Het falen van het belgische overlegmodel

Geert Noels Geert Noels is chief economist van Econopolis.

België zakt weg in twee belangrijke internationale rangschikkingen: het voetbal en de concurrentiekracht van onze economie. Niet de trainer, maar het hele model moet wijzigen.

De auteur is hoofdeconoom van Petercam Vermogensbeheer. Reacties: visienoels@trends.be

België staat 47ste in de rangschikking van de wereldvoetbalbond Fifa, en 31ste in de ranking van het World Economic Forum over de concurrentiekracht van de economieën. Het is echter niet omdat landen als Ivoorkust, Jamaica en Saudi-Arabië voor ons staan, dat het Fifa-klassement niet deugt. Met de huidige spirit van de Belgische voetbalploeg zou Tom Boonen zelfs geen rit in de ronde van Burkina Faso winnen.

Ook de Belgische economie zakt in internationaal perspectief almaar verder weg. Ja, het klopt dat de Belgische economie meer groeide dan het Europese gemiddelde de afgelopen jaren. Maar de bron van die hogere groei wijst eerder op een zwakte dan op een sterkte.

Vergrijzingsbuffer opgesoupeerd. Op het eerste gezicht lijken de begrotingsprestaties van België goed. Tot 2004 behielden we een evenwicht, wat beter is dan het gemiddelde van euroland. Volgens prognoses van de Nationale Bank (NBB) dipt ons land echter dit jaar opnieuw in de rode inkt en volgend jaar verwachten de NBB-economen zelfs een tekort van 1,3 % van het bruto binnenlands product (BBP).

Om toe te treden tot de Economische en Monetaire Unie (EMU) beloofde België het primaire surplus te stabiliseren. Dat is het begrotingssaldo vóór betaling van rentelasten – een belangrijke ratio voor een land met een hoge schuldgraad. De grafiek toont echter dat die belofte geenszins werd waargemaakt. In 2001 bedroeg het primaire surplus nog 7,1 % van het BBP, maar volgens schattingen van de NBB zal dat surplus in 2006 nog maar 2,9 % bedragen.

In zijn jaarverslag van 2002 raadde de Hoge Raad voor Financiën nog aan om het primaire saldo te stabiliseren en met de opbrengsten een buffer aan te leggen. “Anders wordt de kost van de vergrijzing doorgeschoven naar de volgende generaties. (…) De toenemende demografische druk zal dan alleen kunnen worden opgevangen door een verhoging van de ontvangsten of een beperking van de uitgaven (inclusief die van de sociale zekerheid).”

Eenvoudig gesteld: als de regering die raad drie jaar geleden had opgevolgd, zou er vandaag een grotere vergrijzingsbuffer zijn. Als België zijn primaire overschot van 2001 had behouden, zouden we in 2006 al een vergrijzingsbuffer van 13 % van het BBP hebben gehad. Een percentage waarbij de virtuele 3,3 % in het Zilverfonds verbleekt.

Groei gedreven door overheidsuitgaven. België heeft zijn vergrijzingsbuffer opgesoupeerd, maar dat is lang niet alles: met de onverwachte rentemeevallers werden vooral de overheidsconsumptie, de lonen en de sociale uitkeringen verhoogd. De toekomstige vergrijzingskosten zullen daardoor alleen maar toenemen. De overheidsconsumptie steeg de afgelopen drie jaar dubbel zo snel als in euroland. Het verklaart voor een groot deel waarom de Belgische groei boven het EMU-gemiddelde lag.

Als de voorspelling van de NBB realiteit wordt, zal het primaire surplus op het niveau van 1992 uitkomen. Op enkele jaren tijd werden dus de inspanningen voor het Globaal Plan én de toetreding tot de EMU volledig weggeveegd.

Geen eenvoudige uitweg. Anno 2005 zit onze economie met een tweevoudig probleem opgezadeld: zowel budgettair als competitief (loonkosten) moet er dringend iets veranderen. Het budgettaire probleem lijkt minder erg dan in 1981, maar als de toekomstige uitgaven voor de vergrijzing worden meegeteld, vormt dit toch een erg belangrijke factor. Bovendien heeft ons land een loonkostenhandicap met de buurlanden die intussen in de buurt komt van 10 %, een niveau dat snel in de richting gaat van de 15 % van begin jaren tachtig. Er is één verschil: de Belgische frank biedt vandaag geen uitweg meer voor die problemen. De euro heeft de poort naar de gemakkelijkste oplossing – een devaluatie – gesloten. In ruil kregen we een rentebonus. En die hebben we al opgesoupeerd.

Een gemakkelijke uitweg is er dus niet meer. Sommigen suggereren om te kijken naar de economische modellen van Zweden, Ierland of Denemarken. Die verschillen echter grondig van onze huidige economische structuur en zijn dus erg moeilijk in te voeren. Misschien vinden we de oplossing wel dichter bij huis: het Duitse model lijkt erg sterk op het Belgische en is aan een heropstanding bezig. Het valt bijvoorbeeld op hoe de overheidsconsumptie bij onze oosterburen de afgelopen jaren daalde (zie grafiek). Tegelijk waren er belangrijke arbeidsmarkthervormingen. En vooral, de vakbonden en werkgevers zijn op een andere manier met elkaar gaan overleggen. Loonmatiging en meer flexibiliteit in ruil voor werkzekerheid.

Ongetwijfeld willen zowel werkgevers als vakbonden vandaag de Belgische economie in de goede richting sturen. Maar ze meten het succes van hun overleg te veel in centen en procenten af. Hun eigen leden, bedrijfsleiders en werknemers, maken zich meer en meer zorgen over de kern van het probleem: hoe kunnen we in dit land werk behouden en eventueel creëren?

Albert Einstein, het Duitse genie, zei dat je een probleem nooit kunt oplossen met de structuur die datzelfde probleem heeft gecreëerd. Wordt het niet tijd dat er op een andere manier wordt overlegd?

Geert Noels

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content