Het adieu van een topbankier

Jacques Rousseaux is de kardinaal Danneels van de bankiers. Noch conservatief, noch progressief. De 65-jarige Vlaming met 35 jaar dienst bij het ministerie van Financiën werd in 1992 bankier en metamorfoseerde een kwakkelbank tot een gezond financiehuis met een Belgisch-Franse verankering. Het Landbouwkrediet verstrekt vandaag meer kredieten aan ondernemingen dan aan landbouwers.

Volle dozen bezetten de vergadertafel van Jacques Rousseaux (65) in Anderlecht. Hij verhuist. Na twaalf jaar Landbouwkrediet – bij de erfenis in 1992 heette het NILK en men krijgt bliksemblikken bij een verspreking – zwaait hij adieu als topbankier van een middelgrote bank. Morgen trakteert Rousseaux 450 relaties van de bank, medewerkers en vrienden op een afscheidsavond met Will Tura (“Een goed idee van mijn vrouw, Will is een leeftijdsgenoot en maakt een medley op maat. Niks zo dodelijk als een academische zitting met oeverloos gebabbel.”). Rousseaux kan het werken niet laten en wordt de gedelegeerd bestuurder van de CVBA Federatie van de Kassen van het Landbouwkrediet, de overkoepelende holding van de twee Belgische aandeelhouders van het Landbouwkrediet die samen 45 % bezitten van de aandelen en de stemmen, de koepel controleert 5 %.

Commentarieert Rousseaux: “Ik zal mee de strategische lijnen uitzetten als een van de vertegenwoordigers van de aandeelhouders. Ook zal ik zetelen in het auditcomité, de raad van bestuur en het bureau. Ik word een gesprekspartner voor de Franse aandeelhouder en vind het belangrijk om de Belgische belangen en verankering te verdedigen. Ik moet er ook voor zorgen dat we een coöperatieve bank op mensenmaat blijven en een bank waarover de Fransen tevreden zijn. Langer blijven als chief executive officer had ik wel gewild, maar ik word 66 in juni en 65 is de absolute grens voor de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen.” De helft van de aandelen van het Landbouwkrediet zit sedert de zomer van 2003 bij een van de grootste banken ter wereld, het Franse Crédit Agricole ( CA).

Jacques Rousseaux heeft een smetteloze reputatie: een noeste veldwerker, geen dikke nek, aanleg voor diplomatie, luistert, wroet dag en nacht en heeft politieke vrienden onder de christen-democraten en de liberalen. De oud-hoofdambtenaar van Financiën wist veertig jaar vroeger dan andere functionarissen dat samenwerking met privé-kapitaal geen doodzonde is. Rousseaux zat als jonge financievos in de werkgroep voor de invoering van de BTW en leerde veel bedrijfsleiders kennen.

35 jaar ambtenaar

Jacques Rousseaux was 35 jaar ambtenaar van Financiën: “Ik heb zeer graag gewerkt bij Financiën, want er was niveau en ernst. Waar ik de pen onder meer grotendeels heb vastgehouden, is bij de redactie van de Wet Cooreman-De Clercq, die zou moeten herhaald worden.” Ironiserend vertelt Rousseaux dat zijn grote ambitie op zijn achttiende was om ambtenaar van de Registratie van Domeinen te worden in een Vlaams dorp: “Een vriend van mijn vader was ontvanger van de registratie en had pa aangeraden om mij examens te laten doen bij de registratie. In die tijd was ontvanger in een dorp een notabel beroep. Eigenlijk wilde ik burgerlijk ingenieur worden. Mijn grootvader bouwde vanaf 1911 houten huizen in Amerika en had veel geld verdiend. In de jaren twintig keerde hij terug naar België en startte een fabriek – L’Americaine – voor kinderwagens en speelgoed in Deinze, een streekspecialiteit. Mijn grootvader stierf jong en zijn vrouw en twee kinderen waren te onervaren om de leiding over te nemen. Het bedrijf is kapotgegaan toen ik zeventien was. Ik was de oudste van vier en moest gaan werken. Na de humaniora deed ik examens bij De Post, de RTT, de ministeries. Ik was een schitterende student en geïnteresseerd in wiskunde. Ik slaagde overal, kon kiezen en wegens de familievriend werd het financiën. Om mezelf te bewijzen en anderen te tonen dat ik wat kon, deed ik het toegangsexamen voor burgerlijk ingenieur. Ik was de vierde op 150 kandidaten. De eerste jaren van mijn loopbaan heb ik daar psychologisch onder geleden, maar mijn carrière is goed uitgedraaid. De wiskunde heb ik overboord gegooid, daar wilde ik niet meer aan.”

