Haute couture verovert de werkplek

Straatvegers showen Walter Van Beirendonck, museumsuppoosten paraderen met Gérald Watelet, hulpverleners rukken uit met Chris Mestdagh. Ook Belgische bedrijven en overheden pronken steeds gretiger met een prestigieus uniform.

De overleden modekoning Gianni Versace profeteerde het al: in 2001 flaneert iedereen op straat in uniform, in standaardkleuren, -formaten en -materialen. Die uitspraak lijkt niet bepaald visionair. Hoewel. Onder impuls van marketingstrategen, lookconsultants en pr-managers stoppen steeds meer bedrijven hun personeel in een modieus uniform. Een kwestie van conforme smaak, van doorgedreven bedrijfscultuur of gewoon van een groeiend imagobewustzijn?

Vooral de luchtvaartindustrie speelt in die profileringsgolf van oudsher een cruciale rol. Grote maatschappijen als Alitalia, TWA en Air France lonken al sinds de jaren vijftig naar de grote couturiers. Zo paradeerden hun hostessen al met pakjes van Armani, Pierre Cardin, Nina Ricci en Christian Dior. Even legendarisch zijn de ontwerpen voor Braniff Airways van Emilio Pucci, psychedelische én sexy outfits die de lijnen uitstippelden voor de toekomstige look van stewards en stewardessen. Geen wonder dat vliegen destijds met heel wat meer glamour gepaard ging dan vandaag.

Ook ons land liet zich niet onbetuigd in het uittekenen van de airport-chic. Zo leverde Olivier Strelli – allicht het enige Belgische couturemerk dat prominent op de internationale bühne prijkt – zijn bijdrage aan het groeiende imagobewustzijn van de luxueuze luchtvaartindustrie (zie ook blz. 42). Jarenlang deed Strelli dienst als huisontwerper bij Sabena. Zelfs in 1999 nog ontwierp hij een collectie in grijs en turkoois. In tegenstelling tot de outfits van zijn notoire voorgangers oogden Strelli’s ontwerpen zakelijker en afstandelijker. En dat onder druk van het toenemende massatoerisme en de steeds luider klinkende eis naar uniformisering en efficiëntie. Ook in de lucht verdrongen keiharde zakencijfers de speelse fantasie.

Stijlvol klassiek voor SN Brussels

Die nuchtere trend vinden we vandaag ook terug in de uniformen van SN Brussels Airlines, de opvolger van Sabena. Ze werden op vraag van directeur Peter Davis ontworpen door twee Vlaamse modehuizen: Scapa voor de heren en Xandres voor de dames. De ontwerpen ogen vrij klassiek, waarbij de behoefte om kwalitatief hoogstaande kledij te brengen, primeert. “We hebben tal van oude tijdschriften en boeken met uniformen uit de jaren vijftig uitgevlooid,” vertelt Isabel Santens, algemeen directeur van Andres (het Oost-Vlaamse bedrijf achter Xandres). “Maar de praktische aspecten gaven de doorslag. Een uniform moet weliswaar elegant zijn en een zeker prestige uitstralen, maar het blijft werkkledij. We hebben dan ook rekening gehouden met de vragen van het personeel.” Zo blijken de wollen stoffen vochtafstotend, strijken de witte blouses vlot en hebben de schoenen antislipzolen. De makers mochten dit keer dan ook zelf beslissen over de materialen. Strelli mocht bij Sabena alleen zijn ontwerpen op tafel gooien – wat niet zonder gevolgen bleef.

Voorlopig moet het personeel van SN zich tevreden stellen met de das van Scapa en het oranje sjaaltje van Xandres. Eind oktober wordt de nieuwe garderobe geleverd. Toch circuleren nu al enthousiaste reacties. “Je krijgt natuurlijk voorwaarden opgelegd qua design en budget”, zegt Santens, zichtbaar tevreden. “Even hebben we nog getwijfeld. Tenslotte is zo’n opdracht nieuw voor ons en we wilden beslist de Xandres-look trouw blijven. Uiteindelijk is alles bijzonder vlot verlopen. Ook al omdat we dezelfde visie deelden: een uniform moet fier gedragen worden, maar moet vooral duurzaam en comfortabel zijn.” Zowel Scapa als Xandres kregen dan ook behoorlijk wat manoeuvreerruimte. Alleen de SN-kleuren (marineblauw, wit en oranje) waren verplichte kost.

Dat klassiek of traditioneel geen vies woord hoeft te zijn, bewijzen de ontwerpen van Xandres – een trenchcoat, een mantelpakje en een retroregenhoedje – die qua belijning en materialen erg actueel aandoen. Over een gebrek aan flair en uitstraling hoeft het vliegend personeel in de nabije toekomst niks te vrezen.

