Het moeilijke immigratiedebat

De Vlaamse minister van Werk, Philippe Muyters (N-VA), en de federale staatssecretaris voor Fraudebestrijding, John Crombez (sp.a), vochten onlangs nog een robbertje uit over de rol die immigratie speelt in onze economie en in het bijzonder in de arbeidsmarkt. Crombez vindt het hypocriet dat de N-VA enerzijds pleit voor een streng asielbeleid, maar anderzijds de deuren wagenwijd wil openzetten voor Roemeense en Bulgaarse arbeidskrachten. Repliek van Muyters: afgezien van het feit dat Roemenië en Bulgarije EU-landen zijn, moet er een onderscheid worden gemaakt tussen actieve migratie, die gericht is op tewerkstelling, en passieve migratie, die dat veel minder of niet is.

Ook allerlei niet-gouvernementele organisaties mengen zich al jaren in het debat over migratie in de 21ste eeuw. Veel landen met lage inkomens en ontwikkelingsorganisaties roepen vandaag op tot een grotere liberalisering van het immigratiebeleid in rijke landen, landen met hoge inkomens dus. Door de grenzen open te zetten voor immigranten kan ook de welvaart herverdeeld worden. Martin Ruhs, senior researcher aan het Centre on Migration, Policy and Society en fellow aan Kellogg College, beweert in zijn boek The Price of Rights dat dit een té naïeve kijk is op het migratiedebat.

Het boek bevat onderzoeksresultaten over arbeidsimmigratiebeleid in meer dan veertig landen. Veel landen maken veelal dezelfde fouten, stelt Ruhs: het aantrekken van hooggeschoolde tijdelijke werkkrachten wordt vaak op dezelfde manier benaderd als de instroom van laaggeschoolde, goedkope arbeidskrachten. En ook in die laatste groep wordt niet altijd een onderscheid gemaakt tussen mensen die in eerste instantie op zoek zijn naar een job in pakweg West-Europa, en asielzoekers of illegale migranten.

En dat veroorzaakt volgens Ruhs problemen. Rijke landen zijn meestal staten die de principes van de rechtsstaat onderschrijven en dus arbeidsimmigranten dezelfde rechten geven als autochtone inwoners. Dat is volgens de auteur een vanzelfsprekendheid. Maar dat beleid leidt in de ‘ontvangende’ landen vaak snel tot sociale spanningen. Rechten zijn immers ook sociale rechten. Daar waar er in landen als Canada eerst enige tijd gewerkt moet worden (en dus bijgedragen wordt aan het fiscale en parafiscale stelsel) vooraleer men sociale rechten (op uitkeringen bijvoorbeeld) verwerft, verloopt dat in de meeste West-Europese landen veel gemakkelijker. Dat zet de legitimiteit van de sociale systemen onder druk.

Volgens Ruhs leidt het onmiddellijk toekennen van gelijke sociale rechten aan migrerende werknemers onder druk van de publieke opinie na een tijdje tot een restrictiever toelatingsbeleid, in het bijzonder voor laaggeschoolden. Ruhs blijft daarom voorstander van de liberalisering van de internationale arbeidsmigratie, maar gecorrigeerd door tijdelijke migratieprogramma’s. Een stop-and-go, waarbij de grenzen een bepaalde periode worden opengezet en daarna weer gesloten, is volgens hem efficiënter en ook ethischer. Het is ook de enige manier om de kansen van laaggeschoolde migranten op de arbeidsmarkt gaaf te houden, stelt hij.

Martin Ruhs, The Price of Rights: Regulating International Labor Migration, Princeton University Press, 2013, 272 blz., 35 euro

THIERRY DEBELS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content