“Heb je mijn truweel gezien?”

Taalcoaches Nederlands zijn een middel om werklozen uit het zuiden van het land eindelijk in Vlaanderen aan het werk te krijgen. De VDAB wijst werkgevers er ook op dat ze vaak te hoge taaleisen stellen.

Een goede werkkracht. Correct en stipt. Hij komt goed over in de ploeg. Hem laten gaan omdat hij geen Nederlands kan, is geen optie – temeer aangezien je moeilijk mensen vindt.” Dat zegt Ingrid Dekempeneer, zaakvoerster van bouwbedrijf Dekempeneer uit Diegem. Ze heeft het over haar werknemer El Amin Bendris, een 41-jarige Marokkaan uit de Brusselse gemeente Molenbeek. Hij spreekt alleen Arabisch, maar leert volop Nederlands.

De man kwam drie jaar geleden naar België en werkt sinds anderhalf jaar voor Dekempeneer. Hij blijft niet bij de pakken zitten en gaat sinds september twee keer per week ‘s avonds naar de Nederlandse les. Hij kreeg bovendien 32 uur Nederlands op de werkvloer, in de barak van de bouwvakkers, op hun werf in Zaventem. Licentiaat vertaler Cindy Laermans van de VDAB hielp hem met het aanleren van woorden en korte zinnen die heel nauw aansluiten bij zijn professionele leefwereld. Kunnen vragen en antwoorden waar het materieel ligt bijvoorbeeld. Vertellen hoe lang hij die dag al gewerkt heeft en wat hij deed. De veiligheidsinstructies begrijpen, enzovoort. Laermans maakt deel uit van een twaalfkoppig team dat lesgeeft in sectoren als de bouw, de horeca, de logistiek en de distributie. Colruyt is bijvoorbeeld een van de grootste klanten.

Hoe Dekempeneer bij de VDAB terechtkwam voor die lessen Nederlands? “Via onze diversiteitsplannen. Een bewuste keuze in ons personeelsbeleid. De kosten voor die lessen krijgen we voor een deel terug.” Haar personeelskeuze is ook ingegeven omdat ze Brusselse werklozen in dienst moet hebben om in aanmerking te komen voor bouwwerven in het Brussels gewest.

Zou dat niet gemakkelijker gaan met Franstalige Brusselaars? Dekempeneer heeft er geen goede ervaring mee en werkt niet meer via Actiris, de Brusselse dienst voor arbeidsbemiddeling. “We hadden vorig jaar plots een tekort aan werknemers en deden beroep op Franstalige Brusselaars, maar de communicatie was allerminst oké. Niet dat we geen Franstaligen in dienst hebben, maar die hebben een basiskennis Nederlands. Hoewel sommigen van hen zeker zo’n taallessen kunnen gebruiken. Eerst zien of we een goede werkkracht hebben. Het Nederlands volgt pas nadien. Overigens, indien de lessen Nederlands aan El Amin Bendris vruchten afwerpen, schrijven we Kamara Ayouba, een Liberiaan die voor ons werkt, ook in.”

Warmlopen moet achter de rug zijn

Meer dan een op vijf werklozen in Brussel en slechts 4 % in het omliggende Vlaams-Brabant. En toch vinden zo weinig werklozen uit Brussel hun weg naar de jobs in Vlaams-Brabant. Het is niet anders voor het legertje werklozen in Henegouwen dat er maar niet toe gebracht kan worden de taalgrens over te steken om zijn boterham te verdienen in West-Vlaanderen. Vorig jaar vonden slechts 318 Waalse werklozen de weg naar Vlaanderen om er te komen werken: 128 in Vlaams-Brabant, 123 in West-Vlaanderen, 34 in Limburg en 33 in Oost-Vlaanderen. Het cijfer lag voor de eerste drie maanden van dit jaar bedroevend laag op 46.

Die situatie duurt al jaren, maar de politieke wereld lijkt vastbesloten er eindelijk iets aan te doen. De ministerconferentie van vorige maandag over interregionale werkgelegenheid kan als een nieuwe en belangrijke stap worden beschouwd in die richting. Tenminste als het niet bij vrome beloftes blijft. Vlaams minister van Werk Frank Vandenbroucke (sp.a) zei ooit dat de interregionale samenwerking te vergelijken is met een oude diesel, die heeft tijd nodig om warm te lopen. Dat warmdraaien moet nu maar eens achter de rug zijn.

