Handen af van het erfdeel van onze kinderen

In economisch moeilijke tijden hebben sociale drukkingsgroepen de neiging om voor hun leden nog eens extra in de overheidskas te grabbelen, onder het motto van rechtvaardigheid en solidariteit. Hierbij wordt solidariteit niet gezien als een methode om lasten en lusten rechtvaardiger te verdelen, maar als een excuus om voordelen op te eisen die de eigen groep nog niet heeft, terwijl andere groepen er wel van genieten.

De aanstormende golf van ontslagen legt de anachronistische discriminatie tussen arbeiders en bedienden pijnlijk bloot. Dat een arbeider na vele jaren tewerkstelling met ‘een kleinigheid’ de laan uitgestuurd wordt, terwijl een bediende met 25 jaar dienst met meer dan twee jaar loon wegwandelt, is inderdaad een aanfluiting van elk solidariteitsbeginsel.

De leiders van de vakbonden, gehaaide commedia dell’arte-acteurs als u het mij vraagt, maken hier handig gebruik van om een lineaire opwaardering van de rechten van arbeiders naar die van bedienden te eisen. Aan een economisch verantwoorde gelijkschakeling, met geven en nemen, die onze competitieve positie niet verder aftakelt, hebben deze heren uiteraard nog niet gedacht.

Wanneer het gaat om de excessieve bonussen van leidinggevend personeel in de financiële sector is er wel een grote consensus om ontslagvergoedingen te beperken tot één jaarloon. Een gelijkschakeling van deze regel voor gewone bedienden blijkt echter onbespreekbaar, ongeacht het feit dat de wet-Claeys bij onze economisch belangrijkste handelspartners haar gelijke niet heeft. Let wel, enige redelijkheid in de beloning van managers is wel op zijn plaats en ik heb dit ook consequent op mijzelf toegepast toen ik CEO van een beursgenoteerd bedrijf was. Ik heb inderdaad een hekel aan de ingebakken huichelarij van vele mensen, die vrijgevig en solidair zijn met het geld van een ander, maar hebberig en zuinig met hun eigen centen.

Onze ‘arme’ regering, die veel van haar slagkracht verloren heeft, werd er onder druk van de sociale machtsblokken toe ‘verplicht’ om een crisisontslagregeling voor arbeiders op te leggen, waarvan een flink deel door de werkgever moet worden betaald. De overheid, die op droog zaad zit, kan alleen maar middelen genereren uit bijkomende inkomsten (wat gezien de precaire situatie van de economie vrijwel onmogelijk is), ofwel door het deficit verder op te drijven. Dit laatste gaat natuurlijk ten koste van de volgende generatie die vroeg of laat het gelag zal moeten betalen.

We zijn nog niet eens bekomen van de schuldenberg opgestapeld in de jaren zeventig door de opeenvolgende regeringen-Martens, en we zijn nu goed op weg om met weinig scrupules de staatsschuld weer uit de pan te laten rijzen. Dat we hiermee op gewetenloze manier het erfdeel van onze kinderen aantasten, lijkt vrijwel niemand te verontrusten.

Wegens de aankomende vergrijzing, de dreigende verarming door verhuis van arbeidsplaatsen naar het buitenland en wegens de economische dumping voornamelijk vanuit China, meen ik dat wij niet langer het recht hebben te teren op de volgende generatie. Ik vraag mij zelfs af of de jongere generatie zich niet best organiseert om de ‘usurpators’ die kwistig met hun rechtmatig erfdeel omspringen, ter verantwoording te roepen. Als de ‘grijzen’ (waartoe ik zelf behoor) geen enkele inspanning doen om een spaarpotje voor de vergrijzing aan te leggen, is het toch maar logisch dat de jongeren zouden weigeren het gelag te betalen.

In deze context vind ik dat de crisisontslagpremie voor arbeiders, hoe verantwoord ook, níet grotendeels uit de begroting en dus ten laste van onze kinderen mag komen, maar uit een onderhandelde herverdeling tussen de sociale partners.

Populistische stellingen als ‘beteugeling van belastingfraude’ of ‘crisisbelasting op rijkdom’ als remedie voor de budgetcrisis zijn niet ernstig. Naar mijn gevoel zit de belastingfraude trouwens goeddeels bij kleine ondernemingen en zelfstandigen waarzonder velen niet zouden overleven. Voorts zijn er in dit land niet genoeg rijken om de misbegrepen solidariteit – ik heb recht op al wat een ander heeft en ik nog niet – te blijven inlossen. Het is voor mij duidelijk dat Jan Modaal vroeg of laat zal moeten inleveren.

Echte solidariteit, waarbij een zekere herverdeling plaatsvindt zonder bijkomende druk op de begroting, zou tenminste leiden tot vermindering van flagrante discriminaties en zou beletten dat de crisis grotendeels op het hoofd valt van de ongelukkigen die hun job (gaan) verliezen. Kan een tijdelijke lineaire crisisbelasting, voor iedereen die nog een inkomen heeft boven het noodzakelijke minimum, hierin soelaas brengen? In elk geval: handen af van het erfdeel van onze kinderen.

DE AUTEUR IS gewoon hoogleraar emeritus aan de KUL.

Désiré Collen

Wij hebben niet langer het recht te teren op de volgende generatie.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content