Gesplit

Een omzetcijfer dat schommelt tussen de 750 miljoen en één miljard frank, negentig procent export, productie in België en Slovakije. Kortom, ‘s werelds grootste producent van lederen zeemlappen : nv Colle uit Deinze.

Elke dag arriveren tienduizend schapenvellen, samengepropt in één enkele container, in het Oost-Vlaamse Deinze. “Vroeger kwamen ze via de haven van Vlissingen. Nu ontvangt Zeebrugge elke maand tot vier schepen met schapenvellen,” vertelt Bruno Colle (41 j.), gedelegeerd bestuurder van Zeemlederfabriek Colle nv. Samen met zijn broer Frederik (34 j.) is hij eigenaar van het familiebedrijf. Bruno Colle tekent voor het financieel management ; Frederik is de man van de productie. Bruno maakte de kandidaturen rechten af en trok dan naar het ouderlijk bedrijf. Frederik beëindigde de humaniora en ging daarna meteen naar het buitenland, om er te werken in leerlooierijen. “Ik wou de stiel leren, niet op de schoolbanken zitten,” lacht de jongste Colle.

Sinds eind 1993 staan de broers aan het roer van het familiebedrijf. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hun grootvader, een landbouwer uit Deinze, begonnen met het looien van konijnenvellen. In 1947 sprongen diens broers mee op de kar en ontstond de nv Colle. Willy Colle, vader van Bruno en Frederik, zette de lijn verder, samen met enkele neven. In 1993 kochten Bruno en Frederik Colle hun achterneven, die 50 % van het bedrijf in handen hadden, uit. Sindsdien is Colle nv een onderdeel van BFC ( Bruno Frederik Colle), “de familiale holding en het financieringsvehikel waarlangs we de overname bekostigden,” verduidelijkt Bruno Colle.

ZONDER PRETENTIE.

Enige pretentie of arrogantie is ver te zoeken in de gebouwen van de gebroers Colle, ooit een melkbedrijf in bijna hartje Deinze. “We staan niet te dringen om in de gazet te komen,” erkent Frederik Colle, “we doen ook maar ons werk.”

“We hangen een low profile aan,” stelt Bruno Colle. “We zijn een familiebedrijf en dat is onze kracht. We zijn actief in een echte people’s business. De naam Colle doet het in onze sector. De meeste klanten of leveranciers vragen me nog altijd de groeten te doen aan mijn vader ; enkelen herinneren zich nog mijn grootvader.”

Bruno Colle koopt zijn grondstoffen aan de andere kant van de aardbol, bij de slachthuizen in Nieuw-Zeeland. “Grootvader looide konijnenvellen, stapte later over naar binnenlandse schapen, trok dan naar Groot-Brittannië en belandde uiteindelijk in Nieuw-Zeeland.” Daar kennen ze nv Colle als geen ander. En met reden. Colle koopt er jaarlijks 1,6 miljoen schapenvellen ; zowat 40 % van het totale Nieuw-Zeelandse aanbod. Zegt Bruno Colle : “De wereld kent twee soorten schapen : zij die voor de wol worden gekweekt en zij die geslacht worden voor het vlees. Wolschapen bevolken Australië. Voor onze business zijn die niet interessant ; ze hebben té veel wonden van het scheren. Nieuw-Zeeland kweekt vleesschapen. Jaarlijks worden er 25 miljoen lammeren geslacht en 4 miljoen schapen. Wij willen schapenvellen ; wij kopen en verkopen immers oppervlakte ; de vellen van de lammeren zijn te klein, net zoals die van geiten ; terwijl die van herten te duur zijn.”

PRIJS SPEELT JOJO.

Hét probleem voor de Colles is de fluctuerende prijs van de vellen ; gaande van 100 tot 150 VS-dollar per dozijn vellen. “Het vel is een bijproduct. Onze markt wordt geleid door de vraag naar schapen vlees. In 1995 kelderde de prijs van de schapenvellen met 50 procent. Dit jaar gaat het beter : de eerste vier maanden werden de schapenvellen 60 % duurder.”