Sober voor Antwerps stadspersoneel

Zelfs op de meest onverwachte plaatsen duikt het werk van befaamde Belgische ontwerpers op. Al enkele maanden worden een aantal personeelsleden van de Antwerpse reinigingsdienst uitgedost door Walter Van Beirendonck. Op vraag van de stad ontwierp Van Beirendonck een reeks pakken met een beige grondtoon, aangevuld door kleuren die naar de verschillende taken van het personeel verwijzen: geel voor de straatvegers, oranje voor de wegenwerkers, groen voor de plantsoendienst en bordeaux voor het onderhoudspersoneel. Tot grote opluchting van de tot modepioniers gebombardeerde stadsarbeiders bleken de ontwerpen van trash-designer Van Beirendonck sober en sereen.

De met veel bombarie en marketingtrucs gepresenteerde werkplunjes mogen het imago van de stadsdienst dan al enigszins opblinken, de stad wordt er niet noodzakelijk schoner op. Zo zou er vooral qua gebruiksgemak nog heel wat aan de kostuums schorten. Dat bleek uit een tussentijdse evaluatie van de dertig proefpersonen. De knielappen zitten in de weg, de reflectiebanden zorgen voor irritatie, de kledij verkleurt na uitvoerig wassen en het naamplaatje verstoort de privacy van de personeelsleden. Of deze klachten gegrond zijn of te reduceren vallen tot gezeur van hardleerse modesceptici, hadden we Van Beirendonck graag zelf gevraagd. Helaas vond men in Antwerpen dat er ondertussen ruim voldoende over het onderwerp is gezegd en geschreven.

Het bedienen van overheidsinstanties blijkt zelfs voor de meest gereputeerde ontwerper geen sinecure. Nochtans had Van Beirendonck lering kunnen trekken uit de ervaringen van zijn collega Chris Mestdagh. De Gentse stilist ontwierp in 1997 de werkpakken voor de hulpverleners van het Rode Kruis. Zijn stijlvolle en efficiënte ontwerp – een buitenpak in bordeaux en een binnenpak met hoofdzakelijk blauwe tinten – behoort ondertussen tot het vaste decorum van zowat elk evenement te lande. “Voor werkuniformen moet je niet te buitenissig worden”, meent Mestdagh. “Het blijft vooral een technische opdracht. De strips moeten op de perfecte plaats zitten, de bewegingsruimte moet worden gegarandeerd en de materialen moeten onder alle weersomstandigheden bescherming bieden en vochtdoorlatend zijn. Daardoor worden je keuzes als ontwerper beperkt, maar daar heb ik geen problemen mee. Integendeel het verplicht je geconcentreerd te werken naar een veilig, comfortabel én fraai ontwerp.”

Voor zo’n uitdaging halen ook aanstormende talenten in de Belgische modebranche niet langer hun neus op. Blijkbaar zijn uniformen hun schoolse en tuttige imago ontgroeid. Of zijn de budgetten die bedrijven spenderen aan hun brand identity fors opgetrokken. Ook KeithHioco, laureaat van de Antwerpse modeacademie, ontwierp onlangs op vraag van het kantoorschoonmaakbedrijf Euroclean een collectie schorten, parka’s en overalls – niet bepaald kledingstukken die je elk dag op de catwalk aantreft.

Eigenzinnig voor Gents museum

Nu uniformen steeds vaker worden gepromoveerd tot kunstzinnige creaties, kan de aandacht van musea niet uitblijven. De suppoosten fungeren immers als schakel tussen het publiek en de collectie, zo luidt het in hoofde van tal van ambitieuze conservators. Die schakel stijlvol uitdossen, hoort erbij. Nieuw is die gedachte niet. Wereldvermaarde kunstinstituten laten hun opzichters al jarenlang kleden door beroemde couturiers. Zo tekende Yves Saint Laurent de jongste collectie voor de suppoosten van het Louvre, Giorgio Armani die van het Metropolitan.

Ook het SMAK in Gent, dat onder impuls van Jan Hoet nooit verlegen is om als Belgische voorloper op te treden, ging vorig jaar dezelfde weg op. Voortaan lopen de suppoosten er gekleed in een uniform dat zowel herkenbaar, neutraal als eigenzinnig aandoet. De firma LenaLena ging praten met het personeel en ontwierp op basis van hun wensen een grijsblauw uniform uit lycra en jeans, met als pièce de résistance een stoffen armband waarop de priemende ogen van kunstgoeroe Jan Hoet staan afgebeeld.

