Het koningsdrama

Philippe baron Bodson, CEO van Tractebel, wordt in de volgende dagen afgedankt door Suez Lyonnaise. Aan de dynamische, vernieuwende Belgische chef van de industriële groep wordt zijn zin voor onafhankelijkheid verweten. Suez Lyonnaise wenst de samenwerking te verbreken. In de bijgaande analyse geven we de achtergrond bij deze breuk.

Tractebel beschikt over een heel dik chequeboekje, maar wil niet dat zijn Franse aandeelhouder Suez Lyonnaise daar naar believen gebruik van maakt. We zijn heel ver verwijderd van het concept van een binationale Frans-Belgische groep die Gérard Mestrallet van Suez Lyonnaise zo na aan het hart ligt. Herhaalt de geschiedenis zich? Immers, Fred Chaffart, voorzitter van het directiecomité van de Generale Bank, verbeurde zijn zetel toen hij inging tegen zijn aandeelhouders, die een scenario voorstonden waarbij zijn bank zou worden overgenomen door de groep- Fortis. De baas van de groep-Tractebel, Philippe Bodson, verdedigde tegen iedereen – de groep Suez Lyonnaise, die voor 51% aandeelhouder geworden was via de Generale, incluis – de onafhankelijkheid van zijn onderneming. En daardoor belandde ook hij op de schietstoel (zie ook blz. 8).

Het belangrijkste heeft hij echter wel bereikt: op een paar jaar tijd heeft hij de holding van het Troonplein uitgebouwd tot een echte industriële groep, die op internationaal vlak in volle expansie is. Sinds zijn aantreden in 1989 heeft hij de omzet bijna doen verdubbelen van 205 miljard frank (5,08 miljard euro) naar 388 miljard (9,61 miljard euro) in 1997. Tractebel is een van de grootste privé-elektriciteitsproducenten in Europa. Philippe Bodson wilde tegen het jaar 2000 internationaal een productiecapaciteit van elektriciteit aanbieden die hoger ligt dan die van zijn Belgische dochter Electrabel nu. Eind 1997 had hij zijn doelstelling quasi bereikt.

Koninginnenstuk

Tractebel neemt een gewichtige plaats in binnen de groep Suez Lyonnaise, vermits de energieactiviteiten – die voor het grootste deel afhangen van de Belgische holding – in het eerste semester van 1998 615 miljoen FF aanbrachten op de totale nettowinst van de groep, die 3,1 miljard FF bedroeg. Dat was bijna evenveel als het water, het uitverkoren jachtgebied van Lyonnaise des Eaux, dat 643 miljoen FF opleverde. De groep bekleedt een sleutelpositie voor wat de toekomst van Suez Lyonnaise betreft. De liberalisering van de elektriciteitsproductie in de Europese Unie opent nieuwe markten. Gesterkt door de resultaten wil Tractebel een bijzonder statuut verkrijgen.

Op sommige ogenblikken

neemt de relatie tussen Suez en het filiaal Tractebel de vorm aan van een heuse stellingenoorlog. Bij de fusie van Suez en Lyonnaise des Eaux gaf Tractebel duidelijke instructies om elk direct contact tussen zijn filialen en Parijs te vermijden. Alle contacten moesten de hiërarchische lijn strikt respecteren – met andere woorden via een lid van de algemene directie van de groep passeren. Op die manier werd een Berlijnse Muur opgetrokken die elke grensoverschrijdende informatie-uitwisseling tussen kaderleden onmogelijk maakte. En dat staat in schrille tegenstelling tot de doelstellingen die Gérard Mestrallet nastreeft. Die heeft het namelijk over de opbouw van een “compacte” groep, toegespitst op zijn basisactiviteiten. De machtsstrijd draait uit op een conflict tussen twee ambities (zie kader).

Aan wat beschouwd zou kunnen worden als een vorm van zelfverdediging, hebben de verantwoordelijken van Tractebel echter ook een flinke dosis jeukpoeder toegevoegd. Zo heeft Tractebel al verscheidene keren zijn veto gesteld tegen de verzending naar Parijs van documenten die nochtans al in de openbaarheid gekomen waren, of tegen onschuldige contacten tussen zijn kaderleden en die van Suez.

