HABIBIENOMICS?

Erik Bruyland Erik Bruyland is senior writer bij Trends.

De naam ” Habibie” alleen volstond om de Indonesische rupiah midden januari naar een nieuw dieptepunt te drijven: Bakharuddin Jusuf Habibie (61 j.) zou Suharto‘s uitverkorene worden voor het vice-presidentschap van Indonesië. Dat de financiële markten dit allesbehalve een prettig vooruitzicht vinden, zouden ze in Jakarta geweten hebben. Want het gaat deze keer niet om een louter ceremoniële functie. Omdat de 76-jarige Indonesische president zijn vergankelijkheid begint te beseffen – terwijl zijn zevende ambtstermijn ingaat en Habibie dus de facto zijn constitutionele opvolger kan worden. En ook omdat Habibie zelf heeft laten verstaan meer te willen zijn dan een bloempot op de presidentiële werktafel. Hij wil functioneren als een soort minister-president. Dit medezeggenschap, en het feit dat met Habibie voor het eerst een burger naar de top opklimt, betekent een breuk met het verleden. Daarnaast is Habibie ook een uitgesproken moslim – een geprofileerde religieuze identiteit was tot nu, in ‘s werelds grootste moslimland, strijdig met Suharto’s Nieuwe Orde.

Toch wantrouwen de financiële markten de nieuwe vice-president. Ook het Internationaal Monetair Fonds ( IMF) heeft het niet zo begrepen op Habibie. Het IMF had Suharto er maar pas van kunnen overtuigen het mes te zetten in Habibie’s geldverslindende luchtvaartprojecten en de muren gesloopt waarachter de “megalomane” minister van Technologie de ontluikende scheepsbouwindustrie van Indonesië koesterde. Is dit dan de juiste man? Was het doordrijven van de benoeming van Habibie niet de zoveelste tegenzet van wayangspeler(*) Suharto om zijn ongenoegen met de “inefficiëntie” van de IMF-remedies kracht bij te zetten?

32 jaar al trekt de vernuftige Suharto aan de touwtjes. Onder zijn strak bewind klom het inkomen per hoofd van 60 dollar in 1966 tot 1000 dollar in 1997. Klaar voor de grote tijgersprong, werd de welp echter plotsklaps ontmand: de munt verloor driekwart van haar waarde, nagenoeg alle banken gingen virtueel bankroet, bedrijven sloten met honderden tegelijk en duizenden verloren hun broodwinning, terwijl de voedselprijzen omhoogschoten. Van de taxichauffeur tot in de legerleiding klinkt gemor. Suharto is niet langer ongenaakbaar. Middenklassevrouwen trekken de straat op. Ook het spookbeeld van etnisch geweld, vooral tegen de Chinese minderheid, doemt weer op. Gaat het met Indonesië terug naar af? Naar 1966, toen generaal Suharto een einde maakte aan de politieke en economische chaos van zijn voorganger Sukarno.

Sukarno’s dochter Megawatti mobiliseert de democratische oppositie, maar heeft te veel tegenstanders en ontbeert politiek inzicht. De verdeeldheid is groot, zowel in het leger als onder de moslimleiders. Geen van de mogelijke opvolgers van Suharto beschikt over voldoende steun of macht. Daar heeft de wayangspeler zelf voor gezorgd. Dus moet een regulier verkozen opvolger de broodnodige veranderingen in gang zetten. Kan Habibie dat?

Suharto bestempelde zijn wonderboy ooit als “een godsgeschenk voor Indonesië.” Maar voor buitenlandse investeerders, die de minister van Technologie ook wel eens bejubelden, is Habibie vandaag niets minder dan “een gevaar voor de economie.” Zeker in het huidige klimaat waarin Indonesië om buitenlands kapitaal schreeuwt. De wat excentrieke, maar briljante visionair verbaasde twee jaar geleden met zijn Habibienomics of zigzagtheorie. Die stelt onder meer dat hoge rente inflatie stimuleert en dat snelle afwisselingen van hoge en lage rentevoeten, gecombineerd met gesubsidieerde importsubstitutie, Indonesiës (toen) fenomenale groei verder zouden aanzwengelen. De zigzagtheorie blijft nazinderen, vooral in het buitenland.

Dr. B.J.Habibie is nochthans niet de eerste de beste fantast. In Aken, aan de Technische Hochschule, behaalde de jonge ingenieur een doctoraat en werkte zich vervolgens op tot vice-voorzitter van het Duitse luchtvaartconcern Messerschmitt-Bölkow-Blohm. In 1974 haalde Suharto hem uit Duitsland weg om tien strategische industriële sectoren te ontwikkelen, van biotechnologie tot staalfabrieken. De “mythische” vriendschapsbanden gaan terug tot in 1950, wanneer Suharto zich tijdens het neerslaan van een opstand op het eiland Sulawesi over de 13-jarige Jusuf ontfermde, nadat hij diens vader op zijn sterfbed had begeleid. Suharto’s “pleegzoon” zou later, tot ergernis van velen, overal en altijd rechtstreekse toegang krijgen tot de president.

Voor Habibie was de grootste natie van Oost-Azië het aan zichzelf verplicht de 21ste eeuw binnen te stappen met eigen spitstechnologie. Indonesië zou, om de trein van de toekomst niet te missen, tijdig andere producten moeten ontwikkelen met meer toegevoegde waarde dan zeg maar China. Habibie’s dromen verslonden miljarden. Voor zijn zelf ontworpen passagiersvliegtuigen laten kopers het afweten.

Door zijn eigengereid optreden (hij kocht de verouderde DDR-vloot, die nu in Surabaya ligt te roesten) kwam de minister van Technologie ook meer dan eens in aanvaring met het leger – in een land waar dat grondwettelijk een politieke rol is toebedeeld. En waar de militairen er steeds op toegezien hebben dat radicale moslims geen kans krijgen, verwierf Habibie een reputatie als voorvechter van de moslims – van de 200 miljoen Indonesiërs is bijna 90% moslim. Hij richtte de invloedrijke Beweging van Moslimintellectuelen op, die “de kloof wil dichten met het volk.” Dat laatste is hem alsnog niet gelukt.

Dat Suharto nu als potentiële opvolger Habibie naar voren schuift, bewijst volgens de enen dat de president het contact met de realiteit heeft verloren. Anderen zien het anders: beoordeel Habibie niet vanuit zijn vorige functie en context. In een totaal versplinterd politiek landschap is hij de joker: Habibie wil verandering, meer verantwoordelijkheid voor de ministers en meer initiatief voor het parlement. Aan de steun van het leger wordt gewerkt en door duidelijkheid te verschaffen zal hij ook zijn populariteit onder het volk vergroten. De moslims, die het leger en de regering van binnenin kunnen aanzetten tot verandering, winnen immers aan invloed. Met zijn westerse achtergrond en tegelijk toch een duidelijk islamprofiel zou een goed omkaderde Habibie zich kunnen ontpoppen tot een stootkussen tussen het sluimerende islamradicalisme en het Westen – een godsgeschenk voor Indonesië? Als de economische crisis uitraast en Habibie niet de wegbereider wordt, tot Suharto’s echte oogappel – dochter Tutut – rijp is voor de troon?

(*) Javaans poppenspel.

ERIK BRUYLAND

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content