Hoe blijft u baas over uw familiebedrijf?

Families gunnen externe investeerders wel een stuk van de taart, maar willen hem zelf aansnijden. Wat moeten ze doen om niet in een taartengevecht te verzeilen?

Of het nu gaat om het opstarten van een activiteit, het financieren van een economisch herstelplan, het ondersteunen van de groei van een bedrijf of het regelen van de overdracht ervan, heel wat familiebedrijven stellen op een bepaald ogenblik hun kapitaal open voor externe beleggers. En hoewel die verandering voordelen heeft (naast zijn geld kan de investeerder ook zijn kennis en een goedgevulde klantenportefeuille inbrengen), brengt ze ook vaak heel wat ongerustheid mee. De familiale aandeelhouders vrezen namelijk niet zelden dat deze buitenstaander zich zal mengen in hun zaken en dat zijzelf zo een deel van hun macht binnen het bedrijf zullen verliezen. Maar op zijn beurt heeft ook de externe financier reden om zich wat onzeker te voelen: met de familie aan tafel gaan zitten, kan soms uitdraaien op een nachtmerrie, bijvoorbeeld wanneer je niets te vertellen hebt. Het is dus aangewezen het huwelijk goed voor te bereiden, om conflicten te vermijden.

1. Een geschikte partner zoeken

Er bestaan namelijk verschillende soorten investeerders die elk andere belangen nastreven. Ouders of vrienden hebben niet dezelfde verwachtingen als professionele beleggers. En zelfs bij die laatsten kunnen we verschillende profielen onderscheiden. De professionele beleggers kunnen we indelen in drie categorieën.

De hands-on-investeerder wil zich mengen in het bestuur van het bedrijf en zelf een nauwgezette controle uitoefenen. Om dat te bereiken, willen sommigen zelfs meerderheidsaandeelhouder worden van de familiezaak, hoewel de meerderheid van de externe investeerders tevreden is met een minderheidsparticipatie.

De hands-off-investeerders bekijken de zaken van op zekere afstand en gunnen de familiale aandeelhouders meer vrijheid.

De hands-by-beleggers zijn niet erg nauw bij het beleid betrokken, maar staan er ook niet helemaal buiten. Ze willen meestal gewoon aandachtig de gang van zaken binnen het bedrijf volgen en betrokken worden bij het nemen van belangrijke beslissingen.

Ondernemingen die op zoek zijn naar extra geld maar die zelf de controle willen behouden over de werking van het bedrijf, moeten dus op zoek naar hands-off-investeerders. Maar die zijn niet zo eenvoudig te vinden. “Als je je kapitaal openstelt, moet je ook aanvaarden dat je de macht moet delen,” stelt Pierre Robin, bestuurder van het risicokapitaalbedrijf Profinpar.

2. De inbreng bepalen

Wanneer je de geschikte partner hebt gevonden, moet je met hem een akkoord bereiken over de inbreng en over de manier waarop die in het bedrijf terechtkomt. Basisregel: om blokkeringen van het bedrijfsbeleid te vermijden, hebben de eigenaars er alle belang bij om nooit meer dan 24,9% van hun aandelen te verkopen. De wet voorziet namelijk dat voor beslissingen waarvoor een statutenwijziging nodig is – zoals een kapitaalsverhoging – 75% van de stemmen van de algemene vergadering vereist zijn. Wanneer een aandeelhouder dus over 25,1% van de stemmen beschikt, heeft hij een blokkeringsminderheid in handen waarmee hij als het ware een veto kan stellen.

De inbreng hoeft niet noodzakelijk uit aandelen te bestaan. Zo kan de toekomstige partner ook obligaties uitgeven, of zelfs converteerbare obligaties. Wanneer de investeerder daarop inschrijft, sluit hij een schuldvordering af met het familiebedrijf, zonder dat hij ook maar de minste macht verwerft. Minpunt van deze formule: de obligatiehouder is overgeleverd aan mogelijke bestuursfouten of fraude van de aandeelhouders. De converteerbare obligaties lossen dit probleem ten dele op, omdat ze slechts worden uitgeschreven onder bepaalde voorwaarden die de houders ervan moeten beschermen. De meest gangbare voorwaarde is de bepaling van een termijn (de obligaties kunnen bijvoorbeeld worden omgezet na vijf jaar), maar niets verhindert de partijen overeen te komen dat de obligaties ook kunnen worden omgezet bij ernstige fouten van de vennoten of bij een overdracht van de meerderheid van de aandelen aan een derde.

De ideale oplossing bestaat erin een gemengd systeem uit te werken, waarbij een deel van de investering als kapitaal wordt ingebracht en de rest in de vorm van converteerbare obligaties. En hoewel dit niet vaak voorkomt, staan investeerders in sommige gevallen ook een achtergestelde lening toe, die bij financiële problemen slechts wordt terugbetaald wanneer andere schuldeisers hun geld hebben ontvangen. Dat biedt het familiebedrijf een dubbel voordeel: enerzijds behoudt het zijn macht en anderzijds zit er geen waarborg aan de lening. Investeerders houden echter niet zo van deze formule, omdat ze weinig opbrengt. Ze wordt soms gebruikt door hands-off-investeerders of als aanvulling bij een inbreng in aandelen.

