“Het Chinese groeimirakel is een leugen”

Het Chinese groeimirakel is een statistische fictie. Iedereen in China weet dat, maar in het Westen blijven we al die vervalste cijfers slikken voor zoete koek. Dat beweren twee Amerikaanse China-kenners. Hoe staat de tweede grootste economie van de wereld er werkelijk voor?

Zoals dat nu eenmaal hoort bij dat soort happenings, liep het zestiende partijcongres van de Chinese communistische partij ten einde zonder grote verrassingen. Partijvoorzitter Jiang Zemin zal geleidelijk plaats ruimen voor Hu Jintao als de sterke man binnen de Chinese politiek. Enkele ondernemers krijgen, zoals voorzien, een plaats in het centrale comité van de communistische partij. Dat geeft aan dat China op de weg van de marktgeleide economische groei wil blijven.

Officieel heet het dat China, onder impuls van de liberalisering in bepaalde sectoren (landbouw) en gebieden (kustprovincies), de voorbije 25 jaar zijn economische productie zag verachtvoudigen. Volgens de gegevens van de Wereldbank is de Chinese economie vandaag na de Amerikaanse de grootste economie ter wereld. Hoe reëel zijn echter de Hercules-achtige prestaties van de Chinese economie? Weinig, zo luidt het oordeel van Lian Meng, een vooraanstaand Chinees econoom die in 1999 in het Chinese tijdschrift Gaige gewaagde van een “volledige vervalsing van de economische cijfers, een statistische zeepbel die het hele systeem aanvreet”. De nu terzijde geschoven eerste minister Zhu Rongji had het in maart 2000 in de China Daily over “de alomtegenwoordigheid van vervalsingen en overdrijvingen”. Tijdens het voorbije partijcongres gaf de minister van Arbeid openlijk toe dat de werkloosheidsgraad, die volgens de officiële cijfers de jongste jaren steeg van 4% naar 7%, in de realiteit veel hoger ligt.

Gemanipuleerd en vervalst

Een van de meest vooraanstaande westerse experts inzake de Chinese economie is Thomas Rawski, hoogleraar economie aan de University of Pittsburgh. Vooral in Amerika trad Rawski de voorbije jaren op als adviseur van zowat iedereen die van dichtbij met de Chinese economie te maken heeft. Rawski: “Wij in het Westen kijken met verbazing en bewondering naar de prestaties van de Chinese economie. Lokale economen en analisten lachen ons echter uit om zoveel naïviteit. ‘Hoe is het mogelijk dat jullie niet zien hoezeer ons officiële statistische materiaal gemanipuleerd en vervalst is’, zo moet ik voortdurend van bevriende Chinese economen horen”.

Thomas Rawski zette, onder meer op basis van het vele officieuze cijfermateriaal dat hij via relaties in China krijgt, zelf op een rijtje hoe de Chinese economie er nu in werkelijkheid aan toe is. Bijgaande tabel ( De gele zeepbel) zet de superprestaties van het land in perspectief. Rawski: “Het fundamenteel ongeloofwaardige element in de Chinese statistieken is de tegenspraak tussen de cijfers over het bruto binnenlands product (BBP) en het energieverbruik. Officieel groeide de Chinese economie tussen 1998 en 2001 met 35%, terwijl het energieverbruik met 6% daalde. Gezien de fase van economische ontwikkeling waarin China zich bevindt, is zo’n ontwikkeling van deze twee grootheden onmogelijk. Bovendien geven de Chinese autoriteiten zelf toe dat de energie-efficiëntie van de Chinese economie problematisch blijft. Sinds het midden van de jaren 1980 zou die energie-efficiëntie nauwelijks verbeterd zijn.”

