Het failliet van het Belgische leger

Hans Brockmans
Hans Brockmans redacteur bij Trends

De situatie in Irak bevestigt de VS in zijn rol als leidende natie op het vlak van moderne oorlogsvoering. In hoeverre wil Europa nog investeren in zijn leger(s)? Worden we een Amerikaanse vazalstaat als we dat niet doen? En in hoeverre passen de Belgische legerhervormingen binnen dit plaatje? Een verhaal over de kostprijs van geloofwaardigheid.

“Het Belgische leger zou in Irak in de weg lopen van de Amerikaanse strijdkrachten,” aldus de West-Vlaamse professor Randall Lesaffer, specialist op het gebied van oorlogsrecht en oorlogsvoering ( Universiteit Tilburg). “Onze militairen zouden een aanval op Bagdad eerder afremmen dan ondersteunen.”

Tijdens een colloquium van het gereputeerde Royal Institute of International Affairs, afgelopen week in Londen, luidden defensiespecialisten de alarmklok over de paraatheid van álle Europese strijdkrachten. Die zouden amper kunnen worden ingeschakeld in het concept van de Network Centric Warfare (NCW), zoals dat (deels) in Irak zal worden toegepast.

Richten zonder wapen

Bij een NCW-aanval wordt de vuurkracht losgekoppeld van de richter. Soldaten met camera’s, onbemand transport, satellieten en andere hoogtechnologische verkenners speuren het oorlogsterrein af naar mogelijke doelwitten. Razendsnelle communicatielijnen sturen de informatie naar een centrale databank, die de keuze ondersteunt voor een aanval uit een spectrum van tientallen vuursystemen (bijvoorbeeld bommenwerpers, oorlogsbodems of infanteriebeschietingen).

“Met NCW is het niet langer de bedoeling om de vijand uit te schakelen of te verzwakken binnen een driedimensionale oorlog,” aldus Klaus Naumann, de gewezen militaire topman van de Navo en de persoon die de troepen in Kosovo leidde. “Bedoeling is om het commando- en controlecentrum van de vijand uit te schakelen door er een vierde dimensie aan toe te voegen: cyberspace.”

In het militaire jargon leidt deze nieuwe aanpak tot een volledig herdenken van de legertaken op het vlak van de zogenaamde C4ISR ( Command, Control, Communications, Computers, Intelligence, Surveillance, Reconnaissance). Dat is noodzakelijk omdat de beslissingscentra over waar, wanneer en hoe een krijgsmacht offensief moet ingrijpen soms duizenden kilometers uit elkaar liggen en digitaal met informatie worden gevoed. Ook is het onderscheid tussen de land-, zee- en luchtmacht in deze filosofie compleet verdwenen en worden bevelen over alle onderdelen heen gegeven.

“Op dat vlak heeft de Belgische krijgsmacht al de revolutionaire stap gezet, met de samenvoeging van de machten,” aldus Lesaffer, zonder enige ironie. “Geen enkele andere krijgsmacht heeft het aangedurfd om dat taboe te doorbreken.”

Het leger zoekt niches

De samensmelting van de machten is een eerste stap in de modernisering. Ook de geplande personeelsinkrimping noemt Lesaffer een goede zaak. Eerder deze maand presenteerde minister van Defensie André Flahaut ( PS) zijn zogenaamde Strategisch Plan Plus, een actualisering van de eerdere plannen in het licht van de Navo-top in Praag.

Grosso modo kan het plan, dat de operationele capaciteiten of niches van het leger definieert, worden onderverdeeld in zes punten:

De versterking van de mobiele gevechtseenheden, aangevuld met bijbehorende steuneenheden. Concreet leidt dit tot de samensmelting van drie brigades naar twee, die een volwaardige mobiele infanterie worden. De rupsvoertuigen ( Leopardtanks) zouden worden verkocht en vervangen door lichte pantservoertuigen (geraamde kostprijs: 160 miljoen euro).

