Harry Potter bij de benedictijnen

De abdijscholen van Zevenkerken en Maredsous zien eruit als Britse ‘public schools’ waar je zoals op Zweinstein de Harry Potters van de betere kringen ziet studeren, fikfakken en netwerken. De benedictijnen zijn de onderwijzers van de Belgische meerwaardezoekers.

1 Zevenkerken

Bijna honderd jaar geleden opende in de schaduw van de benedictijnenabdij van Zevenkerken een kostschool. Niet alleen de prinsen Filip en Laurent zaten er op internaat, maar ook bekende ondernemersnamen zoals Philippe Vlerick, Maurice en Leopold Lippens of Jean Van Marcke.

Een maandagochtend tijdens de eerste weken van het nieuwe schooljaar. Keurige tieners in hemd en met de broek in de plooi komen vergezeld van ouders hun schooluniform oppikken in de abdijschool van Zevenkerken. “Dit tekent de sfeer,” weet de Oost-Vlaming Bernard Herbert, voorzitter van de alumnivereniging en bedrijfsleider van Herbert Agency, een in- en exportbedrijf uit de textielsector. “In veel families loopt generatie na generatie hier school.”

De kostschool voor 291 scholieren (onder wie 97 meisjes) ligt in de schaduw van de benedictijnenabdij, een oase van rust, bij Brugge. Bijna honderd jaar geleden, in 1910, startte de orde met een school. “Het bisdom eiste dat het een internaat zou worden, om concurrentie met de katholieke scholen in de omgeving te vermijden,” zegt pater- rector Jean-Marie Christiaens. Hij leidt het internaat al 23 jaar namens de benedictijnenabdij. Het lerarenkorps – ook de leerkrachten godsdienst – bestaat uitsluitend uit leken. “Honderd jaar geleden werd de school gesticht als kweekvijver voor de roepingen van de abdij. Zelf ben ik nog steeds lid van de abdijgemeenschap. Ik ontvang dus geen wedde. We bekijken dit internaat als onze missie. Maar roepingen halen we hier niet meer,” glimlacht de geestelijke.

De abdijschool van Zevenkerken is een klassieke ASO-school, waar je in de latere jaren kan kiezen voor Grieks-Latijn, Latijn-wetenschappen of de economische richting. De dag start hier om zeven uur met het radionieuws en telt acht lesuren in plaats van de gebruikelijke zeven. In de namiddag is er voor iedereen een extra uur sport.

Bekende namen

De abdijschool trekt vooral dochters en zonen aan van zelfstandigen, industriëlen en kaderleden, vooral uit Oost- en West-Vlaanderen maar ook uit andere provincies. De prinsen Filip en Laurent zaten er op internaat, net als Jacques de Groote en Charley Vuylsteke die een carrière opbouwden bij de Wereldbank en het IMF, en Dominique Struye, de huidige ambassadeur in Washington. Manager van het Jaar 2006 Philippe Vlerick, Maurice en Leopold Lippens liepen er school naast oud-VBO-voorzitter Guy de Vaucleroy en ondernemer Jean Van Marcke. Ook Baudouin Velge, topman van Fedis, de federatie van de distributiebranche, is een oud-scholier. “Ik was de oudste van zes,” vertelt Velge. “Ook mijn neven hadden er school gelopen. We gingen op inspectie met bijna het hele gezin. Wat logisch is als je je inschrijft in een internaat waar je slechts één weekend op twee naar huis komt.”

Wie hier in het eerste jaar van het secundair onderwijs wil starten, moet zich één jaar van tevoren aanmelden. Omdat er meer kandidaten dan plaatsen zijn, leggen de scholieren vooraf een test af waarin ze moeten bewijzen dat ze een ASO-profiel hebben. Er volgt ook een ‘intakegesprek’ waaruit moet blijken dat ze het internaat aankunnen. “In die zin zou je de abdijschool ‘elitair’ kunnen noemen,” zegt Baudouin Velge. “Maar eigenlijk is het een middel om op een objectieve manier mislukkingen te vermijden. Zo voorkomt de school ook dat kinderen van alumni alle beschikbare plaatsen zouden innemen.”