Rousseaux werd inspecteur-generaal van het ministerie van Financiën voor hij opklom tot directeur-generaal. De fiscale hoofdambtenaar met een christen-democratische schutkleur verkaste als adjunct-kabinetschef naar de liberale minister van Financiën Willy De Clercq, wat hem de koosnaam Fiscula – een samentrekking van fiscus en Dracula – van Herman De Croo opleverde. De Croo pikte het niet dat een CVP’er de rechterhand werd van een blauwe excellentie. Nadien werd Rousseaux kabinetschef van Gaston Geens.

Luc Versele, de opvolger van Jacques Rousseaux – eerder een Mister Inside – is veel jonger, 47, maar werkt al sedert 1987, eerst als adjunct-regeringscommissaris, bij het Landbouwkrediet. Hij is een econoom, een oud-assistent van professor Van Meerhaeghe en een oud-medewerker van de studiedienst van Financiën: “Luc is twaalf jaar mijn ondervoorzitter en we kennen elkaar bijzonder goed. Onze wielersponsoring is zijn idee, want hij is zeer sportief als loper en fietser.”

Rousseaux ziet een oorzakelijk verband tussen de wielersponsoring en de betere profilering van het Landbouwkrediet: “Dit is geen folietje. Je voelt dat in gesprekken, want je kan dat niet meten. Wielersponsoring is duidelijk goedkoper dan een grote voetbalploeg sponsoren en zeker in Vlaanderen maakt het onze reputatie sterker. Als Tom Steels in een ronde zijn werk doet en vijf keer in beeld komt met onze naam op zijn shirt, is dat prachtig. Ik ga meer kijken naar koersen. Dit jaar gaan meer middelen naar de ploeg. De medewerkers zijn fier als de renners sterk presteren, maar vooral in Wallonië zouden de agenten het sponsorgeld liever inruilen tegen hogere commissielonen.”

De vergissing van Dehaene

Landbouwkrediet is een erfgenaam van de implosie van de Belgische openbare kredietinstellingen (OKI’s). De jaren negentig openden met zes publieke banken: Gemeentekrediet, ASLK, NMKN, NILK, Beroepskrediet en de hypotheekbank CHBK. Bij die banken zaten jonge leeuwen als Wim Coumans, Mark Bienstman en Thierry Faut. Teksten, plannen, discussienota’s bestonden – meegeschreven door kabinetschef Rousseaux – om twee assen te bouwen: een Gemeentekrediet-as met NMKN en CBHK, naast een ASLK-as met NILK en Beroepskrediet. De assen zouden schaalgrootte hebben en kunnen internationaliseren. Een opiumdroom van onze regeerders.

De ASLK en de NMKN werden opgeslorpt door Fortis, Gemeentekrediet huwde Crédit local de France en ontpopte zich tot Dexia, het Beroepskrediet werd na veel gehannes Frans, de CBHK kantelde en de NILK, nu Landbouwkrediet, stapt op één Belgisch en één Frans been. Wim Coumans verdween naar het Rode Kruis, Mark Bienstman dook na een ommetje bij Cortal op bij Landbouwkrediet en Thierry Faut werd gered door Argenta.

