Groeipotentie

Vlaams-Brabant boert economisch niet slecht, beschikt over vele troeven, maar heeft ook werk aan de winkel om het helemaal waar te maken. Een tekort aan bedrijventerreinen vormt de flessenhals van de groei.

De Kamers voor Handel en Nijverheid (KHN) van Leuven en Halle-Vilvoorde lieten een financieel-economische doorlichting van hun nieuwe provincie maken door een ploeg deskundigen uit de KHN’s, de Leuvense zetel van de Nationale Bank, de plaatselijke afdelingen van enkele banken en de VDAB, evenals de KU-Leuven en de GOM. Begin december jl. kwamen ze met de resultaten daarvan op de proppen : een mix van goed en slecht nieuws. Over de eerste helft van ’95 stelden de onderzoekers een vertraging van de economische groei vast, door een tragere exportgroei en de zwakke particuliere consumptie. Maar de doorlichters verwachtten dat ’96 voor de provincie een bestendig economisch herstel zal brengen zij het aan een gezapig tempo dankzij gunstig blijvende uitvoercijfers en het aantrekken van de binnenlandse vraag, al blijft de particuliere consumptie zwak. Het in ’94 aangevatte winstherstel zet zich wellicht in ’95 en mogelijks in ’96 door, aldus de voorzichtige besluiten van de onderzoekers. Zij houden daarbij rekening met een matige activiteitsgroei en een “ingeriemde kostenstructuur”.

Vergeleken met de rest van Vlaanderen doet de nieuwe provincie het bijzonder goed. Het aantal bedrijven en zelfstandigen groeit de voorbije 10 jaar sneller dan in Vlaanderen. Economisch is Vlaams-Brabant thans de tweede belangrijkste subregio van Vlaanderen. Respectievelijk sinds ’82 en ’88 evolueren omzet en investeringen beduidend gunstiger. De werkgelegenheid steeg meer dan in de rest van Vlaanderen, zowel in de jaren ’80 (+24 % tegenover +16 %) als in de jaren ’90 (+2,3 % tegenover +1,1 %). De werkloosheidsgraad ligt een kwart lager dan het Vlaamse gemiddelde. Vlaams-Brabantse bedrijven presteren over het algemeen beter. Van ’91 tot ’94 evolueerden de bedrijfsresultaten van Vlaams-Brabantse ondernemingen gunstiger dan elders in Vlaanderen. De bedrijven groeiden hier ook sneller. Minpunten dan : Vlaams-Brabant voert slechts 30 % van de omzet uit (Vlaanderen 40 %) en de bedrijfsgronden zijn er schaars en duur (zie kaderstuk).

GROEIPOLEN.

In de doorlichting ging bijzondere aandacht naar de groeipolen rond de KU-Leuven en de luchthaven van Zaventem. De doorlichters schatten de toegevoegde waarde van de KU-Leuven, met inbegrip van de universitaire ziekenhuizen, op 17,5 miljard frank in ’94, of zowat 28 % van alle grote ondernemingen in het arrondissement Leuven samen en 8 % van de hele provincie. Die toegevoegde waarde groeit minder sterk dan in heel Vlaams-Brabant, maar sterker dan in het eigen arrondissement. De jongste jaren ontsnapt de universiteit aan de budgettaire beperkingen dankzij externe onderzoeksfinanciering, maar haar ziekenhuizen groeien maar lichtjes. De universiteitsactiviteiten zijn goed voor meer dan 13.000 arbeidsplaatsen. Zij zorgen ook voor tal van nevenactiviteiten. “Het is van het grootste belang de mogelijkheden hiervan op gebieden als spitstechnologie of sociale en medische dienstverlening als troef verder te valoriseren,” besluit de doorlichting. Het wordt tijd om de doorstroming van kennis uit de universiteit naar het bedrijfsleven in een stroomversnelling te brengen.

