HET MEESTERBREIN

Hans Brockmans
Hans Brockmans redacteur bij Trends

“Met wat ik vertel, sta je niet elke dag op de eerste bladzijde van de kranten,” liet Heiner Flassbeck zich twee jaar geleden ontvallen. Dat zal veranderen. Eind oktober werd Flassbeck (SPD) benoemd tot staatssecretaris van Financiën onder de Duitse minister van Financiën Oskar Lafontaine (SPD). De Financial Times noemt de neofiet “het ware meesterbrein” achter het Oskarisme.

Gerhard Schröder is het gezicht van de regering, maar de ploeg rond Lafontaine trekt aan de touwtjes,” aldus professor Dirk Rochtus van het Centrum voor Duitslandstudiën ( Handelshogeschool Antwerpen). “Hij bepaalt de economische richting van de regering.”

Of: bepaalde? Want het klassieke sociaal-democratische discours stuit op weerstand bij mensen als Bodo Hombach, Schröders kabinetschef die eerder neigt naar het Blairism, en Klaus Gretschmann, de financiële rechterhand van de kanselier. Er wordt zelfs luidop gespeculeerd om Lafontaine in Brussel te begraven als voorzitter van de Europese Commissie. Volgens een ander gerucht zou Flassbeck in juni 1999 voorzitter Hans Tietmeyer van de Bundesbank opvolgen.

Het duo Lafontaine-Flassbeck liet onmiddellijk na de ambtsaanvaarding van zich horen met het pleidooi dat de Bundesbank zijn rente moest verlagen. “Daarmee hebben ze de rentedaling, die verleden week plaatsvond, waarschijnlijk uitgesteld,” aldus VLD-kamerlid en professor economie Paul Degrauwe. “De Europese centrale bankiers wilden die rentedaling al een tijd doorvoeren, maar ze wilden niet de indruk wekken dat ze aan het handje lopen van de politici.”

Lafontaine haalde ook de headlines met zijn voorstel om de unanimiteitsregel voor fiscale EU-kwesties te schrappen, om zo het Britse veto tegen een Europese belastingharmonisering te omzeilen. Dat leverde Lafontaine in het Britse boulevardblad The Sun al het koosnaampje “de gevaarlijkste man van Europa” op. Maar de man àchter de gevaarlijkste man is Flassbeck, “de meest invloedrijke econoom in Duitsland,” aldus de Financial Times. Degrauwe nuanceert: “De econoom met het best gekende profiel lijkt een betere typering. Flassbeck verkoopt oude Keynesiaanse recepten met een nieuw sausje. Hij staat niet bekend voor hoogstaande academische prestaties.”

Heiner Flassbeck, die overmorgen 12 december zijn 48ste verjaardag viert, werd geboren in het Saarlandse Birkenfeld. Met een diploma macro-economie van de universiteit van Saarland op zak, kwam hij in 1980 terecht op het ministerie van Economie, waar hij werkte onder Hans Tietmeyer en vertegenwoordiger werd bij de Gatt.

In 1986 stapte Flassbeck over naar het Deutsches Institut für Wirtschaftsforschung ( DIW) in Berlijn. Vanaf 1990 leidt Flassbeck – inmiddels professor macro-economie aan de Universiteit van Berlijn – er het departement Conjunctuur. Vanuit deze functie speelt hij een belangrijke rol, omdat het DIW sinds 1950 samen met vier andere onderzoeksinstituten (na de val uitgebreid met een instituut uit het oosten) tweemaal per jaar economisch advies geeft aan de Bondsregering.

Sinds de komst van Flassbeck werd het adviescomité beduidend actiever. “We engageren ons meer op economische beleidsvoering, zodat de rapporten politieker worden,” aldus Flassbeck in een interview met The European in 1996. Dat jaar waarschuwden de “wijze mannen” dat de regering- Kohl zwaar moest saneren (zowat 15 miljard mark) om in 1997 de Maastricht-criteria te halen. Tevens zetten de economen zich af tegen de hogere intrestvoeten in de VS, die tot een recessie zouden leiden. Een mening die Flassbeck eerder al in een minderheidsstandpunt naar voren had gebracht.

Flassbeck, die graag verwijst naar de theorie van de “Dynamische ondernemer” van Joseph Alois Schumpeter, haalde al dikwijls uit tegen de stelling dat Duitsland zich met zijn hoge lonen uit de markt prijst als investeringsland. “De laatste jaren dook dat krankzinnige debat over de zogenaamd gebrekkige Duitse concurrentiekracht op zijn minst vier keer op,” fulmineerde hij in The European. “Het klopt niet en het zal in de toekomst evenmin kloppen.”

In een interview met de Berliner Morgenpost, begin dit jaar, zette hij zijn discours tegen de “loondumping” verder. “De loonstijging moet dezelfde tred houden als de stijging van de productiviteit,” wist Flassbeck, die ook vandaag nog pleit voor een jaarlijkse loonstijging van 3% tot 4%. “Als de werknemers meer verdienen, besteden ze meer en maken ondernemers hogere winsten.” Voorts verwerpt Flassbeck de jarenlange sterke-muntpolitiek van de Bundesbank. “Onze economische voorsprong werd op die manier in 27 jaar vernietigd.” Eerder al had Flassbeck de 3%-Maastrichtnorm (maximaal begrotingsdeficit) als “absurd” afgedaan.

Het hoeft geen betoog dat Flassbeck zich met deze stellingen niet populair maakte bij de conservatieve regering. Die nam het hem kwalijk dat hij als adviseur van Lafontaine zijn onafhankelijkheid te grabbel gooide. Flassbeck maakte het in juni 1998 helemaal bont toen het DIW, in volle verkiezingsperiode, verkondigde dat de Duitse regering knoeide met de begrotingscijfers en Duitsland eigenlijk niet kon toetreden tot de Muntunie. Plots verloor het DIW een overheidsopdracht van zowat 15 miljoen mark.

Waarschijnlijk valt het instituut straks opnieuw in de prijzen. Keynes is immers “terug van weggeweest”. Flassbeck lichtte verleden week in de Financial Times een tip van de sluier op. Hij noemde het gevaar van inflatie “dichtbij nul,” bepleitte stabiele wisselkoersen tussen de industrielanden, was tevreden dat Europa zijn “grootste casino, de valutamarkten” zou sluiten op 1 januari 1999 en sprak zich meteen ook uit tegen een onmiddellijke fiscale expansie. Hij hield wel ruimte vrij: dit is een instrument “als laatste uitweg”.

Financiële markten volgen de staatssecretaris met argusogen. Blijft de Bundesbank een monetaristisch bolwerk, dat sociaal-democratische dromen van de andere leden van Euroland dwarsboomt? Met het tweespan Lafontaine-Flassbeck kan daarin verandering komen. Of, zoals Nout Wellink, president van de Nederlandse Bank, vorige week waarschuwde in De Volkskrant: “Tussen nu en het jaar 2000 lopen vijf termijnen af van collega-bankiers. De Duitser Hans Tietmeyer vertrekt als eerste. (…) Het enige moment dat de politiek werkelijk invloed kan uitoefenen op het beleid van de Europese Centrale Bank, is bij de benoeming.”

HANS BROCKMANS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content