Jacques Rousseaux: “Dat de Gemeentekrediet-as zou mislukken, wist ik al zeer lang want ik was in een vorig leven regeringscommissaris van het Gemeentekrediet en vertelde aan mijn diverse ministers van Financiën dat zij geen baas waren van het Gemeentekrediet. De gemeenten en de provincies controleerden hun bank en lieten niet met zich sollen. De regering- Dehaene besliste echter in al haar wijsheid dat het Gemeentekrediet de NMKN en CBHK zou inlijven. De regering had beter de openbare kredietinstellingen, met uitzondering van het Gemeentekrediet, gefusioneerd en die onderneming naar de beurs gebracht. Zij had veel meer geld ontvangen dan van de verkoop van de ASLK aan Fortis.”

Wat kon u met NILK wat Thierry Faut niet kon met de Nationale Kas voor Beroepskrediet? Jacques Rousseaux lacht: “Eind 1992 stonden we aan dezelfde startmeet. Het Beroepskrediet had bovendien een iets betere startpositie door zijn hogere eigen vermogen. Wij konden het vertrouwen winnen van de coöperatieve kassen. Zonder dat vertrouwen hadden we de tent kunnen sluiten. Misschien was de situatie op het terrein moeilijker bij de tien kredietverenigingen. Wij hebben toenadering gezocht tot het Beroepskrediet en deden in 1997 een bod, maar er was zware tegenkanting. Ik begrijp nog niet waarom en betreur dat, want samen hadden we een mooi marktaandeel kunnen inpalmen. Misschien speelden ego’s ook een rol.”

De mésalliance met Bacob

Is Landbouwkrediet met Bacob als privé-aandeelhouder niet overhaast te werk gegaan en had de bank niet beter gewacht op Rabobank of CA? Repliceert Rousseaux: “U hebt gelijk als u in 2004 twaalf jaar terugblikt. Mijn opdracht was om een bank die op sterven na dood was op te tutten voor de verkoop.”

Eind 1993 werd een eerste en stille privatisering doorgevoerd. De coöperatieve kassen beslisten na lange overreding om aandeelhouder te worden. Een belangrijke stap, beklemtoont Roussaux, omdat daarmee het vertrouwen herstelde tussen de parastatale NILK en de coöperatieve privé-kassen die een eigen leven leidden. Zij hadden kapitaal en rentabiliteit, twee zaken die NILK miste. Jacques Rousseaux: “Na de coöperaties zocht ik nog meer privé-geld, ik had het voordeel dat ik zelf mijn aandeelhouders mocht uitkiezen. Swiss Life kwam binnen in 1995 en een jaar later Bacob. Rabobank had toen geen interesse, want kon zich niet permitteren om concurrerende West-Europese boeren te financieren. Dat vonden de aandeelhouders, ook coöperaties, knap vervelend. Haar enige buitenlandse participatie was in die dagen in Nieuw-Zeeland, ver van de Nederlandse akkers. Rabobank heeft ondertussen de strategie 180 graden gedraaid. CA had in de eerste helft van de jaren negentig een hechte band met Cera via een Europese associatie en leefde de afspraak na om elkaar gerust te laten. Cera wou in 1994-1995 een participatie bij ons nemen, maar werd dadelijk afgeblokt. De strijd tussen de bankiers Landbouwkrediet en KBC/Cera is echter minder hevig dan die tussen de Boerenbond en het Algemeen Boerensyndicaat.”

Uiteindelijk waren Paribas, Bacob en BBL geïnteresseerd en het management verkoos Bacob. Paribas was gewoon te werken met zeer hoge rendementen, wat voor Landbouwkrediet onmogelijk was. “Hadden we vijf of zes jaar geleden CA al als aandeelhouder binnengehaald, dan zouden we verder staan,” meent Rousseaux. “We verloren jaren door de interne spanningen bij Swiss Life en de overname van Bacob via Artesia door Dexia. Want natuurlijk was Dexia niet geïnteresseerd in een minderheidsparticipatie in een bancair net, Dexia heeft genoeg net.”