3. Controle

Financiële instrumenten zijn niet de enige elementen waarmee familiale aandeelhouders kunnen spelen om hun controle over de KMO te behouden. Ook het vennootschapsrecht biedt enkele oplossingen ter zake.

Als de hele inbreng in aandelen wordt gedaan, kan de macht van de externe investeerder nog worden afgezwakt door een gemeenschappelijke dochteronderneming op te richten. Zo worden de overgedragen aandelen en het stemrecht ondergebracht in een onderneming waarin de familie en de verwerver een gelijk aandeel hebben. De investeerder kan dan slechts voor de helft van zijn aandelen stemrecht laten gelden. Wanneer dat vooraf is overeengekomen, kan de investeerder na verloop van tijd de enige eigenaar van deze dochteronderneming worden, waardoor hij zijn aandelen ten volle kan laten gelden, of hij kan zijn aandelen opnieuw verkopen aan de andere aandeelhouders.

Een andere manier om het kapitaal open te stellen, is de KMO om te vormen tot een commanditaire vennootschap op aandelen. Zo worden twee soorten aandeelhouders gecreëerd: de beherende vennoten (bijvoorbeeld de familiale aandeelhouders) en de stille vennoten (bijvoorbeeld de externe koper). Het voordeel hiervan is dat alleen de beherende vennoten instaan voor het bestuur van het bedrijf en dat uitsluitend zij een veto kunnen stellen bij eender welke beslissing door de algemene vergadering genomen. Ook in dit geval kunnen de beide partijen overeenkomen dat de overnemer, bijvoorbeeld na twee jaar, de keuze heeft om toe te treden tot het bestuur van het bedrijf of de familie kan verplichten zijn aandelen terug te kopen.

4. Stemrecht

Hoewel de regel zegt dat één aandeel recht geeft op één stem in de algemene vergadering, kan van dit principe worden afgeweken. Wat niet onbelangrijk is, omdat de belangrijkste beslissingen, zoals een statutenwijziging of een verandering in de bedrijfsstrategie, precies in dit orgaan worden genomen.

Zo kan een vennoot via een stemovereenkomst de uitoefening van zijn stemrecht overdragen aan een derde en afzien van zijn beslissingsbevoegdheid. Zo’n beding is mogelijk op voorwaarde dat het beperkt is in de tijd.

Een andere mogelijkheid is het indelen van de aandeelhouders in groepen en hen een verschillend stemrecht toekennen. Bijvoorbeeld: groep A heeft 70% van de aandelen in handen en krijgt 80% van de stemmen. Groep B bezit 30% van de aandelen en krijgt 20% van de stemmen. De wettigheid van dit systeem wordt echter betwist.

Een derde mogelijkheid bestaat erin om de stemvoorwaarden en de vereiste aanwezigheid voor de goedkeuring van bepaalde beslissingen aan te passen in de statuten. Zo kunnen de partijen bijvoorbeeld bepalen dat investeringen in het buitenland moeten worden goedgekeurd met 90% van de stemmen of bij aanwezigheid van alle aandeelhouders op de algemene vergadering.

5. Scheiden

“Bij het sluiten van relaties tussen bedrijven weten de partijen dat ze elkaar ook weer gaan verlaten. Daarom moeten ze duidelijke scheidingsmodaliteiten vastleggen,” zegt Pierre Robin. “Wanneer je vooraf discussieert over de situaties waarvoor je bang bent, verminder je onmiddellijk het risico op latere spanningen.”

Koop- en verkoopopties zijn een eerste beschermingsmiddel. Deze contractuele clausules bieden genoeg speelruimte om te worden aangepast aan de eisen van alle betrokken partijen. Het basisprincipe: de vennoten behouden zich het recht voor om de aandelen van hun partner te kopen of die van zichzelf te verkopen aan een andere aandeelhouder, en dit onder bepaalde omstandigheden, zoals het einde van een termijn of bij een ernstige fout. De vennoten kunnen ook overeenkomen dat bij geschillen in de algemene vergadering de meerderheidsaandeelhouders de mogelijkheid hebben om de minderheidsaandeelhouders te dwingen hun aandelen over te kopen of omgekeerd.

Een ander beschermingsmiddel is het recht op voorkoop, dat wordt gebruikt in gevallen waarin een vennoot zijn aandelen wil verkopen aan een derde. In dat geval hebben de andere aandeelhouders voorrang om deze aandelen te kopen. In tegenstelling tot de opties kan het recht op voorkoop alleen worden ingeroepen wanneer er een ernstig bod wordt gedaan door een externe koper. Bovendien moet deze procedure binnen de zes maanden zijn afgewikkeld.

En wat als de externe investeerder besluit zijn aandelen te verkopen aan een multinational die zo 80% van de aandelen van het bedrijf in handen zou krijgen? Om te vermijden dat ze op het tweede plan terechtkomen, kunnen de eigenaars van de resterende aandelen een volgrecht doen gelden om de multinational (externe koper) te dwingen ook de resterende 20% over te kopen.

Geraldine Vessière [{ssquf}]

Om blokkeringen van het bedrijfsbeleid te vermijden, mag u als eigenaar nooit meer dan 24,9% van de aandelen verkopen.

De macht van externe investeerders kan worden afgezwakt door een gemeenschappelijke dochteronderneming op te richten.

Hoewel de regel zegt dat één aandeel recht geeft op één stem in de algemene vergadering, kan van dit principe worden afgeweken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content