De Zaventemse luchthaven is een economische groeipool met een werkgelegenheidseffect van zo’n 36.800 werknemers en een toegevoegde waarde van 77 miljard frank, aldus een schatting van de studiegroep van professor Leo Sleuwaegen, die ook aan deze doorlichting meewerkte. Sleuwaegen stelde vast dat Zaventem ondanks zijn sterke groei tot dusver een middelgrote luchthaven is gebleven. Hij verwacht wel dat ze blijft groeien, maar de uitbouw als Europese hub maakt de zwakke positie op de lange-afstandsvluchten niet goed. “Een goed uitgebouwd Zaventem wordt een cruciale factor voor de concurrentiepositie van Vlaams-Brabant,” luidt het. Een uitbouw tot mainport zou de directe werkgelegenheid tegen 2010 doen toenemen van zo’n 20.000 plaatsen tot zowat 47.000 jobs. De onderzoekers wijzen de hefbomen aan : een dicht netwerk van intercontinentale verbindingen, een dynamisch en autonoom beheer, een betere bereikbaarheid…

Directeur René Leekens van de Leuvense Kamer vindt het zonde dat plaatsgebrek zoveel dynamiek in zijn provincie afremt. “Aan beschikbare bedrijfsterreinen hebben we maar een kwart van het gemiddelde in Vlaanderen. We moeten dringend 300 hectaren bijkrijgen.” (zie ook kaderstuk) Een ander knelpunt is voor Leekens de slechte ontsluiting van Leuven. “Alles loopt concentrisch naar Brussel. Rij eens van Leuven naar Antwerpen, de Kempen of Gent. Je moet altijd over de gesatureerde Brusselse ring.”

De Vlaams-Brabantse Kamers voor Handel en Nijverheid trekken uit de doorlichting meteen ook een paar concrete lessen en aktieplannen. Zo vinden de Kamers het nodig de ombudsdienst voor starters verder uit te bouwen. “We moeten de starters steeds professioneler aanpakken,” stelt directeur René Leekens van de Leuvense KHN vast. “We horen hen meer dan een loketdienst aan te bieden. Wie van hen kan bijvoorbeeld een goed businessplan opstellen ? Hier kan weer onze peterschapsidee uit de Plato-projecten goede diensten bewijzen. Vijftigers die vervroegd uit het bedrijfsmanagement zijn gestapt, kunnen als ervaren raadsmannen optreden. Het hulpnetwerk kan ook probleembedrijfjes gaan opsporen en bijvoorbeeld de haalbaarheid van een tijdige reddingsoperatie nagaan.”

Vlaams-Brabant gaat ook een gezamenlijke gegevensbank opstarten, waarin zowel de KHN’s als de GOM hun informatie integreren. Rond de Bedrijvengids Vlaams-Brabant is er een eerste samenwerkingsproject eind dit jaar klaar, belooft René Leekens. Hij hoopt dat het inspirerend werkt voor heel Vlaanderen.

Het valt Leekens nog het meest op dat de Vlaams-Brabantse export relatief zwak scoort, al verklaart de ligging van de provincie weg van iedere landsgrens die score uiteraard gedeeltelijk. Een nieuwe promotie-activiteit wordt een startprogramma voor toekomstige exporteurs, dat ook met de peterschapsformule uit de Plato-projecten zal werken. “Grote exporteurs gaan nieuwelingen vormen,” aldus de directeur van de Leuvense KHN.

TERREINEN TE KORT.

Zonder de broodnodige bedrijventerreinen belemmert een regio zijn eigen economische groei. In Vlaams-Brabant blijkt de nood aan bedrijvenzones hoog te zijn en de redding nog lang niet nabij.

Het Vlaams-Brabants gewestplan duidt iets meer dan 4700 ha aan als bedrijvenzones, wat 2,2 % van de oppervlakte is. Landbouw (59,2 %), woongebieden (19,6 %) en groene gebieden (15,9 %) nemen nog steeds het leeuwenaandeel in. “De ruimtelijke problemen vloeien dus niet voort uit de hoeveelheid bebouwde oppervlakte, maar wel uit de manier waarop de open ruimte is ingenomen,” stelt men bij de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij Vlaams-Brabant. “Versnippering en lintbebouwing inzake huisvesting en bedrijfslokaties zijn de hoofdoorzaken van de druk op de open ruimte. Vlaams-Brabant is zeker niet volgepropt met bedrijvenzones. Integendeel. Bedrijven krijgen nauwelijks een kans tot vestiging.”

De GOM rekende voor het Structuurplan Vlaanderen uit dat er nu nog een kleine 580 ha (490 ha netto) voor bedrijfsgebruik over blijft. Zij ging in ’92 en ’94 ook na hoe groot de behoefte aan terreinen was. Die bedroeg voor de periode 1993-2005 zowat 820 ha. Later zal nog zo’n 560 ha nodig zijn. De totale vraag op korte en lange termijn bedraagt dus zowat 1380 ha. De provincie komt maar liefst 800 ha te kort.

