‘Het probleem van Europa is zijn overheid’

Europa heeft uitstekende bedrijven, maar een trage en schuldzieke overheid. Dat weegt op onze concurrentiekracht. Stéphane Garelli, een wereldautoriteit in competitiviteit, pleit voor een overheid die weer doet wat ze moet doen: beslissingen nemen.

Zelden was de politiek zo bepalend voor de economie en zelden bakte ze er zo weinig van. Stéphane Garelli, de directeur van het World Competitiveness Center (WCC), neemt de eurocrisis als voorbeeld. “Hoeveel diners hebben de Europese leiders nodig gehad om de euro te redden, een stuk of 25? Ik ben niet pessimistisch over de Europese economie, we hebben sterke bedrijven. Het probleem van Europa is zijn overheid. Ze kan geen beslissingen meer nemen.”

In een geglobaliseerde economie maakt de overheid het verschil. Een slechte overheid is slecht voor de concurrentiekracht en daar draait het in de wereldwijde wedloop om. Garelli was even in Brussel om het cliënteel van ING toe te spreken. Hij ziet de winnaars en verliezers onder zijn ogen passeren. Het WCC, een onderdeel van de Zwitserse managementschool IMD, publiceert elk jaar zijn World Competitiveness Yearbook, een rapport dat de concurrentiekracht van 59 landen meet aan de hand van 329 criteria. Van de Europese lidstaten halen alleen Zweden en Duitsland de top tien.

Te hoge schulden

Gebrek aan besluitvaardigheid is niet het enige probleem van de overheid. Terwijl de Europese bedrijven een berg cash op hun balans hebben — samen goed voor 2480 miljard euro — verzinken de Europese staten in de schulden. Als de gevreesde rentestijging er komt, verzeilen zij in zwaar weer, en niet alleen de staten. “We beginnen te ontdekken dat ook regio’s en steden zwaar in de schulden zitten. Je hoort vaak spreken over het sterke Duitsland, maar de helft van de Duitse deelstaten kampt met schuldproblemen, en de toestand van een stad als Berlijn is ronduit zorgwekkend. Dan zwijg ik nog over de Spaanse autonome regio’s als Andalusië en Valencia.”

De politici kunnen de schuldenberg omzeilen door geld te drukken. Daarmee hopen ze de prijzen op te krikken, wat dan weer de reële last van de schuld verlicht. Bovendien zetten stijgende prijzen mensen aan tot kopen, wat dan weer past in een relancebeleid. Als mensen beseffen dat alles duurder wordt, stellen ze de aankoop van een nieuwe koelkast of auto niet uit tot volgend jaar.

Japan test dat recept uit. De nieuwe regering draaide de geldkraan open en aarzelde niet om daartoe de centrale bank onder druk te zetten. “Het opent een debat over de onafhankelijkheid van de centrale banken”, zegt Garelli. “De politiek wil dat zij flexibeler omspringen met inflatiedoelstellingen. Gewoonlijk mikken centrale banken op een inflatie van 2 procent. Van mij mag dat 3 procent worden, dat zou iedereen helpen.”

De ijver van de politiek om de banken te reguleren, kan op minder genade van Garelli rekenen. “Je kan de complexiteit niet oplossen met nog meer complexiteit. De nieuwe Basel III-regels brengen het totaal aan regulering op 60.000 pagina’s voor de Europese banken. Het is alsof je een hond een frisbee leert te vangen door hem eerst de wetten van Newton te doen studeren.”

Staatskapitalisme als revolutie

De Chinese overheid is van een heel ander kaliber. “Wij hebben de schulden, zij het geld. Daarmee kopen ze bedrijven in de rest van de wereld, of financieren ze de globalisering van hun industriële kampioenen. Dat zie je aan de onbekende namen die opduiken op de markt. Tien jaar geleden stond geen enkele Chinese onderneming in de top tien van de grootste bouwbedrijven ter wereld. Vandaag zijn ze met vijf, waarvan drie aan de top van de rangschikking. De Chinese mastodonten zijn zogezegd privébedrijven, in werkelijkheid zit de overheid achter het stuur, met een flink pak geld.”

Het Chinese staatskapitalisme is een van de grote revoluties in de wereldeconomie, volgens Garelli. Onderdeel van dat staatskapitalisme zijn massale investeringen in onderzoek. “China klimt heel snel de technologieladder op. Dat heeft Japan destijds ook gedaan, maar daar bleef het bij verfijningen van wat al bestond. China zal echte innovaties brengen.”

Zullen onze Europese bedrijven nog kunnen meespelen? “Er is een veelvoud aan sectoren waarin wij nog steeds uitmunten. Denk maar aan de chemische industrie en de biotechnologie. De westerse vaardigheden in management ontbreken bij de Chinezen. Onze bedrijven zijn alleen tijdelijk verlamd door het dreigende einde van de euro. Zodra de rust terugkeert, schieten de bedrijven weer in actie.”

Blijft nog de overheid, met haar zware schulden. “Als die schulden goed beheerd worden, is dat niet onoverkomelijk. De mensen zullen uiteindelijk wennen aan die schulden. Duitsland heeft veel schulden, maar kan die terugbetalen. Bij goed beheer zal niemand vragen om dat in één keer te doen. Het is niet omdat we problemen hebben, dat we ze niet kunnen oplossen. Dat maakt het leven juist interessant.”

JOZEF VANGELDER, FOTOGRAFIE THOMAS LEGRÈVE

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content