Het getal 8 als baken

Het getal 8 hoeft niet alleen een geluksgetal voor de Chinezen te zijn, ook de Belgen kunnen er beter van worden. Om het lot gunstig te stemmen, beginnen de Olympische Spelen in Beijing de 8ste van de 8ste maand van 2008 om 8 uur ‘s avonds. Wordt 8 ook het geluksgetal voor het Belgische begrotingsbeleid? Dat kan, op voorwaarde dat het getal 8 als baken gebruikt wordt voor het begrotingsbeleid op middellange termijn. Want de Belgische overheid kan, gespreid over de volgende 8 jaren, 8 % besparen op de uitgaven. En die besparing kan hand in hand gaan met betere prestaties van de overheid, naar rato van… jawel, 8 %.

Het startpunt van deze oefening is juli 2007, een maand na de federale verkiezingen dus. Toen kwamen twee opmerkelijke studies in de publieke belangstelling, die allebei de prestaties van de Belgische overheid tegen het licht hielden. De eerste studie, van de hand van de Organisatie voor Europese Samenwerking en Ontwikkeling (Oeso), ging met een fijne kam door het personeelsbestand en -beleid van alle overheidsgeledingen in België. De Oeso deed daarbij enkele opvallende vaststellingen. Kenmerkend voor het Belgische ambtenarenkorps zijn de grote getalsterkte, de hoge leeftijd en de zware politisering. Beperkt zijn dan weer de prestatiemetingen binnen de overheid en de graad van uitbestedingen naar de private sector. Vooral de aanklacht van ‘ la confusion des responsabilités politiques et administratives‘ springt in het oog. Dat is een expliciete verwijzing naar en een afkeuring van het systeem van kabinetten, dat in andere landen nauwelijks bestaat in de Belgische proporties. Uitgebreide kabinetten zijn een signaal van wantrouwen naar de administratie, terwijl een minister op de eerste plaats zijn of haar administratie moet managen en op punt stellen.

De Wereldbank leverde een tweede cruciale studie. Een team van economen van de Wereldbank presenteert periodiek een cijfermatige beoordeling van de kwaliteit van de overheid voor ongeveer tweehonderd landen. De verzamelde scores zijn bijzonder leerrijk voor de Belgische beleidsvoering en begroting, en kunnen als basis dienen om een meerjarenproject uit te tekenen op een analytische basis, die dus boven de politieke moeilijkheden staan die vandaag een inschatting van het begrotingsbeleid in 2008 zeer moeilijk maken.

Laten we daarom het begrotingsbeleid de juiste weg op sturen door de beschikbare middelen af te wegen tegen de geleverde prestaties. De beschikbare middelen worden gemeten als de overheidsuitgaven in een percentage van het bbp. Voor een inschatting van de geleverde prestaties (of de kwaliteit van de overheid) kunnen we terugvallen op de scores van de Wereldbank. We willen daarbij de Belgische prestaties vergelijken met de beste praktijken in een twintigtal andere industrielanden, bestaande uit de EU-15 en de Verenigde Staten, Canada, Zwitserland, Australië, Japan en Nieuw-Zeeland. Rekening houdend met typische kenmerken van de Belgische economie, zoals de grote openheid en kleine gezinsgrootte, komen we tot een interessante bevinding. Volgens onze analyse kan de gezamenlijke overheid in België met 8 % minder middelen 8 % beter presteren (1).

Vandaag halen de gezamenlijke Belgische overheden 48,4 % van het bbp naar zich toe. Een vermindering van de totale uitgaven met 8 % komt er dus afgerond op neer dat het Belgische overheidsbeslag met 4 procentpunt moet dalen tot 44,4 % van het bbp. Laat ons aannemen dat die inspanning over twee legislaturen gespreid wordt, met een iets grotere inspanning in de eerste legislatuur. Neem als mikpunt tegen 2012 een daling van de overheidsuitgaven met 2,4 procentpunt van het bbp. Om die doelstelling te halen mogen de totale overheidsuitgaven nominaal met 2,6 % per jaar toenemen en moet het nominale bbp groeien tegen een ritme van ongeveer 4 %. Dat moet lukken, want voor de volgende jaren rekent het Planbureau op een gemiddelde reële groei van 2,1 % en een inflatie van 1,9 % (of dus een nominale groei van ongeveer 4 % per jaar). In de volgende legislatuur moet dat beleid dan een verlengstuk krijgen en moet de uitgavennorm de overheid verder op dieet zetten, tot het overheidsbeslag gedaald is tot 44,4 % van het bbp.

Dit is een scenario dat relatief mild te verteren is voor de Belgische overheden. Een jaarlijkse stijging van de uitgaven met 2,6 % compenseert voor de inflatie en laat in principe (als de huidige inflatieoprisping beperkt blijft in de tijd) nog een beperkte reële expansie van de beleidsruimte toe. De nieuwe regering moet er wel meteen werk van maken om deze uitgavennorm te vertalen naar de diverse overheidsniveaus (federale overheid, sociale zekerheid, gewesten, lokale overheid) en beleidsdomeinen (kerntaken, investeringen …). Het is acht voor twaalf.

DE AUTEUR IS PROFESSOR emeritus ECONOMIE AAN DE KU LEUVEN.

KRISTOF DE WITTE EN WIM MOESEN, ‘DE PERFORMANTIE VAN DE OVERHEID’, KU LEUVEN, NOVEMBER 2007, 13 BLZ.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content