Hoe de ’40 dagenregel’ toepassen?

Ik moet nog even terugkomen op de nieuwe ’40 dagenregel’ die voortaan in het kader van de terbeschikkingstelling van bedrijfswagens van toepassing is.

Als een werknemer of bedrijfsleider een bedrijfswagen ter beschikking krijgt en daarmee ook privéverplaatsingen mag doen, dan is hij belastbaar op een voordeel van alle aard. Volgens de wet wordt dit voordeel berekend uitgaande van het werkelijke aantal gereden privékilometers, met een minimum van 5000 kilometer per jaar. Maar in de praktijk aanvaardt de belastingadministratie dat het voordeel berekend wordt aan de hand van een forfaitair aantal kilometers, ongeacht het werkelijke aantal privékilometers dat men rijdt. Dit forfaitair aantal kilometers is gelijk aan 5000 als de afstand tussen de woonplaats en de ‘vaste’ plaats van tewerkstelling niet meer is dan 25 kilometer enkele rit. En 7500 als dezelfde afstand hoger is.

Wat moet men in dit kader onder een ‘vaste’ plaats van tewerkstelling verstaan? Daar bestaat geen duidelijke omschrijving van. In haar commentaar houdt de belastingadministratie het erop, dat de beoordeling moet gebeuren “aan de hand van het geheel van feitelijke en juridische omstandigheden die eigen zijn aan elk geval afzonderlijk”.

Dat dit tot eindeloze discussies aanleiding moet geven, ligt voor de hand. De belastingplichtige heeft er immers alle belang bij aan het begrip ‘vaste’ plaats van tewerkstelling een zo eng mogelijke betekenis te geven. Zo maakt hij het meeste kans onder toepassing te vallen van de lage grens van 5000 kilometer. Terwijl de fiscus er, omgekeerd, alle belang bij heeft hetzelfde begrip ruim te interpreteren, want dan zullen meer betrokkenen onder toepassing vallen van de hogere grens van 7500 kilometer.

Om aan deze discussies paal en perk te stellen, heeft de belastingadministratie enkele maanden geleden de wijze beslissing genomen een duidelijke grens te formuleren: als een werknemer binnen het jaar 40 dagen of meer aanwezig is op een bepaalde plaats, dan wordt deze plaats voortaan als een ‘vaste’ plaats van tewerkstelling aangemerkt. Deze 40 dagen moeten niet noodzakelijk op elkaar volgen. Een werknemer die elke week één dag op een bepaalde plaats aanwezig is, heeft daar dus ook een ‘vaste’ plaats van tewerkstelling.

De nieuwe ’40 dagenregel’ heeft alle voordelen, maar ook alle nadelen van een administratief ‘vuistregeltje’. Het heeft het voordeel van de eenvoud. Iedereen die tot 40 kan tellen, is bij machte het regeltje toe te passen. Maar het nadeel is, dat het nergens in een wet of reglementair besluit fatsoenlijk beschreven staat. Met als gevolg dat niemand goed weet, hoe men de regel moet interpreteren.

Zo rijst de vraag wat er gebeurt als iemand bijvoorbeeld het overgrote gedeelte van het jaar tewerkgesteld is op een plaats die niet meer dan 25 kilometer van zijn huis verwijderd is, maar hij daarnaast ook 40 dagen of meer aanwezig is op een plaats die wel meer dan 25 kilometer van zijn thuisbasis verwijderd is. Valt hij dan automatisch onder toepassing van de hogere grens van 7500 kilometer?

De minister van Financiën werd daar onlangs over ondervraagd. Uit zijn antwoord kan men afleiden, dat de regeling ‘pro rata’ moet worden toegepast. Blijkbaar moet men dus enerzijds de werkdagen optellen waarvoor de ‘vaste’ plaats van tewerkstelling meer dan 25 kilometer van huis verwijderd is, en anderzijds de werkdagen waarvoor die afstand niet meer dan 25 kilometer bedraagt (inclusief de dagen waarvoor men geen ‘vaste’ plaats van tewerkstelling heeft). Voor het eerste gedeelte moet de berekening van het voordeel verhoudingsgewijs gebeuren op basis van 7500 kilometer, en voor het tweede gedeelte op basis van 5000 kilometer per jaar.

Een ander interpretatieprobleem betreft de vraag ‘hoe lang’ men op een bepaalde plaats aanwezig moet zijn, voor die plek als een ‘plaats van tewerkstelling’ kan worden beschouwd. Neem bijvoorbeeld iemand die in Brussel woont en werkt, maar elke week één dag passeert via het bijhuis in Namen om daar ter plaatse gemiddeld gedurende een halfuur enkele feitelijke controles uit te voeren. Op jaarbasis is hij dan meer dan 40 dagen in Namen aanwezig. Wil dit zeggen dat hij daar ook een ‘vaste’ plaats van tewerkstelling heeft? Volgens de minister van Financiën is dat niet het geval. Er kan maar sprake zijn van een ‘vaste’ plaats van tewerkstelling als de aanwezigheid een ‘wezenlijke vorm van tewerkstelling’ betreft. Een ‘aanwezigheid gedurende slechts een korte tijd per dag’ telt niet mee. Waarmee het probleem niet echt opgelost is. Want wat is een ‘korte tijd’: een uur, een paar uur, een halve dag? (T)

DE AUTEUR IS ADVOCAAT EN HOOFDREDACTEUR VAN FISCOLOOG.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content