De para’s evolueren naar lichte gevechtseenheden met een sterke luchtmobiliteit. Concreet zullen deze troepen worden aangevoerd met transportvliegtuigen, die zwaar materieel én manschappen bevatten. Ook zouden gevechtshelikopters moeten worden aangekocht, voor naar schatting 130 miljoen euro. “Uit een vliegtuig springen met een parachute is sportief, maar echt niet meer van deze tijd,” weet Lesaffer.

Een optimalisatie van de tactische luchtcapaciteit. De vervanging van de F16’s tegen 2020 is vitaal voor de slagkracht van de krijgsmacht binnen een Europese en een Navo-context. Een Belgische officier: “Kosovo heeft bewezen dat de luchtmacht wel degelijk een bestaansreden heeft. Onze piloten worden internationaal gewaardeerd.”

Daarom redeneert Lesaffer dat de volgende Belgische regering moet instemmen met de deelname aan de verdere ontwikkeling en de aankoop van de Joint Strike Fighter. “Slechts dan zal dat gunstige repercussies hebben voor de Belgische onderaannemers aan de defensie-industrie.” In totaal zou het gaan over zestig tot zeventig tuigen, voor 50 tot 100 miljoen euro per stuk.

De versterking van de transporteenheden op zee en in de lucht. De uitbouw van een polyvalent zeetransportschip (kostprijs: 300 miljoen euro) lijkt door deze beslissing verworven. Militaire Airbussen (kostprijs: 140 miljoen euro) nemen het luchttransport voor hun rekening.

Een modernisering van de mijnenbestrijdingscapaciteit. Tijdens de eerste Golfoorlog al dwong de marine respect af in deze niche. Zonder de Belgische mijnenbestrijders had de VS grote koopvaardijboten voor de Navy moeten laten varen om de weg mijnvrij te maken, weet een militair. Of een eerder geannuleerde bestelling van vier mijnenvegers (kostprijs: 300 miljoen euro) toch zal doorgaan, is twijfelachtig.

Een heroriëntatie van onderzeebootbestrijding naar een maritieme escortecapaciteit. De fregatten van de marine zullen de koopvaardijvloot niet alleen beschermen tegen vijandige duikboten. Ook luchtafweer en maritieme bescherming behoren – na een grondige en moeilijk te becijferen modernisering – tot hun taak.

Deze operationele functies worden ondersteund door een sterke investering in C4 ( Command, Control, Communications, Computers). Voorts besliste de regering deel te nemen aan onderzoek en ontwikkeling inzake AGS ( Alliance Ground Surveillance) – het verkennen van vijandig terrein vanuit de lucht met het oog op de bepaling van doelwitten, die door andere eenheden worden bestookt. Een typisch NCW-concept, met andere woorden. Voorts werkt Defensie ook mee aan een studie in verband met brandstofbevoorrading tijdens de vlucht .

SP Plusminus?

Op zich vindt Lesaffer dit een indrukwekkende lijst. Toch heeft hij vragen bij de financiering. Die gaat immers uit van een jaarbudget voor de krijgsmacht van 2,5 miljard euro (geïndexeerd). Door een personeelsinkrimping verlaagt het aandeel van het personeel van 60 % naar 50 % van de defensiebegroting (ter vergelijking: in de VS is dat 36 %). De vrijgekomen middelen (gemiddeld 495 miljoen euro per jaar) worden geïnvesteerd in materieel (zie grafiek: Meer materieel, minder personeel).

Volgens Lesaffer gaat het Strategisch Plan Plus (SP Plus) uit van een te optimistische schatting. “Het houdt geen rekening met het feit dat het leger met de huidige wedden moeilijk personeel vindt. In een NCW-scenario werk je niet met soldaten die eens per jaar hun FAL-geweer leegschieten op een doelwit. Je hebt wandelende computers nodig, specialisten met de kennis van een industrieel ingenieur of een informaticus. Met andere woorden: je moet die mensen evenveel betalen als de privé – of meer, gezien het grotere bedrijfsrisico.”

Ook de uitgaven lijken onderschat. De professor wijst erop dat alleen al de vervanging van de F16’s het investeringsbudget van tien jaar opsoupeert.

