‘Hebben we dan niets geleerd uit al die crisissen?’

De opkomende markten worden getroffen door kapitaalvlucht en crashende munten. Het kwetsbaarst is India, de derde economie van Azië.

Herhaalt de geschiedenis zich? Hebben we dan niets geleerd uit al die crisissen?” Duvvurie Subbarao, de ontslagnemende gouverneur van de Indiase centrale bank, stelde die vraag op 17 augustus, op een bijeenkomst van Indiase economische beleidsmakers. De dag voordien hadden de Indiase financiële markten de woeligste sessie in jaren beleefd. De roepie zakte weg, de aandelenmarkt maakte een duik en de geldmarktrente steeg. Op 14 augustus had India nieuwe kapitaalcontroles ingevoerd, als antwoord op de eerste tekenen van een kapitaalvlucht. Die maatregel had de buitenlandse beleggers alleen maar meer schrik aangejaagd.

Sindsdien zijn de markten blijven afglijden. De munt was begin deze week teruggevallen tot 66 roepie per dollar — een absoluut dieptepunt en 17 procent lager dan drie maanden geleden. Algemeen wordt aangenomen dat het land in de benardste toestand zit sinds de crisis van 1991.

India is geen alleenstaand geval. Sinds mei, toen de Amerikaanse centrale bank voor het eerst sprak over de afbouw van zijn monetaire stimulusprogramma, begonnen beleggers zich aan te passen aan een wereld zonder ultragoedkoop geld. Ze haalden massa’s geld weg uit de opkomende markten. Dat leidde in die landen tot een terugval van de munt met 5 à 15 procent tegenover de dollar.

Afhankelijk van het buitenland

India, de op twee na grootste economie van Azië, is kwetsbaarder dan de meeste andere landen. Het economisch nieuws is er al twee jaar lang teleurstellend. De groei viel terug tot 4 à 5 procent, half zoveel als tijdens de boom van 2003-2008. De inflatie blijft halsstarrig rond 10 procent hangen. Een poging om grote industriële projecten te bevrijden van administratieve rompslomp is mislukt. En de verkiezingen van mei 2014 verhogen de onzekerheid nog.

India’s afhankelijkheid van buitenlands kapitaal is scherp toegenomen. Het deficit op de lopende rekening steeg eind 2012 tot bijna 7 procent van het bruto binnenlands product (bbp), al wordt dit jaar een kleiner tekort van 4 à 5 procent verwacht. De buitenlandse schuld bedraagt op dit ogenblik een redelijke 21 procent van het bbp, maar de schuld is kortlopender en dus riskanter geworden.

De totale externe financieringsbehoefte, of het tekort op de lopende rekening plus de herfinancieringen van de buitenlandse schuld, ligt volgend jaar op 250 miljard dollar. India beschikt over 279 miljard dollar aan reserves, wat neerkomt op een dekkingsratio van 1,1. Dat is een scherpe terugval sinds 2007-2008, toen de ratio drie keer hoger was. Daardoor lijkt India zwakker dan veel van zijn lotgenoten. Buitenlandse beleggers hebben tegen de huidige koersen wellicht 200 miljard dollar aan aandelen in handen. Als ze zich terugtrekken, heeft India geen enkel verweer meer.

Vlottende wisselkoers

Die toestand is geen herhaling van 1991, want de zaken zijn veranderd. Toen had India een vaste wisselkoers. Om die te beschermen, ging de staat bijna bankroet. Vandaag heeft India een vlottende wisselkoers en weinig schulden in buitenlandse munt. Een verzwakking van de roepie heeft geen onmiddellijke gevolgen voor de solvabiliteit van de overheid.

De pijn zal India elders voelen. Bedrijven met buitenlandse schulden komen onder zware druk als de roepie nog verder wegzakt. De marktrente blijft hoog en dat leidt tot een gebrek aan liquiditeiten. Dat alles maakt het des te erger voor de Indiase overheidsbanken, die al voor 10 tot 12 procent slechte leningen in hun boeken hebben. De inflatie gaat toenemen en de overheidsfinanciën zullen verslechteren naarmate de kostprijs van de subsidies voor ingevoerde brandstoffen oploopt.

Wellicht kan de overheid op korte termijn weinig doen om de munt te steunen. De roepie is een van de drukst verhandelde deviezen ter wereld, en minstens de helft van de transacties gebeurt in het buitenland. Binnenskamers schatten functionarissen de redelijke waarde van de munt op iets minder dan 60 roepie per dollar, rekening houdend met de hogere inflatie en productiviteit van India. De echte afstraffing van de munt hebben we dus nog niet gezien.

IJzererts

Raghuram Rajan, de nieuwe centrale bankier, gaat zich waarschijnlijk op een afstand houden. Dat betekent niet dat de regering hetzelfde moet doen. Mogelijk voert ze de heffingen op goudinvoer op. Indiërs zijn verzot op het edelmetaal, dat ze beschouwen als een indekking tegen de inflatie. De bruto goudimport bedroeg vorig jaar 3 procent, wat een grote bres sloeg in de externe financiën.

De regering zal ook het Hooggerechtshof proberen te overtuigen het verbod op de export van ijzererts op te heffen, dat werd ingevoerd na een reeks corruptiezaken. Op zijn hoogtepunt genereerde de sector een uitvoer ter waarde van 0,4 procent van het bbp. Experts twijfelen er evenwel aan of de opgelegde mijnen snel weer kunnen worden geactiveerd. De regering zou ook de brandstofsubsidies kunnen beknotten. Dat zou de vraag naar ingevoerde brandstoffen naar beneden halen.

Op langere termijn is de oplossing voor de problemen van de betalingsbalans wellicht het aanzwengelen van de Indiase industrie, en dus de export. Maar dat vergt een grote verbetering van het ondernemingsklimaat, en niet alleen een goedkope munt. Ondanks de terugval van de roepie met zowat 40 procent in de voorbije drie jaar, zijn er amper aanwijzingen dat de wereldwijde fabrikanten productie verschuiven naar India.

Misschien vormt de inzinking van de roepie de aanzet voor een ernstiger discussie over een beleid dat India minder kwetsbaar maakt voor de grillen van een meedogenloze wereld.

THE ECONOMIST

Professionele bedrijven, maar een falende overheid: het is India in een notendop.

India’s afhankelijkheid van buitenlands kapitaal is scherp toegenomen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content