Komt daarbij dat Brussel recentelijk besliste om industrie- en kantooractiviteiten uit het stadscentrum te weren, waardoor de Vlaamse rand nog extra druk kan gaan ondervinden. Verlaten bedrijfsruimten zullen de constante ruimtelijke druk slechts matig kunnen verlichten. Het gunstig effect van het decreet over de verlaten bedrijfsruimten dreigt overigens sterk ingeperkt te worden door het decreet op de bodemsanering. Verlaten panden worden zo goed als onverkoopbaar omdat potentiële kopers bang zijn van de mogelijke verontreinigingen, weet men bij de GOM.

Van de vele huurprojecten rond Brussel verwacht de GOM al evenmin een heuse oplossing. Niet alleen de prijs, maar het concept en de ligging van de gebouwen beperken hun gebruiksmogelijkheden. Vaak bevatten ze te weinig werkplaats- en opslagruimte voor grote productie- of distributie-activiteiten of zijn ze op piekuren amper bereikbaar. Zulke projecten mikken vaak duidelijk op buitenlandse bedrijven met tertiaire activiteiten. Lokale KMO’s en industriële bedrijven vinden er hun gading niet. Voor het gros van de vraag naar bedrijfsruimte moeten dus nieuwe terreinen soelaas brengen. Vraag is dan : waar, in het dicht bebouwde en verkeersdrukke Vlaams-Brabant ? Aan de Brusselse Ring is volgens de GOM de grens van de mobiliteit en de leefbaarheid bereikt. De maatschappij zoekt ook geen nieuwe zones middenin landelijke gebieden zoals Pajottenland en Hageland. Wel wil ze bedrijventerreinen die aansluiten op bestaande zones en dit in de buurt van de steden en op grote verkeersaders zoals E40 en A2, E19 en A12.

De GOM-deskundigen maken duidelijk het onderscheid tussen lokale en regionale terreinen. Eerstgenoemde dienen de schrijnwerkers, garagisten en andere handelaars van de gemeente aan te trekken. Ze zijn hooguit 5 ha groot, tenzij een of andere herlokalisatie toevallig een grotere oppervlakte vergt. Om zulke zones te creëren zijn de Bijzondere Plannen van Aanleg (BPA) een handig instrument. Daarvan maken de gemeenten gretig gebruik. Zo besliste de gemeenteraad van Kampenhout in december jongstleden om zeven BPA’s op te maken. Ze wil onder meer drie agrarische gebieden omzetten in twee KMO-zones en een industriegebied. Het gaat om kleine aanpassingen van het gewestplan aan bestaande situaties.

De GOM Vlaams-Brabant probeert tot een meer geordende inplanting van zulke lokale zones te komen. Ze hielp een aantal gemeentelijke BPA’s voor nieuwe of bestaande bedrijfszones gestalte geven. Zo konden Sint-Pieters-Leeuw, Beersel, Vilvoorde, Drogenbos, Diest-Molenstede en Halle-Lembeek hun kleinere zones uit de gewestplannen ook daadwerkelijk realiseren. In Merchtem, Boortmeerbeek en Herne stond ze de gemeenten bij om belangrijke lokale bedrijven via een aangepast BPA uit de ruimtelijke problemen te helpen.

Voor regionale bedrijventerreinen bepleit de GOM resoluut een andere aanpak. Regionale zones omvatten grotere percelen met een betere ligging en vlottere ontsluiting. De actieradius van de bedrijven is er vaker nationaal of zelfs internationaal en zij brengen veel verkeer van goederen en personen met zich. De GOM wil hun terreinen selektief laten inplanten en enkel via gewestplanwijziging. Zij vindt dat er strikte werkgelegenheidsnormen moeten gelden om de kostbare grond maximaal te valoriseren. Het dienen ook terreinen te zijn die enkel de overheid kan ontwikkelen om het prijsniveau voor KMO’s haalbaar te houden en om te waken over hun optimale benutting inzake werkgelegenheid, activiteiten en milieuvriendelijkheid. De Vlaams-Brabantse GOM vindt het ook nuttig zulke gebieden een specifieke bestemming te geven, bijvoorbeeld als onderzoekspark of distributiezone, zodat ze beter inpikken op de kenmerken en behoeften van de streek.

WILLEM DE BOCK

RENE LEEKENS (KAMER VAN KOOPHANDEL, LEUVEN) Zonde dat plaatsgebrek zoveel dynamiek in de provincie afremt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content