Het schoolgeld in Zevenkerken bedraagt 4085 euro per jaar. Daarbij komen alleen de kosten voor boeken en het eenvoudige schooluniform. Alle leerlingen schaffen zich via Signpost – tegen gunstige voorwaarden – een schootcomputer aan. De school zorgde in elke kamer voor internetaansluiting. Sponsoring is uitgesloten. “Daar blijven we ver van af,” stelt de pater rector. “Als een ouder mij hier zou voorstellen om een extra klaslokaal te ‘sponsoren’ in ruil voor … staat hij 30 seconden later aan de deur. Als je daarmee begint, zijn je onafhankelijkheid en vrijheid zoek.”

Allochtonen

Allochtonen tref je nauwelijks in de klassen aan. “Die zal je in weinig ASO-scholen in West-Vlaanderen terugvinden. Dat heeft alles te maken met de schoolomgeving,” aldus de paterrector. Ook leerlingen uit ‘kansengroepen uit de samenleving’ zijn schaars in Zevenkerken. Slechts 5 leerlingen op 280 liepen er school met een – bijna kostendekkende – studiebeurs van de Vlaamse overheid. Scholarships zoals in de Engelse public schools kent Zevenkerken niet. “Je moet de overheidsbeurs aanvragen en dat gebeurt vaak niet,” zegt de rector die beklemtoont dat zijn school geen exclusieve maar inclusieve school is.

“De jezuïeten richten zich volledig op het intellectuele. Wij onderscheiden ons door de nadruk op solidariteit, onderlinge hulp en verantwoordelijkheidszin.” Ook inleefreizen staan op het programma. Ongeveer vijftig leerlingen trokken tijdens de zomermaanden drie weken naar Vietnam om met straatkinderen te werken, twee groepen gingen naar Senegal (Ziguinchor) en één groep trok naar India (Pauri) om er samen met een ngo huizen te bouwen of scholen op te knappen. De leerlingen financieren hun reizen zelf door inzamelacties.

Competitie

Zevenkerken is geen georganiseerde competitie tussen de leerlingen zoals in de Engelse colleges. De vergelijking met Harry Potter loopt dus mank. “In het Engelse internaatsysteem overleven alleen de sterkste eerstejaars. Ze wonen samen in houses met vijftig leerlingen van twaalf tot achttien jaar. We zien dat in Downside, bij Bath, een Engelse school. Bij ons heerst een familiale sfeer. Precies daarom wil ik de school niet uitbreiden,” argumenteert de pater-rector. Volgens Bernard Herbert leer je in Zevenkerken zelfstandig beslissingen nemen. “Bijna de helft van de alumni van mijn jaar heeft een eigen zaak. De rest werkt in kaderfuncties of heeft een vrij beroep.”

Baudouin Velge bevestigt dat in Zevenkerken schoollopen helpt als je later een leidinggevende functie beoogt. “Maar typisch voor de benedictijnen is dat ze alle leerlingen over de streep willen trekken. Zes jaar samenleven op internaat, creëert ook een sterke vertrouwensband.”

Franstalig

In het nieuwe schooljaar is 10 % van leerlingen anderstalig. In de jaren vijftig sprak de helft van de leerlingen Frans. Er was toen een erecode: de ene week werd in de vrije tijd Nederlands gesproken, de andere week Frans. “Dat gebeurt vandaag niet meer,” lacht pater-rector Christiaens. De aandacht voor talen is wel gebleven, onder andere via uitwisselingsprogramma’s met de Engelse abdijschool van Downside en de school van de Duitse abdij Marienstatt. “Ouders kwamen mij vragen om een cursus Chinees, maar dat hebben we (voorlopig) afgewezen. Dat de leerlingen eerst hun Europese talen leren,” oordeelt de pater-rector.

