Het verschil tussen linkse en rechtse burgemeester: 125 euro per inwoner per jaar

Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

De politieke kleur van de burgemeester heeft een impact op de lokale belastingtarieven, uitgaven en begrotingen. Uw keuze op zondag

8 oktober kan een verschil van 10 % op het gemeentebudget maken. Voor een legislatuur (zes jaar) maakt dat voor een gezin met vier een verschil van 3000 euro.

Bent u een voorstander van lagere gemeentebelastingen? Stem dan op zondag 8 oktober voor VLD. Pleit u voor een ruimer gemeentebudget? Stem dan voor SP.A. Houdt u liever de kerk in het midden? Kies dan voor CD&V. De gemiddeld zuinigste burgemeesters worden evenwel geschraagd door een lokale lijst. Die burgemeesters geven gemiddeld 125 euro per inwoner minder uit dan hun collega’s van de SP.A, die gemiddeld het meest spenderen per inwoner. Dat is een verschil ter waarde van ongeveer 10 % van het gemeentebudget. Voor een legislatuur van zes jaar scheelt dat 3000 euro voor een gezin van vier.

De lokale lijsten zijn ideologisch moeilijk te kaderen. Politoloog Carl Devos (Universiteit Gent): “Het is een wereld op zich. Vaak gaat het om vermomde lijsten van klassieke partijen. Niet zelden zijn het centrumrechtse partijen, met veel aandacht voor goed bestuur.”

Tussen een klassieke centrumlinkse burgemeester (SP.A) en een klassieke centrumrechtse burgemeester (VLD) gaapt een beleidskloof ter waarde van 117 euro per inwoner per jaar, want dat is het verschil in uitgaven per inwoner tussen SP.A en VLD-burgemeesters.

Trends komt tot deze conclusies door de relatie tussen de partij van de burgemeester en de financiële prestaties van de 308 Vlaamse gemeenten tijdens de voorbije legislatuur (2000-2006) te onderzoeken. Het is geen wetenschappelijk onderzoek waar geen speld tussen te krijgen is, maar de cijfers zijn de cijfers, en ze zijn zeer indicatief. De cijferbronnen zijn het Agentschap voor Binnenlands Bestuur van de Vlaamse overheid en de FOD Economie.

Burgemeester heeft nog invloed

Dat de VLD werk maakt van lagere belastingen en de SP.A ijvert voor een hoger gemeentebudget, lijkt vanzelfsprekend, maar dat is het niet. Van de premisse dat de liberalen tegen belastingen zijn en de socialisten opteren voor een groter overheidsbeslag, is op federaal niveau nauwelijks nog een spoor terug te vinden. Professor Paul De Grauwe (KU Leuven) toonde in 1999 aan dat de politieke kleur niet of nauwelijks het niveau van overheidsuitgaven, belastingdruk of begrotingstekorten verklaarden. Links en rechts bleken mythes op federaal niveau. Paul de Grauwe zocht een verklaring: “Centrumrechts wil de belastingen misschien verlagen, maar durft niet omdat de lagere inkomsten hen zouden dwingen ook uitgaven te schrappen. Dat wil de doorsnee kiezer niet. Centrumlinks wil meer uitgeven, maar durft niet, want dan moeten de belastingen verhoogd worden.”

Op lokaal niveau is er dus wél nog een verschil. Mogelijke verklaring is dat de burgemeester zijn stempel nog kan drukken op het beleid, zeker omdat hij vaak kan terugvallen op een ruime of zelfs totale meerderheid. Carl Devos: “Toch worden de belangrijkste financiële functies vaak verdeeld om voor een machtsspreiding van financiële bevoegdheden te zorgen. De burgemeester krijgt bijvoorbeeld een kritische stadsontvanger als waakhond mee.” Maar is de burgemeester geen alleenheerser, dan toont een analyse op basis van de regerende coalities een gelijklopende links-centrum-rechtsnuance in het beleid.

Vraag is in welke richting de causaliteit loopt. Geven gemeenten bijvoorbeeld meer uit omdat de burgemeester dat wil, of omdat de burgers een burgemeester kiezen die dat van plan is? Carl Devos: “Mensen kiezen in functie van hun eigen behoeften, al is hun stemgedrag vaak ook veeleer emotioneel dan rationeel. Enkele doctoraten kunnen zoet zijn met een onderzoek naar de impact van de sociodemografische structuur (meer ouderen, of meer uitkeringsgerechtigden bijvoorbeeld) van een gemeente op het kiesgedrag.”