Ook de tachtig suppoosten van het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Brussel vervangen hun ouwerwetse, statige pak door een ontwerp is van couturier Gérald Watelet, die eerder al uniformen ontwierp voor het winkelpersoneel van Belgacom. Watelet opteerde voor een eenvoudig roestkleurig jasje uit chiné tweed, gelardeerd met enkele innovatieve elementen zoals een Mao-kraag voor de heren en een zwarte pantalon voor de dames. Het resultaat oogt behoorlijk futuristisch, zeker voor een museum dat traditie hoog in haar vaandel voert. “Ik wilde komaf maken met die saaie, grijze pakken, die zélf in een museum thuishoren,” licht Watelet toe. “Conservator Eliane De Wilde vroeg dat uitdrukkelijk. Er waren wel enkele praktische beperkingen en ik wilde dat de pakken ook buiten de werkuren kunnen worden gedragen, zonder afbreuk te doen aan de waardigheid en het prestige dat uniformen uitstralen.”

Innoveren is echter niet altijd een dankbare taak. Watelet kreeg enkele zure reacties van het personeel. Tot zijn ergernis combineerden de meesten zijn pak met witte sokken. “Ik was ontgoocheld. Vooral de heren hadden nogal wat klachten. Maar als je een uniform ontwerpt, kun je nu eenmaal niet aan ieders verwachting voldoen. Het moet zowel door jongeren als ouderen, door grote en kleine, door brede en magere mensen gedragen worden. Een compromis vinden dat ook aan mijn stilistische eisen voldoet, is niet makkelijk. Jammer, want over het resultaat ben ik best tevreden.”

Veiliger voor het imago

Aan creativiteit, zelfbewustzijn en vakmanschap ontbreekt het de Belgische modeontwerpers geenszins. En dat is de pr-jongens van (overheids)bedrijven de jongste jaren niet ontgaan. Tal van firma’s pakken dan ook wat graag uit met een modieus imago, een marketingstrategie die uiteraard ook de stilisten bepaald geen windeieren legt.

“De modewereld is ook voor een flink stuk gestoeld op marketing. Tenslotte zijn ontwerpen ook gewoon producten,” zo treedt Chris Mestdagh – die ook de Belgische delegatie op de Olympische spelen van Sydney kleedde – zijn broodheren tegemoet. “Kunst en commercie gaan wat dat betreft hand in hand. Daar is niets verkeerds mee, het marketingaspect is zelfs uitermate boeiend. De kunst is je ontwerp aan de man te brengen. Om dat te bereiken, is een goede marketingstrategie onontbeerlijk.”

Het groeiende modebewustzijn van bedrijven valt makkelijk te duiden. De economie richt zich op alle niveaus steeds meer op uiterlijkheden. Overheden en bedrijven voelen de noodzaak om uit te pakken met uniformen die hopelijk op een frisse en fraaie manier hun eenduidigheid en hun prestaties beklemtonen. Geen wonder dat de scheidslijn tussen persoonlijke streetwear en bedrijfskleding steeds vager wordt. “Iedereen wordt gevoeliger voor die zaken,” knikt Watelet instemmend. “Mode wordt toegankelijker. Het is democratischer dan ooit tevoren en daar kan de bedrijfswereld niet omheen. Binnen het bedrijf plaatst een uniform iedereen bovendien op hetzelfde niveau, in de positieve zin. Het onderscheid tussen couture en uniformen vind ik sowieso relatief. Chanel-pakjes zijn uiteindelijk toch ook uniformen? Omdat ze heel wat duurder zijn, loopt iedereen er maar al te graag in rond.”

De vraag naar modieuze uniformen beperkt zich niet tot overheidsinstellingen, telecomgiganten en luchtvaartmaatschappijen. Vooral kleinere luxe-industriëen (designerhotels, restaurants en winkelketens) profileren zich als goudhaantjes. Nogal wat Belgische modehuizen overwegen zelfs om het creëren van corporate wear uit te bouwen tot een solide business unit. Zoals Xandres. “Die markt ontwikkelt zich nu volop,” merkt Santens op. “Er wordt nog altijd te weinig aandacht aan besteed. Wanneer ik, bijvoorbeeld, een grote bank binnenstap en ik zie het personeel in erbarmelijke kledij, dan vloekt dat met het imago dat zo’n bank graag wil uitstralen. Er is nog volop werk aan de winkel.”

Het prijskaartje schrikt de meeste bedrijven niet af. Wees dus niet verbaasd wanneer u straks niet alleen in vliegtuigen en musea, maar evengoed in hamburgertenten, drogisterijen of benzinestations wordt bediend door mensen die opvallend chic, eigentijds en uniform gekleed zijn. Krijgt Versace dan toch nog enigszins gelijk?

Dave Mestdach [{ssquf}]

“Een uniform moet fier gedragen worden, maar moet vooral duurzaam en comfortabel zijn.” (Isabel Santens, Xandres/Andres)

“Mode wordt toegankelijker en democratischer. Daar kan de bedrijfswereld niet omheen.” (Gérald Watelet)

“De modewereld is ook voor een flink stuk gestoeld op marketing. De kunst is je ontwerp aan de man te brengen.” (Chris Mestdagh)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content