Netwerken

“Het woord netwerking valt wel eens bij een inschrijving,” vertelt Jean-Marie Christiaens. “Maar het netwerk van de ouders mag geen doorslaggevend argument zijn om naar Zevenkerken te komen.” De alumnivereniging van Zevenkerken tracht het netwerk rond de school wel te structureren via oud-leerlingendagen, met sprekers als Manager van het Jaar 2006 Philippe Vlerick. “We moeten de alumnivereniging nog verder uitbouwen,” meent Bernard Herbert. “We doen meer dan alleen maar netwerken. Aan al wie betrokken is of was bij de school geven we de kans om zich te herbronnen bij de waarden die Zevenkerken hoog houdt: solidariteit met een christelijke visie. Daarom zijn de banden met de abdijgemeenschap ook van belang.”

2 Maredsous

De benedictijnenabdij van Maredsous is niet alleen gekend om haar bier en kaas. Ook de kostschool heeft een goede naam. Dit jaar viert het Collège Saint-Benoît de Maredsous zijn 125ste verjaardag. De benedictijnse geest staat er nog altijd hoog in het vaandel.

Maredsous ligt in de vallei van de rivier Molignée. In het midden van dit groene landschap werd in 1872 de abdij van Maredsous opgericht. Nog geen tien jaar later, in 1881, startte monnik Van Caloen het Collège Saint-Benoît de Maredsous. Hij haalde inspiratie uit zijn bezoeken aan Eton, Ampleforth en Downside. Een kwaliteitsvolle opvoeding, sport, culturele activiteiten en een familiaal karakter staan centraal in het Engelse schoolmodel.

“Naast de intellectuele ontwikkeling komt ook de fysieke kant aan bod. De jongeren ontwikkelen niet alleen hun lichaam via sport, maar leren ook veel over respect voor het reglement en fair play,” zegt Emmanuel Dewandre. Hij is sinds 2002 rector en was de eerste niet-monnik in die functie. Maar dat bracht geen al grote veranderingen teweeg. Dewandre gaf al 27 jaar les in de school en kende het instituut door en door. “Ik volg de cultuur van de benedictijnenschool, maar ben niet nostalgisch. Je moet meegaan met je tijd.”

Het familiale karakter vindt Dewandre heel belangrijk. “Het geeft flexibiliteit in de organisatie. De kleine klassen zorgen voor een gezellige sfeer en er zijn nauwe banden mogelijk tussen de jongeren en de volwassenen enerzijds, en tussen de ouders en de opvoeders anderzijds. De luisterbereidheid is groot, want het leven stopt hier niet na halfvijf,” legt Dewandre uit.

Geen eliteschool

Dit jaar viert het Collège Saint-Benoît de Maredsous zijn 125ste verjaardag. In de beginjaren kwamen vooral leerlingen van de lokale aristocratie, uit de omgeving van Namen en Condroz, naar de benedictijnenschool. Na de Tweede Wereldoorlog breidde het leerlingenbestand fors uit. De school trekt zonen en dochters aan uit alle sociale klassen. “De externen komen vooral uit deze streek. De internen zijn meestal afkomstig uit de stad, uit Waals-Brabant en groot-Brussel. “Sommige achternamen zien we steeds terugkomen. Het gaat soms tot drie generaties ver.” De school telt ook enkele allochtonen, onder wie Turken, Congolezen en moslims.

Na het Collège Saint-Benoît de Maredsous vangen de jongeren meestal hogere studies aan. “Het niveau van de studies is hoogstaand, zonder elitair te zijn,” zegt Dewandre. “Het is niet zo dat we alleen maar met de besten werken. Met leerlingen die op het eerste gezicht zwakker lijken, doen we vaak mirakels. Als ze wat goede wil hebben en in het kader passen, is alles mogelijk.”

