Het potentieel van beleggen in ondergewaardeerde bedrijven

Met de term 'waardeaandelen' verwijst men naar bedrijven waarvan de intrinsieke waarde op de beurs onderschat wordt. © GET
Guy Legrand Freelance journalist

Door de versnelling van de economische groei kwamen Europese aandelen vorig jaar opnieuw in de gunst van de beleggers. Verscheidene vermogensbeheerders verwachten dat 2018 meer van hetzelfde brengt, vooral voor waardeaandelen.

Zowel de Europese Commissie als de OESO verwacht dit jaar in de Europese Unie een economische groei van 2,1 procent. De vraag is of de Europese beurzen al een voorschot hebben genomen op de impact daarvan op de bedrijfswinsten.

Europese aandelen noteerden eind vorig jaar tegen 19 keer de gemiddelde winst van de voorbije tien jaar, terwijl de historische koers-winstverhouding van Amerikaanse aandelen 29 bedroeg. De waarderingskloof tussen Europese en Amerikaanse aandelen is dus groot, maar dat is niet ongewoon. Het is lang niet zeker dat de Europese aandelen een inhaalbeweging zullen inzetten.

Europese bedrijven moeten kunnen profiteren van een stijging van de inflatie om hun winsten en marges op te krikken.

Voor Europese aandelen bedraagt het historische gemiddelde van de koers-winstverhouding 21,5. Dat is slechts een beetje meer dan vandaag. Er is nog een aanzienlijk potentieel voor Europese aandelen, volgens Dylan Ball, de vicepresident van de Templeton Global Equity Group, maar dan om een andere reden.

Hoewel de Europese economie uit het dal geklommen is, lopen de winsten van de bedrijven nog altijd achter. In Europa liggen de bedrijfswinsten 16 procent onder het niveau van voor de crisis, terwijl ze in de Verenigde Staten 48 procent hoger liggen.

De Europese bedrijven zijn niet minder competitief dan hun Amerikaanse sectorgenoten, aldus Ball. Door de crisis en het gebrek aan inflatie hebben ze hun winstmarges vrijwillig gesaboteerd, om het hoofd te kunnen bieden aan de internationale concurrentie. Logischerwijze moeten de Europese bedrijven dus kunnen profiteren van een stijging van de inflatie om hun winsten en marges op te krikken.

Inhaalbeweging in zicht

Templeton denkt dat het moment gekomen is om weer in waardeaandelen te beleggen. Dat zijn bedrijven waarvan de intrinsieke waarde op de beurs onderschat wordt. De sectoren die de vermogensbeheerder naar voren schuift, zijn de industrie, de financiële sector en gas en olie.

De redenering is dat een lichte inflatie die bedrijven toelaat hun prijzen te verhogen zonder dat de klanten het voelen. Zonder inflatie is dat moeilijker. De echte vraag is dus of de inflatie echt weer zal aantrekken. Begin 2017 had Ball de hypothese geformuleerd dat de inflatie zou stijgen van 1 à 2 naar 3 à 4 procent. Die voorspelling kwam niet uit. Ball herhaalde ze niet meer aan het einde van 2017. Zal 2018 het jaar zijn dat de inflatie terugkeert? De vooruitzichten van de voorbije maanden wijzen nauwelijks in die richting.

Het begin van de verhoopte inhaalbeweging lijkt stilaan in zicht

Bernard Aybran, directeur multimanagement bij Invesco Asset Management, verwacht dat de winsten van de bedrijven in 2018 met 9 procent stijgen, na een stijging met 12 procent in 2017. De lichte daling van het sentiment voor 2018 hoeft de sfeer niet te verpesten, temeer omdat de analisten de voorbije maanden hun vooruitzichten licht hebben opgetrokken, terwijl ze die de voorgaande jaren vooral naar beneden hadden moeten herzien. Europa zal zijn enorme achterstand op de Verenigde Staten niet noodzakelijk meteen goedmaken, maar het begin van de verhoopte inhaalbeweging lijkt stilaan wel in zicht.

J.P. Morgan Asset Management zet al sinds begin 2017 waardeaandelen in de kijker. De analisten van de Amerikaanse vermogensbeheerder vonden dat het verschil in prestatie met groeiaandelen te groot was geworden. In de periode 2000 tot 2006 presteerden waardeaandelen sterk, daarna maakte ze tien jaar pas op de plaats. Het verschil in prestatie tussen groei- en waardeaandelen liep op tot 50 procent. Zo’n situatie was in het verleden vaak de voorbode van een snelle inhaalbeweging.

J.P. Morgan heeft nog twee andere argumenten. Ten eerste blijven de winstverwachtingen voor de sectoren met waardeaandelen erg bescheiden. Ten tweede zou een stijging van de inflatie in de kaart spelen van waardeaandelen. Jon Ingram – die J.P. Morgan Funds – Europe Strategic Value Fund beheert, een fonds met een focus op waarde – heeft op dit moment vooral een boontje voor verzekeraars en banken.

Value traps

Ook het Belgische beurshuis Leleux Associated Brokers zet zwaar in op waardeaandelen. Ze domineren de favorietenlijst die Leleux voor 2018 opstelde. “Een eerste selectie gebeurt op basis van de verhouding tussen de koers en de winst en de koers en de boekwaarde”, legt analist Arnaud Delaunay uit.

De bedrijven die het laagst scoren, staan aan de kop van de rangschikking. Het is goed het accent te leggen op de waarde om ondergewaardeerde aandelen te detecteren, maar je moet opletten voor value traps, waarschuwt Delaunay. Het kan best zijn dat de waardering van een bedrijf laag is, omdat de winstvooruitzichten onlangs verlaagd zijn. Een bijkomend selectiecriterium dringt zich op: de verwachte winstevolutie. De veranderingen die de analisten de voorbije drie maanden hebben aangebracht aan hun vooruitzichten, zijn de vertrekbasis.

Leleux selecteert vooral Belgische aandelen en aandelen uit de buurlanden, zoals de Nederlandse vastgoedvennootschap Wereldhave (niet te verwarren met Wereldhave Belgium). Wereldhave is de enige vastgoedvennootschap in Europa die noteert tegen een korting van 20 procent op zijn intrinsieke waarde.

Daardoor bedraagt het brutodividendrendement 8 procent. Andere namen die Leleux noemt, zijn Nokia, BMW en ArcelorMittal. Ook Engie staat in de favorietenlijst. Ondanks een koersstijging van 30 procent in 2017 noteert de Frans-Belgische nutsgroep nog altijd licht onder de boekwaarde.

Terugkeer van inflatie? Nee, niet echt

Bruno Colmant, de hoofdeconoom van Bank Degroof, kan zich niet voorstellen dat de inflatie snel weer aanzwengelt. De vergrijzing van de bevolking is een eerste factor. Oudere mensen sparen meer, wat de groei, investeringen en de consumptie stokken in de wielen steekt. De vergrijzing stimuleert deflatie. Een tweede factor is de digitalisering. Werken wordt minder vergoed, omdat machines verantwoordelijk zijn voor het gros van de productiviteitswinsten. Zelfs in een periode van bijna volledige werkgelegenheid, zoals in de Verenigde Staten, zijn er geen loonstijgingen en komt daar dus geen inflatie uit voort.

Dat er weinig inflatie is, hoeft niet per se te betekenen dat er geen groei is. Aan het einde van de negentiende eeuw was er ook deflatie, toen de industriële revolutie productiviteitswinsten genereerde. “Het is dus mogelijk dat we een periode van een bescheiden groei van 1,5 à 2 procent tegemoet gaan, met een inflatie die laag blijft”, besluit Colmant.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content