De oorzaak ? Weet Bruno Colle : “De dollekoeienziekte zit daar zeker voor iets tussen. De vraag naar schapenvlees is momenteel groot. Wie verwacht dat de boeren temidden van zo’n hausse massaal slachten, zit verkeerd. Ze kweken, waardoor er minder én dus duurdere vellen op de markt komen.”

Dat is net het vervelende van de zaak : de grondstofprijs mag dan al zwaar op- en neergaan ; de prijs van het eindproduct, de zeemlap, blijft zowat constant. “Dat moet wel,” erkent Frederik Colle. “De concurrenten van de zeemlap zijn de spons en de synthetische vellen. Het is niet omdat onze grondstofprijzen stijgen, dat de sponzen plots duurder worden. Duurdere grondstoffen kunnen wij amper doorrekenen aan de consument.”

TWEE ZIJDEN.

Gelukkig heeft elk schapenvel tweezijden. De activiteit van de nv Colle bestaat er nu net in die twee zijden van mekaar te splitten, zeg maar splitsen. Wanneer de schapenvellen in Deinze aankomen, zijn ze al volledig ontwold en via toevoeging van water, zout en zwavelzuur gepekeld, zodat ze lang houdbaar zijn. In Deinze doet men de vellen opzwellen door middel van water. Zo wordt het mogelijk om, met een splitmachine, precies in de vetlaag tussen de nerf- en de vleeszijde van het vel te snijden. Wat rest zijn twee helften : de vleeszijde wordt na een bad in visolie bewerkt tot zeemleder ; de nerfzijde, de grains, met een andere structuur dan de vleeszijde, tot leder.

“Een zeemlederproducent heeft altijd twee producten, in gelijke hoeveelheden : zeemleder en leder. Terwijl de prijs van het zeemleder nagenoeg constant blijft, fluctueert de prijs van het leder enorm,” openbaart Bruno Colle, die niet verheelt dat er soms wel wat nattevingerwerk aan te pas komt. “Wij werken altijd op stock én we kopen altijd op stock. We kopen steeds twee tot vijf maand op voorhand onze vellen in. De zwaarste periode ligt tussen november en mei ; in die tijdspanne wordt 80 % van de Nieuw-Zeelandse schapen geslacht. Dan komt het erop aan te kopen. Geloof me, als er een tekort is, gebeuren de zotste dingen.”

Dat komt vooral omdat de zeemlappenmarkt slechts door een beperkt aantal ondernemingen wordt bespeeld. “Er zijn heel wat kleinere producenten ; de wereldtop wordt beheerst door enkele groten : een Amerikaan, twee Italianen, een Nederlander, drie Britten én wij.”

Naar omzet is Colle nv de nummer één op de wereld. Toch blijven beide broers met beide voeten op de grond. “Je moet dicht bij de consument zitten. Het is toch opmerkelijk dat elk van ons de absolute marktleider is in eigen land,” weet Bruno Colle die genoegzaam opmerkt dat zijn zeemlappen momenteel de Nederlandse markt lijken in te palmen. Het feit dat Nederlands enige belangrijke zeemlederproducent onlangs, omwille van de loonkosten, naar Mexico delokaliseerde, moet daar voor iets tussen zitten. Ook al wil Bruno Colle dat bevestigen noch ontkennen.

Wie in België een natuurlijk zeemlap koopt, koopt bijna zeker van de gebroeders Colle. Zij hebben 60 % van de Belgische markt in handen. Wie bij Makro, Colruyt, Delhaize, Aldi of GB een zeemlap koopt, koopt Colle. Ook al weet de consument dat niet én heeft Colle nv in België welgeteld twee klanten. “We werken met grote distributeurs. De service wordt almaar belangrijker,” weet Frederik Colle. “De producten zijn gelijkwaardig ; de prijzen stabiel. Het verschil wordt gemaakt door de service : meteen kunnen inspelen op de vraag én just in time leveren.” Twintig procent van de zeemlappen blijft in België, de overige 80 % wordt geëxporteerd, onder meer naar de VS waar de Colles een distributieovereenkomst hebben met Clean Rite Products, een producent van poetsgerief voor auto’s én waar ze beschikken over een opslagruimte in Atlanta.

GROOT EN KLEIN.