De vijf publieke arbeidsbemiddelingsdiensten, waaronder de Vlaamse VDAB, richtten twee jaar geleden de vzw Synerjob op om de interregionale samenwerking te structureren. Sinds 13 mei zijn er gemengde teams van de VDAB en het Waalse Forem op het terrein aan het werk, zegt Dominique Berrier, die bij de Vlaamse dienst verantwoordelijk is voor de taalopleidingen. De Vlaams-Waalse samenwerking is in drie zones onderverdeeld. De zone west omhelst West- en Oost-Vlaanderen en Henegouwen. In het centrum is er de zone Vlaams- en Waals-Brabant. De oostelijke zone regelt de interregionale werkgelegenheid tussen Limburg en Luik-Verviers-Hoei.

De VDAB heeft 29 medewerkers in die teams en Berrier legt uit dat Vlaanderen vijfduizend vacatures doorspeelt aan Wallonië, dat vijftigduizend werklozen sensibiliseert om erop in te spelen. Aan de Waalse kant van de taalgrens heeft minister van Economie en Werk Jean-Claude Marcourt (PS) tweetalige ambtenaren geposteerd in de kantoren van de Forem. Die buigen zich over de aangeboden vacatures uit Vlaanderen.

De Vlaamse dienst is bezig met die te verfijnen zodat ze nauwer aanleunen bij de capaciteiten van de werkzoekenden. Vacatures louter in bulk over de taalgrens aanbieden, doet immers veel energie nutteloos verloren gaan. Overigens, de verschillen in cultuur tussen de Vlaamse en Waalse ambtenaren veroorzaken nog een tijdje kinderziektes in het opzet voor meer taalgrensoverschrijdende werkgelegenheid. Daarbij hebben we het trouwens nog niet over de samenwerking tussen Vlaanderen en Brussel, die grotere impulsen nodig heeft om doeltreffend te zijn.

Mobiele werfreserve

De Vlaamse en Waalse regeringen kwamen maandag overeen om negenduizend van die vijftigduizend Waalse werklozen nadrukkelijker te begeleiden. De betrokkenen zouden in een soort mobiele reserve worden opgenomen. De politici hopen dat het idee aanslaat bij de werklozen en dat hun voorbeeld enthousiasme losweekt bij andere gegadigden zodat er een sneeuwbaleffect op gang komt. De VDAB en de Forem zullen samen de Waalse werklozen die interesse tonen om in Vlaanderen te komen werken, nadrukkelijker begeleiden.

Het is de bedoeling ze een taalopleiding aan te bieden indien dat nodig is. Het gaat trouwens niet alleen om Franstaligen en de Vlaamse overheid kan bogen op haar ervaring met vooral allochtonen. Tilly Troost, die bij de VDAB verantwoordelijk is voor de opleiding Nederlands tweede taal, legt uit dat het project ‘Nederlands op de werkvloer’ werd ontwikkeld met de KU Leuven en dat het in de loop der jaren evolueerde naar maatwerk. De cursist krijgt een lessenpakket dat hem op het lijf geschreven is.

Om dat maatwerk mogelijk te maken, is de medewerking van de werkgever vereist. De werkgeversorganisatie Unizo werkte trouwens aan het programma mee. De ondernemer is erbij gebaat om te preciseren welke taalkennis hij van zijn werknemers vraagt. Het gebeurt immers vaak dat de taalkennis die hij voor ogen heeft, hoger ligt dan nodig.

Zodra het taalparcours samen met de werkgever is uitgestippeld, kunnen de mensen van de VDAB aan de slag. Ze werken stap voor stap zodat de cursist gaandeweg succes ervaart en zin heeft in meer. 102 bedrijven schreven zich vorig jaar in voor Nederlands op de werkvloer, goed voor 730 cursisten. De VDAB heeft 225 taalinstructeurs (voltijdse equivalenten), 125 onderwijzen Nederlands en van hen doen zo’n veertig dat op de werkvloer.

Taalcoaches op de werkvloer kosten 75 euro per uur, waarvan de werkgever een deel kan recupereren. Voor werkzoekenden bestaat er voorts een gratis formule via de individuele beroepsopleiding (IBO). Het project ‘Nederlands op de werkvloer’ richt zich voornamelijk op werknemers in Vlaanderen en anderstaligen in de Vlaamse randgemeenten rond Brussel. Neem Halle-Vilvoorde, waar ruim 13.000 werklozen zijn. Het aandeel anderstaligen in die groep stijgt jaar na jaar en bedraagt 54 %. Van die ruim 7000 werkzoekenden kennen er 5445 helemaal geen of heel weinig Nederlands. Slechts 616 van hen volgden in 2007 een taalcursus.

Bij minister Vandenbroucke vertellen ze voorts dat vorig jaar 2400 mensen een opleiding volgden in een andere regio dan die waar ze wonen. Dat cijfer opkrikken, heeft ook een gunstige invloed op de transregionale werkgelegenheid. (T)

Door Boudewijn Vanpeteghem/Foto’s Jelle Vermeersch

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content