Naar de stad

Het Landbouwkrediet zoekt de stadslucht op. Onlangs kocht het zelfs de Vlaamse stadsbank van Achmea: de Europabank. “De stadsambitie bestaat al lang, want deze bank is steeds meer een instelling voor ondernemingen en KMO’s. Om hen te bedienen, moet je in de steden leven,” licht Rousseaux toe. “Onze vorige aandeelhouders waren niet enthousiast over de expansie van het Landbouwkrediet. De nieuwe aandeelhouder, Crédit Agricole, wil onze stadsinvasie ondersteunen, want is een stadsbank na een wetswijziging, die à propos niet hoeft in België. In 1970 was CA nog een volslagen boerenbank en in 2004 is zij internationaal bij de top en actief in vele segmenten. Vlak voor Kerstmis 2003 hoorden we dat Europabank te koop stond. De deal is snel beklonken. Europabank werkt in 28 steden en heeft één, weliswaar groot, agentschap in Brussel. Ook in Wallonië is de aanwezigheid gering. We zijn met het Landbouwkrediet ongeveer evenwaardig aanwezig in beide landsdelen en dat willen we voor Europabank ook. Dus is een uitbreiding in het centrum en het zuiden logisch. Vergis u niet, Europabank had geen problemen zoals haar Nederlandse moeder. Het is zelfs een zeer rendabele bank.”

Europabank biedt bijna een monoproduct aan: consumentenkredieten. “En doet dat zeer efficiënt,” commentarieert Rousseaux. “Europabank had de voorbije jaren een return on equity tussen 16 en 18 %. Daar betaal je natuurlijk een pak geld voor, maar we bleven redelijk met 90 miljoen euro. In andere gevallen, bijvoorbeeld voor een Deense verstrekker van consumentenkrediet, is in dezelfde periode een stuk meer betaald.”

Meer verzekeringen

Het dossier van de verzekeraar Zelia, die in de etalage staat, ligt niet op de tafel van Landbouwkrediet. Maar, zo bevestigt Rousseaux luid, de bank zou het wel graag op de tafel krijgen: “We weten dat we onze cliënten moeten benaderen met een algemeen financieel aanbod, waarin ook verzekeringen zitten. We vinden dat we op dat domein te weinig graantjes meepikken. Momenteel treden onze agenten op als verkeringsmakelaar. De klanten worden wel bediend, maar de bank heeft daar weinig aan en dus willen we bankverzekeraar worden. De landbouwers onder ons cliënteel vragen bovendien specifieke verzekeringsproducten, onder meer in de schadeverzekeringen, denk aan oogstschade door onweer. Zelia doet zowel leven als schade. Misschien is het waanzin dat ik publiek mijn interesse toon, maar ik kies voor transparantie. We zijn voldoende rijk om Zelia te kopen en hoeven geen beroep te doen op de Franse aandeelhouder. Onze solvabiliteitsratio van 14 % ligt behoorlijk hoog.”

“We panikeren zelden, hebben veel geduld en zijn coulant voor het uitstellen van een betaling, omdat we weten dat de landbouw cyclisch is,” getuigt Rousseaux. “De boer werkt met de natuur en die gaat op en neer. Zon en storm. In een periode van tegenslag duwen we een agro-ondernemer niet dieper in de put. Met mijn boerenverstand zeg ik dat een landbouwer die zaait, wil oogsten. Vergeet echter niet, we zijn gediversifieerd en hebben sinds twee jaar meer klanten buiten dan binnen de agrarische sector.”

eXtra informatie op www.trends.be

Op www.trends.be vindt u de jaarcijfers 2003 van Landbouwkrediet, plus het vorige interview dat Trends met Jacques Rousseaux had.

Frans Crols An Goovaerts

“Vooral in Wallonië zouden de agenten het sponsorgeld in de wielerploeg liever inruilen tegen hogere commissielonen.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content