Het wereldwijde sectorgevoel

Een opvallende trend bij de beleggingsfondsen was de voorbije jaren ongetwijfeld de opkomst van de sectorfondsen. Meer zelfs, bij het beheer van aandelenfondsen wordt de sectorspreiding belangrijker dan de landenallocatie.

Begin jaren negentig vormde een evenwichtige geografische spreiding steevast de basis voor een mooi uitgebalanceerde aandelenportefeuille. Gespreide aandelenfondsen volgden vaak slaafs een referentie-index die, alweer, op geografische basis werd geselecteerd. Met de sector waarin de ondernemingen in kwestie actief waren, werd hoegenaamd geen rekening gehouden. Met de opmars van nieuwe sectoren als de (bio)technologie en telecommunicatie werkten verschillende aandelen in die referentie-indices zich in de kijker. Zo groeide dan het idee om meer op sectorale dan op geografische basis te gaan selecteren. Er werden sectorindices samengesteld die nu vaak het uitgangspunt voor het beheer van sectorfondsen zijn.

Waarom sectoren?

Door de internationalisering van de economie werden in diverse bedrijfstakken over de grenzen heen parallelle evoluties merkbaar. De vervaging van de grenzen en een steeds minder protectionistisch overheidsbeleid bevorderden die tendens. Bovendien zitten de klanten over de hele wereld verspreid. De informatietechnologie, steeds lagere transportkosten, het wereldwijde monetaire beleid en de beter toegankelijke kapitaalmarkten bevorderen het ontstaan van een “wereldeconomie” en de parallelle ontwikkeling van sectoren.

Ook de euro (EUR) gaf het idee om in sectoren te beleggen een duw in de rug. Bij een investering in buitenlandse ondernemingen moeten beleggers steeds minder rekening houden met het muntrisico. Ze kunnen wereldwijd dus gemakkelijker voor de beste of grootste onderneming uit een sector kiezen, zonder naar de nationaliteit te kijken. Voorlopig trekken de grote namen, die bovendien tot benchmarks als de Euro Stoxx 50-index behoren, het laken wel naar zich toe. Kleinere aandelenmarkten met minder grote beurskapitalisaties vallen steeds vaker uit de boot. Brussel is een mooi voorbeeld.

Accenten leggen.

Bovendien zijn aandelenmarkten vaak aan elkaar gekoppeld. De BEL20-index, bijvoorbeeld, volgde de voorbije vijf jaar de Amerikaanse Dow Jones-index voor ongeveer 95 %. Dat betekent dat beide indices vrijwel steeds bijna gelijktijdig stijgen of dalen en dat de schommelingen doorgaans ongeveer even groot zijn. Sectoren volgen “hun” referentie-index echter bijna nooit perfect. Wie dus resoluut en voluit voor de juiste sector kiest, moet bijna automatisch betere resultaten behalen.

Een voorbeeld maakt dat duidelijk. BBL berekent wekelijks de koersprestatie van de Europese sectoren; de gemiddelde return van de diverse bedrijfstakken voor de voorbije vijf jaren spreekt boekdelen. Wie voor een investering in Europese staalaandelen koos, boekte de voorbije vijf jaar op jaarbasis een gemiddelde koerswinst van 4,34 %. Een belegger die voor een Europese telecomkorf opteerde, realiseerde jaarlijks een gemiddelde koerswinst van 31,06 %. Een markant verschil.

Via een sectorspreiding kunnen dus accenten gelegd worden en kan veel gemakkelijker een over- of onderweging toegekend worden. Bij een landenallocatie op basis van een index (BEL20, AEX, Euro Stoxx 50,…), hebben dergelijke onder- of overwegingen veel minder effect. Alle sectoren blijven immers meespelen en de schitterende prestaties van de ene sector worden door minder goede van de andere geneutraliseerd.

Die accenten worden bovendien in functie van de algemene economische en monetaire omgeving gelegd, en dat is via een geografische spreiding van de aandelenportefeuille bijna onmogelijk. Wanneer de rente haar opwaartse beweging stopzet, dan halen de interestgevoelige sectoren (bank- en verzekeringsaandelen, nutsbedrijven) de bovenhand. Een vlak beursverloop wordt best door defensieve aandelen opgevangen: gezondheidszorg, distributie, voeding en dranken. Een behoorlijke economische groei en een controleerbare inflatie vormen een mooie voedingsbodem voor groeisectoren als de telecommunicatie en technologie.

Het gamma.

De sectoraanpak binnen de beveks is in volle opmars. Op dit moment trachten de financiële instellingen vooral alle sectoren af te dekken en hun fondsen een eigen tintje te geven. In gespreide portefeuilles pogen enkele nu al een actief sectorbeheer toe te passen, met over- of onderwegingen tegenover de sectorindex. Minder beloftevolle sectoren worden dan zelfs compleet weggelaten. Ook themafondsen winnen aan belang. Het milieu, de vergrijzing van de bevolking, vrije tijd,…het zijn allemaal thema’s waarrond in de nabije toekomst beveks kunnen worden opgebouwd.

