‘HET VERBAAST ME: DIENEN ZIJ DAN NIET ALLEMAAL DEZELFDE ACHTERBAN?’

De verspreide slagorde in het werkgeverskamp lijkt in de kaart van de vakbonden te spelen. Zelf spreken ze dat tegen. “Sterke afspraken vragen sterke partners.”

Aan werkgeverszijde is er weinig schroom om toe te geven dat de vakbonden een stuk verder staan in het wegwerken van de versnippering. Toch wat ironisch, aangezien diezelfde federaties de vakbonden vaak aanwrijven te behoudsgezind te zijn.

“Wij hebben recht van spreken omdat wij al die oefening gedaan hebben”, zegt Rudy De Leeuw, voorzitter van de socialistische vakbond ABVV. “In onze vereenvoudiging naar zes centrales zit een schaalvergroting die onze belangenbehartiging en dienstverlening heeft versterkt.”

Ook het ACV maakt daar werk van. “Het eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden heeft gevolgen voor de organisatie van de vakbonden”, zegt nationaal secretaris Mathieu Verjans. ‘We zijn gestaag bezig met een herverkaveling waarbij we naar tien beroepscentrales gaan, waarvan zes voor de privésector, drie voor onderwijs en één voor de overheid.’

De oefening is nog niet ten einde, verklaart hij. “In een bedrijf met gemengde activiteiten van metaal en metaalbouw bijvoorbeeld, kunnen er op dit ogenblik vier ACV-centrales actief zijn. Wij willen dat tegen 2020 herleiden naar één die het belang van alle werknemers vertegenwoordigt, of dat nu een boekhouder, een inpakker of een verkoper is.”

Handicap

Wat vinden de vakbondsleiders van de versnippering bij de ‘vakbonden van de werkgevers’? “Ik wil geen lessen geven aan anderen”, begint De Leeuw voorzichtig. “Maar ik stel vast dat de versnippering in het werkgeverslandschap een handicap is voor het sociaal overleg.” Hij geeft het voorbeeld van de gezondheidsinrichtingen, waar de vakbonden aan de andere kant van de tafel vijftien werkgeversfederaties zien zitten.

Is die verspreide slagorde geen troef voor de vakbonden? “Ik geloof daar niet in”, zegt De Leeuw. “Aan werkgeverskant leidt het soms tot een opbod waardoor we als vakbond niet meer weten tot wie we ons moeten richten. Het sociaal overleg is gebaat bij een goede en sterk ingevulde vertegenwoordiging. Sterke partners maken sterke afspraken.”

Verjans valt hem bij. “Het gaat over de kwaliteit van het overleg. Wie er tegenover mij zit — jong, oud, man, vrouw — maakt niet uit. Maar die persoon moet wel kunnen spreken namens zijn achterban.”

Sereniteit

Tussen de federale en regionale werkgeverskoepels loopt het niet altijd even goed, stellen ook de vakbondslui vast. “Op interprofessioneel niveau zijn het dikwijls organisaties die niet aan tafel zitten, zoals UWE en Voka, die op een akkoord schieten”, merkt De Leeuw op.

“Ik kijk daar altijd met veel verwondering naar”, zegt Verjans. “Uiteindelijk hebben ze toch allemaal dezelfde achterban, niet? Binnen het ACV ben ik er zelf een grote voorstander van om bij de besluitvorming de hardste roepers mee in bad te trekken. Het is te gemakkelijk om te zeggen wat allemaal niet mag en kan, zonder te zeggen hoe het dan wel moet.”

Op Vlaams niveau zit Voka wel in het sociaal overleg, maar laaiend enthousiast is De Leeuw daarover niet. “We zien daar dat de politiek vaak in de plaats van het overleg treedt. De werkgeversorganisaties in Vlaanderen vinden het eenvoudiger om geen akkoorden met de vakbonden te sluiten in de veronderstelling dat de regering hen wel hun zin zal geven. Dat is niet goed voor de stabiliteit van het overleg, en niet alleen omdat de centrumrechtse regeringskoers niet tot het einde der tijden in steen gebeiteld staat. Als je als sociale partner alles overlaat aan de politiek, ben je niet meer dan een lobbygroep.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content