Het nieuwe stadswonen

Om de gezinnen weer naar de stad te lokken, is er nood aan een nieuw woningtype: een stadswoning die weinig oppervlakte inneemt, maar toch voldoende buitenruimte biedt. Leuven werkt aan een eerste voorbeeld van dit nieuwe stadswonen.

Het RSV creëert indirect de nood naar een nieuw woningtype: een stadswoning die weinig oppervlakte inneemt maar toch voldoende buitenruimte biedt. Leuven is de eerste stad in Vlaanderen die deze uitdaging aangaat. Op het eerste gezicht is het een doodgewoon residentieel project. Tweeëndertig eengezinswoningen, elk met een garage, in een rustige straat? Het zou de zoveelste verkaveling kunnen zijn in eender welke Vlaamse gemeente. Maar dat is het dus niet. Ten eerste is de Leerlooierij een binnenstedelijk project. Ten tweede gaat het hier niet om klassieke rijwoningen, appartementen of fermettes, maar om een soort hybridewoning: iets dat het midden houdt tussen een appartement en een rijwoning.

Initiatiefnemer van het project is de stad Leuven. Die zocht een nieuwe bestemming voor een verlaten industriële site (de Leerlooierij) in het noord-oosten van de stad. “Men was het er vrij snel over eens dat de site een woonfunctie moest krijgen,” zegt Peter Geubels, planoloog bij de stad Leuven. “Meer specifiek moesten het woningen worden die jonge gezinnen zouden aanspreken, want in die groep hebben we te kampen met een stadsvlucht. Uit onderzoek weten we ook waarom die jonge gezinnen de stad ontvluchten: ze willen een woning met een tuin, met parkeerruimte voor de wagen in een rustige buurt. Woningen die aan die vereisten voldoen, zijn in Leuven voor de meeste jonge gezinnen onbetaalbaar. In de ontwikkelingsopdracht hebben we die vereisten uitdrukkelijk opgenomen.”

De opdracht werd toevertrouwd aan de intercommunale Interleuven. Via een offerteaanvraag voor architectenbureaus kwam men voor de uitwerking terecht bij Werkplaats Voor Architectuur ( WVA). Midden 2001 gingen de bouwwerken van start, de oplevering is voorzien voor mei 2003.

Vernieuwend maar herkenbaar

In het ontwerp van de WVA staan de 32 woningen klassiek opgesteld langs twee binnenstraten. Onder deze straten komt een parking met individuele garages. Elke garage is rechtstreeks vanuit de woning toegankelijk. Er zijn vijf verschillende woningtypes. Het meest inventief zijn de stapelwoningen die het type 1 en 2 uitmaken. Woningtype 1 heeft veel weg van een bel-etagewoning, met dit verschil dat de garage en bergruimte ondergronds liggen en je dus vanuit de eetkamer rechtstreeks in de tuin kunt. De woningen van type 2 liggen als een soort duplexappartementen bovenop de woningen van type 1. De type 2-woningen hebben uiteraard geen tuin maar wel een ruim terras (14 m²).

Het concept mag dan vernieuwend zijn, toch is ‘herkenbaarheid’ een van de basisideeën in het ontwerp, zegt Marc Martens, ingenieur-architect bij WVA: “We hebben geprobeerd om de kwaliteiten van de bekende woonvormen zoveel mogelijk te behouden.” Volgens Lydia Callebaut, stedenbouwkundige en ingenieur-architect bij Interleuven, was die herkenbaarheid een van de doorslaggevende elementen om voor het WVA-project te kiezen. “Sommige projecten waren experimenteler. Eén architectenbureau had een ontwerp met patiowoningen op palen. Knap, maar we hadden er toch onze twijfels bij. Vooral wat de verkoopbaarheid betreft. Is de Vlaming wel klaar voor zoveel vernieuwing?”

Laurenz Verledens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content