Het voordeel van onwetendheid

Karel Anthonissen Gewestelijk directeur bij de BBI

Volgens een uitspraak van het hof van beroep in Gent van 3 februari was een fiscaal adviseur niet medeschuldig aan de georganiseerde fiscale fraude en de witwaspraktijken van zijn cliënt. Dat kwam doordat hij “niet bijzonder diligent” geweest was. “Een gebrek aan zorgvuldigheid laat zich niet per definitie vereenzelvigen met het moreel element dat lastens een mededader voor de incriminatie is vereist”, aldus het hof. “Al hoeft de mededader niet hetzelfde opzet te hebben als de hoofddader, dan nog moet de deelnemer niettemin met kennis van zaken bijdragen tot het plegen van het misdrijf.” De rechter in eerste aanleg had de adviseur wel veroordeeld als mededader. Volgens die rechter was er sprake van een “een gewilde onwetendheid”.

Om aan fraude te kunnen meehelpen, moet je een minimum aan begripsvermogen hebben. Zou dat de conclusie kunnen zijn? Het hof van beroep van Antwerpen worstelde ook al met de kwestie. Op één dag, 10 februari 2010, oordeelde het hof in twee zaken over verkopers van kasgeldvennootschappen. De eerste was een consultant die ook managementseminars verzorgde bij de belastingdienst. Nadat hij in eerste aanleg was veroordeeld, sprak het hof hem vrij met deze overweging: “Er blijkt niet met zekerheid dat deze beklaagde wist dat de overnemers frauduleuze bedoelingen hadden. Hij beschikte niet over enige deskundigheid inzake vennootschapsrechtelijke en fiscale aangelegenheden.”

De tweede was een kleine ondernemer die met pensioen ging. In eerste aanleg was ook hij veroordeeld. Het hof, weliswaar in een andere samenstelling, bevestigde: “Na 25 jaar als zelfstandige houtbewerker wil beklaagde zijn activiteit stoppen. Het is ongeloofwaardig te stellen dat zulk een man niet zou weten dat de stopzetting van zijn vennootschap een fiscale component zou hebben. Beklaagde wist duidelijk dat hij doende was aan een fiscale verplichting te ontsnappen. Hij wist ook duidelijk dat zijn medecontractanten niet zinnens waren de verplichtingen van de vennootschap na te komen.” Moeder, in welk land leven wij?

Als je voor de strafrechter komt, is het nog het beste dat je niet te veel kennis van zaken hebt. Dat lijkt ook het argument te zijn in alle grote dossiers van fiscale fraude in de bankwereld. Het hoofdbestuur van de bank weet nergens van. Dat lokale kantoorhouders hun klanten hielpen frauderen? Of wat er allemaal in de Luxemburgse en de Zwitserse vestigingen geregeld wordt? Bij de Brusselse directie weet van men van niks, bij de Nationale Bank als toezichthouder evenmin.

Ik ken een categorie extreme avonturiers, die de meest gewaagde constructies legitimeren en daar vaak mee wegraken, als die constructies al tenminste aan het licht komen. Daartegenover staat een categorie zeer diligente, zorgvuldige boekhouders, die voor zichzelf en hun cliënten geen enkel risico willen nemen. Bij de belastingdienst hebben wij dat ervaren met de zogenoemde bazooka, de belasting van 309 procent op niet-verantwoorde kosten. Voor de fiscus was dat van oudsher een stok achter de deur, maar onder de regering-Di Rupo moesten de controleurs die echt gaan toepassen. In 2012 sprak ik voor een vergadering van verontwaardigde accountants en belastingconsulenten. Als ze eieren en rotte tomaten bij zich gehad hadden, dan hadden ze die naar het spreekgestoelte gegooid. Ik kon mijn vel redden door te zeggen dat de soep niet zo heet gegeten hoefde te worden als dat ze werd opgediend. Maar ik weet zeker dat de meesten van hen de volgende dag in hun gewone baan weer zorgvuldig en diligent de niet-verantwoorde kosten uit de boeken van hun cliënten gingen weren.

Het contrast met vermogensadviseurs en -planners allerhande kan niet groter zijn. Die kunnen met de beste wil van de wereld niet weten dat aan het geld van hun cliënten, dat ze in allerlei buitenlandse constructies parkeren, weleens een reukje kan zitten. Het wordt spannend met de kaaimantaks. Moet de adviesverlener nu oplettend zijn in verband met witwassen van het verleden, of net “niet bijzonder diligent”?

De auteur is gewestelijk directeur van BBI-Gent.

KAREL ANTHONISSEN

Als je voor de strafrechter komt, is het nog het beste dat je niet te veel kennis van zaken hebt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content