Grondstoffen doen groeien

Met de overname van het Franse Veolia heeft het Nederlandse Van Gansewinkel zich stevig naar de tweede plaats op de markt van Belgische milieubeheerbedrijven gekatapulteerd. Directeur Wouter Dewulf droomt stiekem al van meer.

Groei. Het woord valt meer dan één keer tijdens het gesprek met Wouter Dewulf, de directeur voor België, Frankrijk en Luxemburg van de milieugroep Van Gansewinkel. “De rode draad in mijn negen jaar bij dit bedrijf is groei, groei en nog eens groei. Dit bedrijf is al veertig jaar actief in België. Het is klein begonnen en gestaag gegroeid. De jongste tien jaar is die groei alleen maar versneld.”

In marktaandeel moet het bedrijf nog het Franse Sita voor zich dulden, maar in naambekendheid ligt Van Gansewinkel ruim op kop. Mede met dank aan de slogan ‘afval bestaat niet’, de punchline om de omvorming tot cradle-to-cradle-bedrijf (C2C) te benadrukken. Cradle to cradle (C2C) draait om het hergebruiken van goederen, en ze zo produceren dat ze volledig recycleerbaar zijn. “Wij willen weg van de discussie over de vermindering van de CO2-uitstoot. Dat is bij ons een gevolg van de C2C-aanpak, eerder dan een doel op zich.”

Dewulf is een Ieperling met diploma’s toegepaste economische wetenschappen en handelsingenieur aan de Universiteit Antwerpen en een MBA aan de UCL. De academische wereld laat hem overigens niet los. De mountainbiker – pas terug van Bike 4 Africa, een tocht van Kigali naar Bujumbura om geld in te zamelen – werkt aan een doctoraatsverhandeling over strategieën voor luchtvrachtcarriers. “Er zijn veel gelijkenissen met onze sector: dienstgericht, kapitaalsintensief, veel business-to-business, netwerken, schaalvoordelen, consolidaties,… Gelukkig zijn wij iets minder conjunctuurgevoelig ( lacht).”

Het doctoraat betekent ook een terugkeer naar zijn jeugddroom: “Ik wilde in de luchtvaart aan de slag gaan: flashy business, internationaal,…” Dewulf maakte de droom ook waar: na een carrière bij British Airways werd hij purchasing manager bij Sabena, om na het faillissement te landen bij Sabena Technics. Negen jaar geleden stapte hij over naar Van Gansewinkel. Hoewel zijn moeder het een slecht idee vond om plots “achter de vuilkar te lopen”, in plaats van op maandag in Houston en op donderdag in Zürich te zitten, herinnert Dewulf zich. “De sector zag er toen nog volledig anders uit. Storten was nog goedkoper dan verbranden. In één decennium hebben we in de Lage Landen echt een reuzensprong gedaan, die bijvoorbeeld in Frankrijk nog gedaan moet worden.”

Overnames

Van Gansewinkel was tien jaar geleden vooral actief in de ophaling en de bewerking van afval. Tot de durfkapitalisten CVC Capital Partners, KKR en Oranje Nassau in 2006 eerst het Nederlandse overheidsbedrijf AVR, dat afvalovens uitbaatte, overnamen en vervolgens het samengaan van AVR en Van Gansewinkel organiseerden. Daardoor ontstond een verticaal geïntegreerde groep, die actief is in alle takken van de afvalsector: ophaling, verwerking, verbranding, recyclage en de productie van secundaire grondstoffen en energie.

Om het groeitempo aan te houden, is Van Gansewinkel niet afkerig van overnames. Die dienen om lacunes in het dienstenpakket te vullen. Zo zijn de jongste jaren Leysen uit Beerse, Van Roy in Denderleeuw, De Sutter in Eeklo, Milieu en Leven in Olen en enkele activiteiten van intercommunale ILVA en BLC onder de Nederlandse paraplu geplaatst. De grootste slag sloeg de groep enkele maanden geleden, met de overname van Veolia Environmental Services. Van Gansewinkel kaapte Veolia voor de neus van het Belgische Vanheede en het Duitse Remondis weg.

Met Veolia kocht Van Gansewinkel een bedrijf dat bijzonder complementair is, betoogt Dewulf. “Wij hadden al een voet aan de grond in Limburg, maar Veolia stond daar veel sterker dan wij. Wanneer je de Waalse industriële banaan bekijkt, dan zaten wij vooral in de uiteinden: Moeskroen en Luik. Het stuk daartussen, met Charleroi en Namen, vult Veolia perfect in. In Belgisch Luxemburg waren we niet aanwezig, Veolia wel. Brussel bedienden wij vanuit Kampenhout, daar komt Vilvoorde bij. Bovendien zijn we in één klap marktleider in het sorteren van pmd (plastic, metaal, en drankverpakkingen), met sorteercentra in Lokeren, Houthalen en Chatelet.”

Tegen eind 2012 moet de integratie van Veolia in Van Gansewinkel volledig rond zijn. “De bedrijfsculturen passen goed bij elkaar: in beide bedrijven heerst een can do-mentaliteit. Alleen de focus verschilde: wij zijn meer gericht op recyclage en grondstoffen, Veolia is sterker in het intern zo efficiënt mogelijk werken, was iets minder aanwezig op de markt.” Gedwongen ontslagen komen er niet, bezweert Dewulf.