Ook de cijfers in verband met de consumptie in de Volksrepubliek zouden niet kloppen. Rawski: “Als je de officiële cijfers over de evolutie van het inkomen van Chinese burgers vergelijkt met die over hun consumptie- en spaargedrag, zie je ook onwaarschijnlijke zaken naar boven komen. Hoe kan je verklaren dat de inkomens nagenoeg stagneren en zowel de consumptie als het sparen blijven stijgen?”

Vooral voor de grote crisisjaren 1998 en 1999 wijst Thomas Rawski op specifieke anomalieën. “Hoe kan het dat de landbouwproductie steeg ondanks overstromingen die behoren tot de zwaarste natuurrampen die China in de twintigste eeuw te verwerken kreeg? Hoe kan de industriële productie met 11% stijgen terwijl van de 94 officiële productcategorieën er 53 krompen en slechts twaalf meer dan 11% groeiden? Hoe kunnen de investeringen met 14% stijgen terwijl het staalverbruik en de productie van cement stagneerden?”

Voor de voorbije vier jaar komt Thomas Rawski dan ook tot heel verschillende cijfers over de economische vooruitgang dan de officiële. In 1998 en 1999 is de economische activiteit, ondanks zware overbestedingen door de Chinese regering, vrijwel zeker gekrompen, terwijl het herstel in 2000 en 2001 veel gematigder uitviel dan de partijtop wil doen geloven. Als gevolg van de chronische overcapaciteit zit China nu ook al jaren in de greep van de deflatie. Volgens de jongste gegevens verzameld door The Economist dalen de consumptieprijzen in China momenteel op jaarbasis met 0,7%, in Hongkong zelfs met 3,7%. Rawski: “Wat als een paal boven water staat, is dat de officiële bewering dat de Chinese economie in de periode 1998-2001 gemiddeld met meer dan 7% per jaar groeide, een leugen is. Iedereen in China weet dat. Alleen wij in het Westen zijn blijkbaar bereid om die officiële onzin te slikken.”

Groteske verspilling

De belangrijkste conclusie die we uit het onthutsende cijfermateriaal van Thomas Rawski mogen trekken, is dat het Chinese model veel minder goed werkt dan algemeen wordt aangenomen. Arthur Wardon, een China-kenner verbonden aan het AmericanEnterprise Institute in Washington, ziet daar één duidelijke oorzaak voor: “China is nog altijd wat de leiders van het land zeggen dat het is: een socialistische economie. Wie het China van vandaag een vrijemarkteconomie noemt, weet niet goed waarover hij praat. Het moderne China is: corruptie, 174.000 staatsondernemingen die het gros van de industriële productie voortbrengen, een ontstellend gebrek aan winstgevendheid, waanzinnige bureaucratische regels, de onmogelijkheid om aan modern management te doen en groteske verspillingen in de overheidsbegroting.”

Analisten als Thomas Rawski en Arthur Wardon zien ook duidelijke parallellen tussen de Japanse en de Chinese economie. Beide zitten gevangen in overcapaciteit in vele sectoren en moeten dan ook een chronische deflatie onder ogen zien. Opeenvolgende stimuleringspakketten joegen de overheidsschuld intussen tot ver boven 100% van het BBP. Ook het banksysteem zit in een uiterst precaire situatie. Wardon: “Volgens officiële schattingen vertegenwoordigen de bad loans voor de Japanse banken ongeveer 8% van het BBP. In China hoor je van officiële zijde hierover nauwelijks iets. Economen van de Chinese centrale bank laten in beperkte kring echter weten dat ruim 40% van de uitstaande leningen eigenlijk als een bad loan moet worden beschouwd. Die etterbuil moet open, maar daar is de Chinese politieke elite nog lang niet aan toe.”

Alain Mouton, Johan Van Overtveldt [{ssquf}]

johan.van.overtveldt@trends.be

Het moderne China is: corruptie, 174.000 staatsondernemingen, een ontstellend gebrek aan winstgevendheid en waanzinnige bureaucratische regels.

“Die etterbuil moet open, maar daar is de Chinese politieke elite nog lang niet aan toe.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content