De eigengereidheid van Philippe Bodson is daaraan zeker niet vreemd. Reeds in de tijd dat hij nog Glaverbel leidde, was hij erin geslaagd ruzie te maken met zijn Franse aandeelhouder BSN, die nochtans de onderneming van de ondergang had gered. Eens het bedrijf verkocht was, liet hij publiekelijk weten dat zijn Japanse aandeelhouder duizenden kilometer veraf was en dat hij daar maar best kon blijven. In tegenstelling tot zijn tegenhangers bij Fortis en Union Minière deed hij geen enkele inspanning om de kaart van de goede betrekkingen uit te spelen en regelmatig contact te zoeken met Gérard Mestrallet, de voorzitter van het directorium van Suez Lyonnaise. Beide mannen lijken voor elkaar niet de minste vriendschap te kunnen opbrengen.

Philippe Bodson lijkt vooral Jérôme Monod, de voorzitter van de raad van toezicht van de Franse groep, tegen zich in het harnas te hebben gejaagd. Monod zou verschillende keren geëist hebben dat de onstuimige Belgische patron opnieuw in de pas zou gaan lopen. Deze laatste riposteerde dan weer met steeds meer manoeuvres om de greep van Suez op zijn onderneming te verminderen.

Die angstvallige bezorgdheid

om de onafhankelijkheid te bewaren, zat reeds stevig verankerd in de bedrijfscultuur bij Tractebel, nog voor Philippe Bodson de leiding overnam. Er diende niet gewacht te worden op een tegenbod van Suez op de Generale om de verantwoordelijken van Tractebel regelmatig hun aandeelhouder op zijn plaats te zien zetten. “Wij zijn ingenieurs, we kennen onze stiel beter dan jullie en wij hebben een grotere rendabiliteit,” zo luidde in essentie de boodschap die van het Troonplein uitging.

Sommigen zeggen dat tegenwoordig de verantwoordelijkheid voor een aantal onnodige en domme provocaties moet worden toegeschreven aan een aantal adjuncten van Bodson. Omdat ze bij hun baas duidelijk in het gevlij wilden komen, zouden ze zijn uitlatingen op een integristische manier geïnterpreteerd hebben en gezondigd hebben door een teveel aan ijver. Sinds Suez besloot toenadering te zoeken tot Lyonnaise des Eaux, is de toestand er nog veel venijniger op geworden. De inspanningen van de ministers Dehaene en Di Rupo, die vreesden dat de fusie de economische belangen van België zou schaden, hebben intussen vruchten afgeworpen (zie kader: Zelfstandigheid).

In juni van vorig jaar verdween opnieuw een brokje zelfstandigheid door de schrapping van de notering van de aandelen van de Generale Bank op de Brusselse Beurs. Dat was een logisch gevolg van de operatie die het aandeel van Suez in het kapitaal van de Generale Bank op 100% bracht. Was dat de druppel die de emmer deed overlopen? In diezelfde periode koesterde Tractebel ook fusieplannen – in de eerste plaats met Electrabel, daarna met Electrabel en Distrigas. Gérard Mestrallet liet echter weten dat er geen sprake van was om de macht van Suez te laten verwateren. Maar dat was geenszins van aard om Tractebel een halt toe te roepen: het ging achter de schermen gewoon door zijn eigen ideeën te verdedigen.

De argumentatie is de volgende: een vermindering van de risico’s op een publiek bod, meer financiële middelen en een betere organisatie om de uitdaging van de liberalisering van de energiesector te kunnen aangaan. Wat Tractebel er evenwel niet bij vertelt is dat, door toenadering te zoeken tot Electrabel en Distrigas, de bedrijfsleiders hun onderneming veel gevoeliger maken voor politieke invloeden – in zoverre zelfs dat dan gehoopt kan worden op een soort van Belgische mobilisatie wanneer het tot problemen zou komen met de Franse aandeelhouder.

Philippe Bodson zou dan en passant ook de potentiële conflicten geregeld hebben die zouden kunnen ontstaan tussen Tractebel en zijn dochters. In principe heeft Tractebel tot missie de energie-activiteiten buiten de grenzen te ontwikkelen. Maar in een Europese sector die volop aan het dereguleren is, trekt ook Electrabel steeds vaker over de grenzen. Het heeft samenwerkingsakkoorden afgesloten en participaties genomen in verschillende Europese elektriciteitsmaatschappijen. Het kreeg ook de bouw en de exploitatie toegewezen van een TGV-unit in Esch-sur-Alzette. En vooral: het heeft zich een participatie van 92,5% veroorloofd in Scandic Energy, een onderneming die actief is in Nord Pool, een papieren markt voor elektriciteit. In dat laatste dossier heeft Electrabel zich uiteindelijk op een 50/50-basis geassocieerd met Tractebel, ongetwijfeld om een aantal gevoeligheden te sparen.