Voor bepaalde bedrijfstakken zoals de financiële sector, technologie, gezondheidszorg en telecommunicatie is er nu al een uitgebreide keuze. Andere bedrijfstakken (nutsbedrijven, energie en zelfs distributie) zijn nog nauwelijks vertegenwoordigd. Vaak is een sector ook te klein of geconcentreerd om er een fonds rond op te bouwen. Denk maar aan de automobielsector waar vijf constructeurs 50 % van de markt in handen hebben.

Sectoren zijn bovendien niet altijd even duidelijk af te lijnen. Zo brengen sommige financiële instellingen specifieke biotechnologiefondsen op de markt, terwijl ook in farmafondsen vaak heel wat biotechaandelen zitten. En ook de grens tussen de zuivere informatietechnologie en de telecommunicatie is niet gemakkelijk te trekken. Veel bedrijven zijn in beide sectoren actief, zoals IBM, America Online, Microsoft

De biotechnologie tracht het fysiologisch functioneren van levende organismen te begrijpen en daarop in te grijpen. Op die manier proberen de onderzoekers tot concreet bruikbare toepassingen te komen, vooral voor de gezondheidszorg, het milieu en de landbouw. Op de aandelenmarkt wordt de biotechsector als “erg risicovol” omschreven. Onderzoek levert immers niet altijd concrete resultaten op waardoor vaak veel geld werd gepompt in onderzoek dat achteraf nutteloos blijkt.

In deze sector voert BBL Invest Biotechnology de lijst aan. Dit aandelenfonds is sterk Amerikaans getint: de Verenigde Staten leveren ruim 90 % van de activa.

De sector consumptiegoederen is een vergaarbak van consumptiegerelateerde ondernemingen uit de gezondheidszorg, de automobielsector, voeding, distributie,…In Europa blijft de sector van de consumptiegoederen aantrekkelijk. De vraag blijft sterk in vergelijking met andere regio’s, aldus de analisten van Cordius. Deze trend wordt gedreven door een stijging van het consumentenvertrouwen.

In de distributiesector kunnen maar twee beveks voor de voorbije twaalf maanden relevant cijfermateriaal voorleggen: Fortis L Equity Shopping en BBL Invest Shopping. In woelige (beurs)tijden fungeert de distributiesector als een tijdelijk toevluchtsoord. In een gunstig beursklimaat presteert deze sector dan weer vaak ondermaats.

Een toekomstgerichte sector is de farma/gezondheidszorg. Eerst en vooral omdat een verouderende en vergrijzende bevolking langer een beroep zal moeten doen op de traditionele geneesmiddelen. Ook middelen om het leven te verlengen, zullen voor een hogere omzet zorgen.

Zijn beurspotentieel heeft deze sector echter niet alleen aan de ontwikkeling van de afzetmarkt te danken, maar ook aan haar fragmentering. De grootste farmagroepen ter wereld, Merck en Novartis, bijvoorbeeld, bezitten amper 5 % van de wereldmarkt. Om de kosten nog verder te drukken, zal de komende jaren werk gemaakt moeten worden van fusies en overnames. En op de aandelenmarkt vertaalt zich dat doorgaans in stijgende koersen.

In de prestatietabel staat Cordius Invest Healthcare bovenaan de rangschikking. Dit aandelenfonds is wereldwijd gespreid in farma-ondernemingen, met een voorkeur voor Amerikaanse bedrijven. Volgens Cordius zijn de Amerikaanse farmabedrijven beter geplaatst in de huidige concurrentiële omgeving dan Britse en Continentaal-Europese ondernemingen. Het management heeft meer mogelijkheden om herstructureringen door te voeren en de activiteiten te focussen. In Europa lag de groei de jongste jaren overigens lager dan in de VS.

De financiële sector had de afgelopen maanden onder enkele renteverhogingen te lijden. Zo moest de BEL20 sinds het jaarbegin bijna 15 % prijsgeven. Vooral dan door de terugval van de bank- en verzekeringsaandelen die het leeuwendeel van de Brusselse beursindex uitmaken.

De sector is in volle consolidatie. Fusies en overnames zijn schering en inslag, en niet alleen in ons land. Denk maar aan de recente megafusies in Japan. Na een nationale consolidatie zal dit proces de komende jaren steeds meer een internationaal karakter krijgen.

Om de kosten in te dijken, zullen bovendien steeds meer bankproducten de komende jaren via internet aan de man worden gebracht. In de Verenigde Staten wordt trouwens al 20 % van de beurstransacties door particulieren via internet uitgevoerd. En nog heel wat andere financiële producten lijken wel voor dit medium gemaakt.

Ook instellingen die zich op de voorzieningen voor de “oude dag” toeleggen – een element dat door de overheid steeds meer wordt geprivatiseerd -, mogen een mooie toekomst tegemoet zien.