Het college telt dit jaar ruim 300 leerlingen, zowel jongens als meisjes. Het voortbestaan van de school hing nochtans ruim tien jaar geleden aan een zijden draadje. Een decreet van de Franse Gemeenschap bepaalde dat de school minimaal 200 leerlingen moest tellen, maar die had er toen maar 176. “We zijn erin geslaagd om het specifieke karakter van onze school en de levensvatbaarheid ervan aan te tonen,” zegt Emmanuel Dewandre. “We hebben wel enkele maatregelen moeten nemen. Zo hebben we het externaat opengesteld voor meisjes.” Vanaf volgend schooljaar worden ook meisjes in een internaat binnen de abdijmuren toegelaten. Nu slapen de dertig meisjes nog in andere scholen of bij gastgezinnen. Het internaat binnen de abdij zal plaats bieden aan veertig meisjes. “Er zijn niet veel meisjesinternaten in het vrije net. Dat is een interessante niche voor ons. Het jongensinternaat is volgeboekt. Wie zich nu wil inschrijven, komt op een wachtlijst.”

Het Collège Saint-Benoît de Maredsous hanteert geen strenge criteria voor scholieren die zich willen inschrijven. Belangrijk is dat de jongeren zich integreren in de geest van de school. “Als ik bij de inschrijving merk dat een jongere hier niet wil komen maar de ouders hem of haar dwingen, dan zal ik de scholier niet toelaten.”

Rond internaten hangt nog altijd een sfeer van strengheid en discipline. “Het internaat is geen strafkamp. De jongeren die hier verblijven, zijn gelukkig. We bieden ze een kader en begeleiden hen naar zelfstandigheid.” Toch is leven in het internaat veeleisend, geeft Dewandre toe. De relatie tussen de volwassene en de jongere is gebaseerd op vertrouwen. “Als die relatie verbroken wordt, is dat erg.”

Inkomsten

De internaten van het vrije net krijgen weinig subsidies, vindt Dewandre. Ze moeten vooral met eigen middelen werken. Het grootste gedeelte van de inkomsten komt van het collegegeld voor het internaat. Dat bedrag schommelt tussen 3700 en 3800 euro per jaar. “Het hangt af van het inkomen en het aantal personen ten laste. We hebben tien verschillende categorieën. Door het collegegeld zo te moduleren, zijn alle sociale klassen in onze school aanwezig,” zegt de rector. “Er ontstaat een vorm van solidariteit tussen de ouders. Sommigen betalen een hoger bedrag, waardoor andere ouders niet zoveel moeten ophoesten.”

De inkomsten en uitgaven van de benedictijnenschool zijn in evenwicht. “We slagen er elk jaar in om een bedrag opzij te zetten waarmee we uitzonderlijke bouwwerken financieren.” Via het steuncomité van oud-leerlingen kan de school ook extra financiële middelen aantrekken. “Het comité van oud-leerlingen blijft vernieuwen en telt zowel mensen die vijftig jaar geleden de schooldeuren achter zich dichttrokken als leerlingen die twee jaar geleden afstudeerden. We hebben ook een heel actieve oudervereniging, maar dat is logisch met een internaat.”

Dewandre vergelijkt het rectorschap met het leiden van een kmo. “Ons product is natuurlijk immaterieel. Maar net zoals een privébedrijf moeten we vechten om het positieve imago van onze school te bewaren. Niemand is immers verplicht om zijn zoon in te schrijven in het internaat. Het is niet zoals de grote jezuïetenscholen in de streek rond Herpen of Namen die, wat ze ook doen, altijd voldoende leerlingen hebben op 1 september. We proberen dat positieve imago te behouden door ten dienste te staan van onze klanten: we luisteren naar de ouders en komen tegemoet aan hun vragen, communiceren duidelijk en zijn helder in ons oordeel.”

Bruno De Keyser Melanie De Vrieze

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content