Het Parijse njet

Dat soort argumenten was echter niet voldoende om de fusiepil in Parijs te doen slikken. Het is voor Suez Lyonnaise moeilijk om Tractebel te beschouwen als een eenvoudige financiële participatie. Het heeft de aanstelling van Philippe Bodson als baas van Tractebel goedgekeurd, zijn internationale expansiestrategie gesteund en de onderneming beschermd tegen een machtsovername door een concurrent, door de Generale Maatschappij de aandelen van Albert Frére in de Belgische groep te laten overnemen. Om haar aandeel in een bedrijf waarin ze reeds een controlemeerderheid bezat, te verhogen, gaf de Generale Maatschappij een vijftigtal miljard frank uit en verhoogde ze aanzienlijk haar schuldenlast. Gérard Mestrallet toonde zich zelfs bereid verder te gaan. Om de volledige controle te verkrijgen over de Generale Maatschappij en tegelijk zijn machtspositie binnen Tractebel te versterken, betaalde Suez Lyonnaise 140 miljard Belgische frank. “Sindsdien liet het Recticel gaan tegen een prijs die lager lag dan de beurswaarde,” stelt Bruno du Bus, analist bij Puilaetco, vast. ” Arbed noch Union Minière moesten een herwaardering doorvoeren in het licht van de conjunctuur. Dat alles heeft de prijs die voor Tractebel betaald werd dus versterkt.” De Belgische bedrijven vertegenwoordigen bijna de helft van de activa van de Franse groep. En Tractebel maakt integraal deel uit van de projecten die Suez Lyonnaise koestert in een Europese energiemarkt die volop aan het dereguleren is. De strijd draait onder meer ook rond zaken zoals de comfortabele cashflows die Electrabel en Distrigas in de komende jaren zullen genereren – de eerste drie nucleaire centrales die door Electrabel in dienst werden genomen, zijn sinds het midden van de jaren ’90 volledig afgeschreven, de andere volgen in 2002 en 2005.

Van al de activa

van de Generale maakt alleen Tractebel nog deel uit van de strategische assen van Suez. De Franse groep heeft zopas zijn laatste directe participatie in de financiëledienstensector van de hand gedaan en ook de 23,6% die de Generale Maatschappij nog aanhoudt in Fortis zullen vroeg of laat worden afgestaan. De dag dat de groep geld nodig heeft voor een of andere grote buitenkans, zal die stap allicht gezet worden – in de akkoorden die beide ondernemingen binden werd trouwens met het oog op een dergelijke eventualiteit een vooropzeg voorzien.

Die middelen – meer dan 200 miljard frank – kunnen Suez Lyonnaise helpen om zijn positie in het kapitaal van Electrabel, of van een Tractebel dat met zijn grote filialen gefuseerd is, te versterken. Maar Suez zal die pas niet zetten met een Tractebel dat zich ingebunkerd heeft. Eens dat probleem geregeld, zal Gérard Mestrallet evenwel woord moeten houden. Hij heeft verschillende keren uitdrukkelijk verklaard dat hij België wil uitbouwen tot de energiepool van de groep. Voor Frankrijk het water en de communicatie, voor België de elektriciteit. En voor de aandeelhouders de dividenden.

Toen hij in 1991

de teugels aan de Koningsstraat in handen nam, gaf Gérard Mestrallet blijk van iets bescheidener ambities. De Generale gaat zich van dan af toeleggen op haar taak als aandeelhouder. De gegevensinzameling wordt geüniformeerd, er wordt een procedure ingevoerd waarbij de belangrijkste filialen om de twee jaar hun strategisch plan komen voorstellen. Het aantal effectieven krimpt in van 190 in 1991 tot 85 vandaag. De schuldenlast wordt afgebouwd en belangrijke participaties worden verkocht ( CBR, Recticel, Generale Bank,…) Maar de aandeelhouders lopen niet warm. De koers van het aandeel blijft zwak.

Sinds juni vorig jaar is Suez Lyonnaise aandeelhouder voor bijna de volle pot. Het aandeel is uit de beursnoteringen verdwenen. Als de Generale nu ook nog haar participatie in Fortis afstoot, wordt haar reden van bestaan nog onduidelijker. Een Tractebel dat zijn relatie met Suez hersteld heeft, kan dan gemakkelijk de rol van de Generale overnemen.

CHRISTINE SCHARFF ROBERT VAN APELDOORN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content