Een indicatie dat vooral de burgemeester het verschil maakt: hij kan terugvallen op een gelijklopend fiscaal inkomen van de inwoners. Alleen VLD-burgemeesters hebben beter gegoede burgers (zie verder).

VLD wil lagere belastingen

Woont u in een gemeente waar een burgemeester van een lokale lijst de plak zwaait, dan geniet u gemiddeld van de laagste aanvullende belasting op de personenbelasting (APB). De VLD-burgemeesters rekenen u de laagste opcentiemen op de onroerende voorheffing aan (OOV). Die twee belangrijkste gemeentebelastingen (samen goed voor ongeveer de helft van de inkomsten van de gemeenten) zijn het hoogst in de gemeenten waar SP.A-burgemeesters de scepter zwaaien. De toename van beide tarieven tijdens de voorbije legislatuur is ook het hoogst in de SP.A-gemeenten (zie grafieken 1, 2 en 3), zodat hun gemiddeld APB-tarief 0,5 % (7,4 % tegenover 6,9 %) hoger is dan het gemiddelde tarief in gemeenten bestuurd door een burgemeester uit een lokale lijst. Dat scheelt ongeveer 40 euro per inwoner.

De lokale belastingtarieven verraden dus nog een onderscheid tussen links of rechts. Of toch niet? Zou het niet kunnen dat het inkomen van de inwoners bijvoorbeeld de belangrijkste kracht is achter én het niveau van de belastingtarieven én de politieke voorkeur van de lokale bevolking?

Gemeenten gezegend met rijkere burgers hanteren inderdaad lagere tarieven – voor elke 1000 euro dat het fiscale inkomen per inwoner stijgt, daalt de APB met 0,2 %. Het tarief van de OOV reageert nog gevoeliger (zie grafiek 4). In een gemeente verklaart het fiscale inkomen van de inwoners voor een ruim een derde de hoogte van de OOV.

Als dus de rijkere gemeenten bestuurd worden door VLD-burgemeesters en de armere door SP.A-burgemeesters, dan verklaart dit de kloof in het belastingtarief. Dan mag het links-rechts-onderscheid opgeborgen worden. Maar zo’n vaart loopt het niet. Het gemiddelde belastbaar inkomen is in VLD-gemeenten inderdaad 6 % hoger dan het Vlaamse gemiddelde (rijkere mensen hebben de neiging ‘liberaler’ te stemmen), maar dit verklaart het verschil in belastingtarieven slechts gedeeltelijk. In een gemeente met een gelijk belastbaar inkomen per inwoner zouden de VLD-burgemeesters hun gemiddelde APB-tarief met 0,16 procentpunten optrekken. Er blijft dus een kloof van 0,2 procentpunten met een gemeente met hetzelfde inkomen, maar dan bestuurd door een SPA-burgemeester.

Wat betreft het verschil in OOV, dicht de inkomenscorrectie de kloof tussen VLD en SP.A bijna helemaal. Voor de andere partijen hoeft een dergelijke inkomenscorrectie niet, want het gemiddeld belastbaar inkomen verschilt voor hen minder dan 1 % van het gemiddelde inkomen.

SP.A wil een groter gemeentebudget

Het onderscheid tussen links, centrum en rechts komt ook tevoorschijn in de lokale uitgaven per inwoner (zie grafiek 5). SP.A-burgemeesters zijn daarin de onbetwiste kampioenen, de burgemeesters geschraagd door een lokale lijst de zuinigste.

Maar ook hier doorkuisen ander wetmatigheden de vaststellingen. De uitgaven per inwoner stijgen bijvoorbeeld snel naarmate het aantal inwoners toeneemt. Voor elke 10.000 inwoners extra stijgen de uitgaven met 75 euro per inwoner (zie grafiek 6). Dat is belangrijk omdat het gemiddeld aantal inwoners in gemeenten bestuurd door SP.A-burgemeesters gevoelig hoger ligt. De SP.A staat sterk in de steden en heeft onder meer Antwerpen en Gent in handen. Die twee steden worden dan ook uit deze analyse gewipt, omdat ze door hun groot gewicht de resultaten vertekenen.