“We hebben het constant over de zeemlappen,” verduidelijkt broer Bruno, “toch zijn er belangrijke verschillen. We kennen vier kwaliteiten én verschillende groottes. Dé consumptiemarkt voor zeemlappen is de Benelux, Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië. Daar moet je dus dicht bij zitten. Op die markten verkopen we vellen van 2,75 voet ; aan de Amerikanen raken we die niet kwijt. Daar zijn zeemlappen groter, 3,5 voet. Dat verschil komt omdat de Europeanen de zeemlappen anders gebruiken dan de Amerikanen. Europeanen gebruiken ze voor 80 % in het huishouden en voor 20 % om de wagen te wassen. Een Amerikaan gebruikt ze alleen om zijn wagen te wassen. Als wij onze wagen wassen, wringen we de zeemlap uit en wrijven die over het koetswerk. Een Amerikaan gooit de natte zeemlap in zijn geheel over de wagen en trekt die dan naar zich toe. Daarom wil hij een groter vel.”

In eigen land kan de consument displays van Colle ontwaren in de grootwarenhuizen. “Ze bestaan sinds begin dit jaar. Ja, we willen onze naamsbekendheid als dé producent van zeemlappen opkrikken. Toch willen we niet te snel gaan. De displays zijn er gekomen op vraag van een van onze distributeurs. Binnen een jaar of vijf weten we of het iets uithaalt.”

SLOVAKIJE.

Rest nog de andere kant van het schapenvel ; de grains. Uit het splitten bekomen de Colles evenveel zeemleder als leder. Zowat de helft van het leder wordt in Deinze ingepekeld en als grondstof verkocht aan voornamelijk Turkse en Italiaanse leerlooierijen. De andere helft wordt door de Colles zelf gelooid ; niet in Deinze maar iets bezuiden Bratislava, Slovakije.

Colle Slovakia, een investering van 6 miljoen frank, telt momenteel zestig werknemers, bestaat juridisch sinds begin dit jaar en heeft één enkele klant : nv Colle uit Deinze. “De Slovaken zijn eerst drie jaar in onderaanneming voor ons actief geweest. Per 1 januari 1996 hebben we een kleine entiteit uit een enorm groot staatsbedrijf verworven en het omgedoopt tot Colle Slovakia,” verklaart Frederik Colle.

Waarom Slovakije ? Reageert Bruno Colle : “Ik wil niet verhelen dat de loonkosten een bepalende factor waren. Maar de keuze voor Slovakije is louter toevallig gebeurd. Een na de Tweede Wereldoorlog gevluchte Slovaak die in Deinze leerlooier werd, kenden we. Hij heeft ons de weg getoond. Was dat een Pool geweest, dan zaten we nu misschien wel in Polen.”

“Het looien van het leer is een nieuwe activiteit. Het gaat helemaal niet om delokalisatie. Dankzij het looien, tegen lage loonkost in Slovakije, kunnen we de activiteiten in Deinze bestendigen. De in Slovakije gelooide vellen ondergaan in Deinze een kwaliteitscontrole, vooraleer ze verkocht worden aan, opnieuw Italiaanse en Turkse lederproducenten. Zij moeten ons gelooid leder alleen nog finishen, dat bespaart hen het volledige nat-werk. Het looien van leder is immers erg milieubelastend. Onze Turkse klanten verwerken ons leder tot vesten voor de Russische markt ; de Italianen maken vesten voor China, de Filipijnen en Zuid-Korea.”

“Leder”, weet Bruno Colle, “is een interessant product. Grondstofprijzen kan je wel verrekenen, dat is het grote pluspunt ten opzichte van een zeemlap. Een producent van zeemvellen heeft de opbrengst van het leder simpelweg nodig.” Besluit Frederik Colle : “Goedkoop aankopen, duur verkopen”, was altijd de stelregel van mijn vader. Gelijk heeft hij. Maar da’s makkelijker gezegd dan gedaan.”

RON HERMANS

BRUNO EN FREDERIK COLLE (NV COLLE) Het Oost-Vlaamse bedrijf heeft ongeveer 60 % van de Belgische markt van zeemlappen in handen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content