Het Sodom van de fiscaliteit

Begin juli heeft de regering dan toch volledige overeenstemming bereikt over de hervorming van de vennootschapsbelasting. Een belangrijk punt daarin betreft de aftrek van de definitief belaste inkomsten. Sommige excellenties hebben die aftrek hardop tot “het Sodom van de fiscaliteit” uitgeroepen. Is het echt zo erg?

De blikvanger van de hervorming is de invoering van een heffing van 10% op de liquidatieboni die men verkrijgt bij de vereffening van vennootschappen. Tot voor kort waren dergelijke liquidatieboni voor particulieren nog volledig belastingvrij.

De heffing zal ook slaan op wat men boven op het kapitaal terugbetaald krijgt bij een inkoop van eigen aandelen. Ook dat verschil in meer bleef tot voor kort voor particulieren volledig belastingvrij.

Beleggingsvennootschappen. De 10%-heffing zal niet in alle gevallen van toepassing zijn. Het wetsontwerp voorziet in een uitzondering voor de gevallen waarin een beleggingsvennootschap vereffend wordt of haar eigen aandelen inkoopt. Althans, voor zover het gaat om een beleggingsvennootschap die aan een bijzonder fiscaal stelsel onderworpen is. De beveks en bevaks, en hun vergelijkbare buitenlandse soortgenoten, ontspringen daarmee de dans.

Onlogisch is dat niet. In de Memorie van Toelichting wordt dat met zoveel woorden uitgelegd. Een beleggingsvennootschap heeft een bijzondere functie. Ze speelt slechts de rol van go-between tussen de passieve belegger en de instrumenten waarin uiteindelijk wordt belegd. Vandaar dat deze vorm van beleggen niet veel harder moet worden belast dan wanneer een actieve belegger rechtstreeks – zonder tussenkomst van zo’n vennootschap – zou beleggen. Om die reden zijn beleggingsvennootschappen zelf aan een bijzonder (matig) belastingstelsel onderworpen. En blijft de nieuwe 10%-heffing achterwege wanneer particulieren een liquidatiebonus verkrijgen vanwege een beleggingsvennootschap, of wanneer hun aandelen door zo’n vennootschap worden ingekocht.

Het lijstje met vrijstellingen van de nieuwe heffing van 10% is inmiddels nog uitgebreid. Zo blijft de heffing ook achterwege wanneer een coöperant uittreedt uit een erkende coöperatieve vennootschap, of zijn aandeel door een dergelijke vennootschap wordt ingekocht.

De heffing zal (onder meer) ook achterwege blijven wanneer een vennootschap haar eigen aandelen inkoopt via de centrale beursmarkt van Euronext.

Terugwerkende kracht. De 10%-heffing zet vooral kwaad bloed omdat ze (minstens feitelijk) met terugwerkende kracht wordt doorgevoerd. Ze geldt met ingang van 1 januari 2002. Op die regel geldt slechts één uitzondering: liquidatieboni ontspringen de dans voor zover de vereffening afgesloten werd vóór 25 maart 2002.

De kans dat die terugwerkende kracht alsnog ongedaan wordt gemaakt, is niet bijster groot. In het parlement heeft de oppositie al een poging ondernomen om een motie te laten goedkeuren waarmee de terugwerkende kracht scherp gehekeld wordt. Maar die motie werd gecounterd door een andere motie van de meerderheid, waarmee besloten werd gewoon over te gaan tot de orde van de dag.

Hoe dan ook zal de meerderheid de discussie niet kunnen blijven ontlopen. Tijdens de komende bespreking van het wetsontwerp in de bevoegde kamercommissie zal de terugwerkende kracht ongetwijfeld weer de kop opsteken, en hopelijk voor vinnige discussies zorgen.

DBI. Een ander belangrijk punt betreft de aftrek van de definitief belaste inkomsten ( DBI). Sommige excellenties hebben die aftrek hardop tot “het Sodom van de fiscaliteit” uitgeroepen. Zo erg is het niet. De DBI-aftrek is een valabel middel om economische dubbele belasting op dividenden tegen te gaan. Dividenden worden in de regel immers zowel belast in hoofde van de vennootschap die de dividenden uitkeert, als in hoofde van de vennootschap die ze ontvangt. Die dubbele belasting wordt geneutraliseerd door de ontvangende vennootschap het recht te geven het verkregen bedrag (grotendeels) af te trekken van haar belastbare resultaat.

Het probleem is dat het uitzonderlijk moeilijk is om een regeling te ontwerpen die rekening houdt met alle bijzondere omstandigheden die zich wereldwijd kunnen voordoen. De DBI-aftrek is immers maar gerechtvaardigd voor zover de uitkerende vennootschap zélf belast wordt op de dividenden die ze uitkeert. Maar die belasting durft sterk te verschillen. Sommige landen heffen geen belasting, of een veel lagere belasting dan wij in België gewoon zijn. Bijgevolg moet de Belgische wetgever de regels van de DBI-aftrek voortdurend aanpassen aan de werkelijkheid, én aan de spitsvondigheid van de bedrijven en hun fiscale raadgevers die voortdurend op zoek zijn naar mazen in het net.

Met het nieuwe wetsontwerp probeert men die mazen opnieuw wat fijner te maken. In hoofdzaak door te eisen dat de belasting die de uitkerende vennootschap ondergaat minstens 15% moet bedragen. Maar daarbij wordt in het raam van een loyale Europese benadering meteen een uitzondering ingebouwd, voor het geval de dividenden afkomstig zijn uit een andere Europese lidstaat. In Ierland bedraagt de vennootschapsbelasting in een aantal gevallen amper 10%.

De vrees dat dividenden die afkomstig zijn uit Zwitserland niet meer als DBI aftrekbaar kunnen zijn, is inmiddels ook bezworen. Bij de berekening of de 15%-grens gehaald wordt, zal men immers niet alleen rekening mogen houden met de belasting die door de centrale overheid aangerekend wordt, maar ook met de vennootschapsbelasting die door de lagere overheden wordt geheven.

Jan Van Dyck [{ssquf}]

De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.

De terugwerkende kracht van de 10%-heffing blijft wellicht behouden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content