Als gevolg van de betere economische groei lieten de grondstoffen de voorbije maanden een mooi herstel zien. Dit is echter een erg cyclisch compartiment zodat de return op lange termijn nooit echt kan bekoren. Dergelijke fondsen worden dan ook best als “tradingobjecten” beschouwd.

Placeuro Goldmines, dat in deze categorie de hoogste return haalt, is een closed end-fonds. De koers wordt door vraag en aanbod bepaald en het gemiddelde verhandelingsvolume ligt aan de lage kant.

De rubriek luxegoederen herbergt diverse sectoren, maar de nadruk ligt toch op textiel en modehuizen. Geografisch is vooral Frankrijk belangrijk. De luxesector presteerde uitstekend in de aanloop naar het jaar 2000. Ook de economische heropleving in Azië deed de vraag naar luxeartikelen stijgen. Het zijn overwegend de sterke merknamen die worden opgenomen; dat blijkt ook uit de top-5 van BBL Invest Prestige & Luxe.

De technologiesector bestaat, in grote lijnen, uit hard- en softwareproducenten. Ook internet, dienstverlening, spraaktechnologie en gegevensoverdracht zijn domeinen die in deze bedrijfstak horen. Ondanks de al puike prestaties van de meeste technologie-aandelen blijven de langetermijnvooruitzichten ronduit positief. De millenniumovergang drukte wel op de pc-verkopen, maar herstructureringen hielden de winstcijfers op peil. De verdere digitalisering van allerhande elektronische apparaten zoals auto’s en telefoons zal de vraag naar software en halfgeleiders verder opdrijven. Pc’s, mobiele telefoons en andere hoogwaardige technologische producten worden in grote delen van de wereld nog nauwelijks gebruikt en dat biedt de komende decennia nog volop ruimte voor volumegroei. Nieuwere ontwikkelingen zoals internet, e-commerce en spraaktechnologie zullen het gebruiksgemak van vele technologische producten nog verhogen.

De voorbije twaalf maanden scoorden fondsen met veel internetbedrijvigheid in portefeuille de hoogste returns. Geografisch ligt het zwaartepunt uiteraard in de VS. De zuivere internetfondsen zijn nog van te recente makelij om in de prestatietabel op te nemen.

Ook de telecomsector heeft een sterk beursjaar achter de rug. De vele herstructureringen en allianties tussen bedrijven uit de sector laten ook voor de komende twaalf maanden het beste verhopen. In Europa ging de consolidatiebeweging pas begin 1999 echt van start; in de VS is die concentratietendens al langer merkbaar.

De meeste analisten blijven uitermate positief voor deze sector en ze verwijzen daarbij naar de deregulering van de markt. In bijna alle landen wordt de telecommarkt geliberaliseerd. Innovaties en concurrentie krijgen daardoor meer ruimte. Wel leidt zo’n deregulering vaak tot prijsdruk waardoor de winstgevendheid van de telecombedrijven achteruitgaat.

Door nieuwe toepassingen zal telecommunicatie in het dagelijkse leven een steeds belangrijkere rol gaan spelen. Zo was de totale telecommarkt in 1998 goed voor 732,6 miljard dollar (USD). In 2005 zou de totale waarde van de telecommarkt tot 1200 miljard USD groeien. Globaal genomen zou de telecommarkt jaarlijks met 4,5 % groeien.

De samenstelling van de portefeuilles binnen de vastgoedsector loopt sterk uiteen. Sommige fondsen investeren uitsluitend in beursgenoteerde ondernemingen, terwijl andere rechtstreeks in onroerende goederen beleggen.

Hoewel heel wat namen uit de voedingssector klinken als een klok telt deze sector opvallend weinig fondsen. Bovendien kunnen maar vier compartimenten relevant cijfermateriaal voor de voorbije twaalf maanden voorleggen.

De zwakke prestaties van de fondsen weerspiegelen het feit dat de grote bedrijven uit de voedingssector een moeilijk jaar achter de rug hebben. Denk maar aan de tegenvallers bij Philip Morris en Coca-Cola. Vooral de problemen in de groeilanden deden de internationale spelers de das om.

Voedings- en drankenbedrijven kennen doorgaans een regelmatige groei, maar beleggers zijn nu niet bereid om voor die solide groei een hoge prijs te betalen. Voor telecom- en technologie-aandelen willen ze wel veel geld neertellen.

Robeco-groep ziet drie punten die de voedingssector in de nabije toekomst zullen beïnvloeden. Een eerste is de volumegroei van westerse voedingsmiddelen in de groeilanden, zowel door de aangroei van de bevolking als door een toenemende welvaart. In het Westen zit de groei in producten met een luxueuze uitstraling, die gemakkelijk te bereiden zijn of goed voor de gezondheid. Bovendien stoten ook voedingsbedrijven hun niet-kernactiviteiten af. In deze ontwikkeling lopen de Amerikaanse ondernemingen voorop en die herstructureringsoperatie zal de komende jaren tot een verbetering van de winstmarges leiden.

Geert Tack

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content