Na correctie voor het aantal inwoners, daalt de uitgavenkloof tussen de SP.A en de lokale lijsten van 225 euro per inwoner tot 125 euro per inwoner. Ideologie blijft er dus toe doen. De SP.A-burgemeesters hebben de stijging van de uitgaven wel het meest afgeremd. Hun stijging was het hoogst uitgedrukt in euro, maar het laagst in procenten (+ 18 % tegenover +26 % als Vlaams gemiddelde).

Waarom geven gemeenten meer uit per inwoner naarmate ze in omvang toenemen? Jan Leroy van de Vlaamse Vereniging voor Steden en Gemeenten: “Er zijn schaaleffecten. De grotere gemeenten krijgen last van bureaucratische inefficiëntie. Daarnaast moeten steden hun centrumfunctie financieren, maar daar krijgen ze een vergoeding voor van het gemeentefonds.” Wim Moesen (KU Leuven) wijst ook op het kippensyndroom: hoe hoger de bevolkingsdichtheid, hoe meer geld en energie verloren gaan aan conflicten en pacificatie. Nog een merkwaardige vaststelling: hoe hoger het belastbare inkomen van de burgers, hoe hoger de uitgaven per inwoner. Wie het wat breder heeft, kan het wat breder laten hangen. Dat effect stuwt de uitgaven in de VLD-gemeenten met ongeveer 20 euro per inwoner op.

Iedereen wil begroting in evenwicht

Een socialistische minister bewaakt het alfa en omega van de paarse federale regering: de begroting moet in evenwicht zijn. De beeldvorming van de SP.A als hoeder van de staatsfinanciën zette zich ook op lokaal vlak door. De gemeenten met een SP.A-burgemeester verbeterden hun begrotingssaldo het meest. Ze kampten met de grootste tekorten in 2000, maar in 2005 is de kloof met de andere gemeenten gedicht. Ook op lokaal niveau lijken de ideologische verschillen qua begrotingsbeleid verdampt (zie grafiek 7). De SP.A dankt die prestatie vooral aan de sanering die de SP.A-burgemeesters in de grote steden hebben gedaan, Antwerpen en Gent op kop. SP.A-burgemeesters hebben de hogere belastingtarieven vooral aangewend om tekorten te saneren, want de uitgavenstijging bleef beperkt. Wel is moeilijk te achterhalen hoeveel uitgaven her en der uit de begroting gehaald zijn en verschoven naar gemeentelijke autonome bedrijven. Tijdens de huidige legislatuur vertoonden de begrotingscijfers een dalende trend. Van een gemiddeld overschot in 2000 ging het naar een gemiddeld tekort in 2006.

Nog een wat vreemd verband: hoe rijker de burgers van een gemeente, hoe groter het begrotingstekort (of hoe kleiner het overschot). Voor elke 1000 euro hoger fiscaal inkomen is het tekort 14 euro per inwoner hoger. In de rijkere VLD-gemeenten zou het tekort daarom 11 euro per inwoner beter zijn, mochten de inwoners een gemiddeld inkomen hebben. De mogelijke verklaring is ook op dit vlak dat wie het wat breder heeft, het ook wat breder laat hangen. De rijkere gemeenten hebben ook iets lagere belastingtarieven en hebben dus reserveruimte om de belastingen op te trekken en tekorten te dichten. Knokke-Heist is een mooi voorbeeld. Het tarief van de APB bedraagt 0 %, maar de kustgemeente begroot in 2005 een tekort van 271 euro per inwoner. Alleen Boom had nog een groter tekort.

Opvallend is ook de positieve knik in de begrotingscijfers in 2003, te danken aan eenmalige meevallers. Jan Leroy: “Die eenmalige inkomsten waren ook echte meevallers, die pas achteraf konden ingeboekt worden. Het gaat dus niet om kunstmatige ingrepen om de begroting uit de rode cijfers te houden.”

De gemeenten kunnen trouwens geen patrimonium verkopen om begrotingsputten te vullen. Voor het beheer van het patrimonium en de leningen die daarvoor worden afgesloten, wordt een aparte begroting bijgehouden. “Zo wordt voorkomen dat een gemeente patrimonium verkoopt om de gewone werking te financieren,” legt Leroy uit. De aflossing van die leningen moet wel in de gewone begroting geboekt worden. Leroy: “Een gemeente moet met de lopende inkomsten de schulden kunnen afbetalen. Net zoals een gezin aan de bank moet bewijzen een lening met het loon te kunnen afbetalen.”

Daan Killemaes

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content