“Er is maar één alternatief: een geleidelijke stijging van het defensiebudget met ongeveer 20 %, of jaarlijks 2 % tot 3 %. Dat is dezelfde inspanning als in de jaren tachtig, toen onder druk van de toenmalige Amerikaanse president Ronald Reagan de Navo-lidstaten hun begroting fors optrokken.” Ook minister Flahaut lijkt erop aan te sturen om bij de volgende regeringsvorming een budgetverhoging te vragen om een Europese defensiepoot te helpen uitbouwen. Lesaffer: “Het alternatief is dat we een land worden met een leger dat zijn bestaansreden verliest: een oorlogssituatie controleren.”

Volgens Daniel Keohane van de Londense denktank Center for European Reform weegt het Amerikaanse Pentagon zijn partners op basis van het aandeel van het bruto nationaal product dat ze besteden aan defensie. De tweede indicator is het aandeel dat Defensie spendeert aan de uitrusting van de troepen. “Je hoeft maar naar de plaats van België in dit lijstje te kijken om te beseffen hoe laag jullie zijn gevallen in Amerikaanse veiligheidskringen.”

Professor Rob de Wijk van de Nederlandse Militaire Academie en het Clingendael-instituut wijst erop dat het Belgische leger (net zoals het Nederlandse) bij gebrek aan investeringen “niets” voorstelt. “Stilaan moeten België en Nederland zich de vraag stellen of ze überhaupt nog een leger willen. Blijft over: vredesmissies.”

Oorlogsvoerders versus vredesbewaarders?

Deze vrees werd in Londen trouwens door zowat alle defensiespecialisten geuit. Jean-Louis Gergorin, directeur van de European Aeronautic Defence and Space Company (EADS), formuleert het zo: “Als de VS in de toekomst de warmaker wordt en Europa de peacekeeper, dan leidt dat waarschijnlijk tot het einde van de Navo.”

Ook Daniel Keohane (CER) waarschuwt: “De Navo mag niet worden gereduceerd tot de poetsvrouw van het vuile werk dat de Amerikanen hebben achtergelaten. Europa moet zelf zijn handen vuil durven te maken en klaarstaan voor militaire operaties, wereldwijd.”

De Belg Marc Otte stelt vast dat Europa achterloopt binnen het concept van de moderne oorlogsvoering. Het hoofd van de task force die de Europese Raad bijstaat op het vlak van het veiligheids- en defensiebeleid, ziet een kloof tussen de veiligheidsdoctrine van Europa – verdediging van het grondgebied – en die van de VS – verdediging tegen internationale bedreigingen.

“Zo’n uiteenlopende visie leidt ook tot een andere budgettaire invulling,” weet hij. “Stilaan moeten de Europese politici echter gaan beseffen dat het vredesdividend, waarvan ze konden profiteren na de val van de Berlijnse Muur, is opgedroogd. Investeringen in defensie dringen zich op, omdat de Europese strijdkrachten binnen de Navo de Amerikaanse evolutie niet langer kunnen volgen. En net omdat Europese landen nooit het niveau van de VS-strijdkrachten alleen kunnen bereiken, is een interne samenwerking noodzakelijk.”

“Omdat het gebrek aan militaire investeringen niet echt gevaarlijk was en er evenmin straffen volgen als Europa het Amerikaanse investeringstempo niet volgde, was er politiek geen probleem,” aldus de Duitse ambassadeur Günther Altenburg, assistent van de secretaris-generaal van de Navo inzake politieke zaken. Concreet: Europa geeft niet alleen amper 70 % uit van wat Amerika aan defensie spendeert. Ook zijn de inspanningen verspreid over vijftien landen, en binnen die landen heeft elke krijgsmacht dan nog eens zijn eigen prioriteiten.

De Europese houding is veranderd na 11 september 2001, omdat een terroristische dreiging plots geen zaak meer was van de binnenlandse veiligheidsdiensten, maar van de Navo zelf. “Het was gênant moeilijk voor de Europese lidstaten om hun troepen naar Afghanistan te krijgen,” aldus Altenburg. “Ze werden eindelijk wakker.”

