echter kunnen aanvoeren dat ze het op federaal niveau daar niet mee eens zijn, omdat we in die ministerraden nu eenmaal vertegenwoordigd zijn door de regionale ministers. Bovendien blijkt duidelijk uit de aandacht die tijdens de verkiezingen aan tewerkstelling is besteed, dat deze bevoegdheid de facto weer bij het federale niveau wordt gelegd en dat er weinig of geen ruimte zal zijn voor een eigen Vlaamse, Waalse of Brusselse politiek.

De Europese ministers – dus ook onze regionale excellenties – erkennen het belang van de industrie voor de verbetering van ons concurrentievermogen. Ze onderschrijven dat er een gunstig klimaat moet worden geschapen waarin de industrie zich verder kan ontwikkelen. De klemtoon ligt hier op ontwikkelen en dan moet je meer prioriteit geven aan de uitbouw van kennis, innovatie en ondernemerszin. Daarnaast moet je vooral gaan bepalen welke activiteiten de toekomst beter kunnen verzekeren en daarvoor moet je dan gerichte maatregelen uitwerken.

Zonder bedrijven lukt het niet. Over die toekomstgerichte industriepolitiek is in de voorbije weken nauwelijks gesproken. Het aantal banen dat in de komende maanden zal gecreëerd worden, is dan wel belangrijk met het oog op de regionale verkiezingen van volgend jaar, maar hoeveel daarvan zullen de duurzaamheidstest doorstaan? Het zou in elk geval een goed idee zijn om – naar analogie van de Europese plannen – voor de simpele werkgelegenheidsstrategie en alle andere initiatieven die van belang zijn voor de concurrentiekracht van onze economie, een toekomstgerichte kosten-batenanalyse te maken.

Het is niet zo moeilijk om in een periode van hoge werkloosheid, met vooral weinig perspectief op (interessante) banen voor zowel laag- als hooggeschoolden, kiezers aan te trekken met de boodschap dat het snel en moeiteloos beter wordt. Om dit te bereiken, heb je in de eerste plaats echter bedrijven nodig die erin geloven en het echt waar kunnen maken. Anders zou het “plezante” wel eens kunnen ontaarden in een lachkramp.

Huib Crauwels

Zonder hulp van de bedrijven zouden de ‘plezante’ verkiezings-beloftes wel eens snel kunnen ontaarden in een lachkramp.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content