Nummer één mag, maar moet niet

Het samengaan versterkt ook de positie van België in de groep. Ons land is nu met ongeveer 340 miljoen euro goed voor een kwart in plaats van een vijfde van de groepsomzet, en staat met zowat 60 miljoen euro in voor 22 procent van de operationele winst. Al blijft het de uitdrukkelijke bedoeling om naast de Benelux een tweede thuismarkt te creëren in Oost-Europa, met vooral Polen en Tsjechië als uitvalsbases. “In België hebben we vooral nog aandacht voor bedrijven die actief zijn in recyclage en de productie van secundaire brandstoffen. Of in zaken als urban mining, het gebruiken van het restafval van vooral de industrie. Maar we staan open voor elke opportuniteit.”

Toch is nummer één worden niet de uitdrukkelijke bedoeling. “We willen snel groeien – gemiddeld met zo’n 15 procent per jaar – en een toonaangevend bedrijf zijn. Maar we willen ook onze winstmarges vasthouden. De nutssector is erg kapitaalsintensief. Voor 2012 hebben we in België een investeringsbudget van 25 miljoen euro om vestigingen en installaties te moderniseren. Om dergelijke bedragen terug te verdienen, moet je schaalvoordelen creëren. Dat kan alleen als je het nummer een of twee bent. Dan pas kan je een dicht en efficiënt routenetwerk uitbouwen, of volumes bundelen voor het verbranden van restafval. De markt groeit niet echt meer, terwijl de concurrentie scherper wordt. Dus ik geloof dat we naar een verdere consolidatie gaan, met drie of vier grote spelers in België en een markt die steeds meer Europees wordt. Al geloof ik wel dat er altijd plaats zal zijn voor nichespelers.”

Daar rekent Wouter Dewulf in zekere zin ook de intercommunales toe. “Die hebben zelfs een heel duidelijke rol: de ophaling van huishoudelijk afval organiseren. Industrieel afval is voor de privésector. Wat niet wil zeggen dat geen consolidatie mogelijk is bij intercommunales. Misschien bouwen ze beter één grotere afvalverbrandingsoven, in plaats van één in Oostende, één in Knokke, enzovoort. Of kunnen ze samenwerken voor de verwerking.”

Wat de plaats van Van Gansewinkel in dat geheel wordt, is nog niet helemaal duidelijk. KKR en CVC gingen uit van een exit in de periode 2012-2014, eventueel via een beursgang. De laatste jaren woog de crisis echter op de resultaten. “We bevinden ons hoe dan ook in een tussenfase. Maar ze hebben ons veel geleerd: financiële discipline, het cashdenken. De groep kreeg in april een herfinanciering van de schulden rond, die ons 20 procent meer ruimte geeft om de groeistrategie vorm te geven. Ik vind dat een teken van vertrouwen.”

Grondstoffenpaspoort

Europa stemde in juni over een nieuwe kaderrichtlijn. “Daar staan duidelijke data in, om de selectieve ophaling van goederen op het niveau te krijgen van België, Nederland en de Scandinavische landen. Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk moeten daar nog een inspanning voor doen, een aantal Balkanlanden moet daar nog ongeveer aan beginnen”, zegt Dewulf. “Op termijn moeten we af van de inzamelingspercentages voor afval, en gaan naar hergebruikspercentages van grondstoffen. Waarom niet denken aan een grondstoffenpaspoort: een vermelding op het etiket van hoe een product gemaakt is, hoeveel procent grondstoffen uit het milieu is gehaald en hoeveel procent gerecycleerde grondstoffen het bevat, zodat de consument zelf kan kiezen?”

Dewulf is daarom ook blij met het nieuwe materialendecreet dat de Vlaamse regering dit jaar goedkeurde. “Deze sector wordt nu eenmaal door de wet gedreven. Ovens moeten aan steeds strengere voorwaarden voldoen, er moeten recyclagepercentages gehaald,… Het nieuwe decreet creëert nieuwe kansen. We hebben het niet meer over afval, maar over grondstoffen. De volgende stap zal zijn dat de overheid meer denkt in termen van de productie. Dan bedoel ik: eisen dat bij nieuwe producten een bepaald percentage gerecycleerde materialen wordt gebruikt, zoals nu al gebeurt bij de aanleg van een weg of een gebouw.”

De Nederlandse groep begon dit jaar ook met de verkoop van Van Gansewinkel Office Paper, het eerste C2C-kantoorpapier: voor 100 procent gemaakt van gerecycleerd materiaal, dat zelf werd verzameld. Ook met Philips – voor de lekbakjes van de Senseo-apparaten- Desso (tapijten) en Ahrend (kantoormateriaal) wordt samengewerkt om de C2C-keten te sluiten. Toch hoedt het bedrijf zich ervoor de concurrentie aan te gaan met bijvoorbeeld kantoormaterialenproducenten. “Integendeel, wij werken samen met Océ voor de distributie. Wij zijn geen productenleverancier. In de eerste plaats zoeken we een stabiele afzet voor onze grondstoffen.”

LUC HUYSMANS, FOTOGRAFIE BENNY DE GROVE

“Op termijn moeten we af van de inzamelings-percentages voor afval, en gaan naar hergebruiks-percentages van grondstoffen”

“De vermindering van de CO2-uitstoot is een gevolg van onze aanpak, geen doel op zich”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content