Eerst investeren, dan praten

Deze bewustwording resulteerde in november 2002 in het zogenaamde Capability Commitment van de Navo-leden in Praag. Concreet engageerden de lidstaten zich om werk te maken van de snelle interventie-eenheden, de vlottere samenwerking tussen de verschillende onderdelen van hun strijdmachten (intern en internationaal), de stroomlijning van de C4-structuren en een betere aanpak van bedreigingen op het vlak van nucleaire, biologische en chemische wapens.

Rob de Wijk vreest dat de verzuurde transatlantische betrekkingen nog lang na de oorlog in Irak zullen nazinderen. “De VS oordeelt dat het alleen machtig genoeg moet zijn om een internationale politiek te voeren. Unilateralisme wordt de regel. Het enige antwoord hierop is de ontwikkeling van een eigen Europese defensiestrategie, zodat beide kanten van de oceaan in de toekomst als gelijkwaardige partners aan tafel kunnen zitten.”

Het Britse Labour-parlementslid Gisela Stuart, ook presidiumlid van de Europese Conventie en lid van de werkgroep Defensie: “Als gewezen 68’er is het moeilijk te erkennen, maar het is de harde waarheid: in de internationale politiek draait het niet om overtuigingskracht, maar om macht. Ook deze crisis bewijst: macht werkt.”

Dus moet Europa een eigen militaire macht uitbouwen, redeneert ze. Politici, ook sociaal-democraten, moeten daar de consequentie uit trekken. Stuart: ” Put the money where your mouth is,” of: wees bereid voor dat principe te betalen.

Beter, dus duurder?

Vandaag investeren de Europese lidstaten slecht één vijfde van het bedrag dat de VS (20 miljard dollar) aan militaire R&D besteedt. Dat voorbeeld verdient geen navolging, meent Sir Timothy Garden, gewezen staflid van de Royal Air Force en vandaag professor aan het Centre for Defence Studies. “Akkoord dat de Europese Navo-leden een meer coherente visie op het vlak van defensie nastreven. Maar de verspilling van R&D-budgetten is uit den boze. De VS investeert in een plejade van projecten, waarvan er uiteindelijk maar enkele overblijven. Je kunt beter investeren in resultaatgericht onderzoek dan de researchers op staatskosten te laten freewheelen.”

Volgens Jean-Louis Gergorin (EADS) is de modernisering van de Europese krijgsmachten niet alleen een kwestie van centen. “Het zou belachelijk zijn om een militaire budgetverhoging van 10 % tot 15 % te vragen, omdat dat politiek onhaalbaar is. De efficiëntie van de uitgaven kan echter worden verhoogd als de industrie en het leger beter samenwerken en als vraag en aanbod dichter bij elkaar worden gebracht.” De Fransman pleit daarom – net zoals minister Flahaut trouwens – voor de oprichting van een Onderzoeksagentschap Defensie, dat de R&D zou stroomlijnen en coördineren. Dat zou gepaard kunnen gaan met de uitbreiding van de bevoegdheden van de Occar (Organisation Conjointe de Coopération en Matière d’Armement), het samenwerkingsverband dat vandaag al de aankoop van sommige militaire projecten coördineert.

“Mocht Europa het aankoopbeleid coördineren, dan zouden kleine landen zoals België een deel van de inspanningen kunnen dragen, wat dan weer een positief effect heeft op het lokale bedrijfsleven,” redeneert Gergorin. “Heel wat Vlaamse KMO’s in de elektronica- en softwaresector zijn perfect in staat zijn om hun rol te spelen, omdat informatica de ruggengraat vormt voor de moderne oorlogsvoering. Of dat ook geldt voor een typisch wapenbedrijf zoals FN? Dat is net iets té klassiek, vrees ik.”

Hans Brockmans

“De Navo mag niet worden gereduceerd tot de poetsvrouw van het vuile werk dat de Amerikanen hebben achtergelaten. Europa moet zelf zijn haden vuil durven maken.”

“Veel Vlaamse KMO’s uit de elektronica- en softwaresector kunnen een rol spelen in het toekomstige leger.”

“Uit een vliegtuig springen met een parachute is sportief, maar echt niet meer van deze tijd.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content