Gent en Haarlem. Vlaanderen kneedde Holland

Zonder Gent en Brussel was Haarlem vandaag een gat. De stad aan het Spaarne viert haar 750ste verjaardag. In de 17de en 19de eeuw trokken ondernemers uit Vlaanderen diepe sporen in Haarlem. De Vlamingen leverden de helft van de 40.000 inwoners in 1622. Textielondernemers, blekerijbazen, bouwmeesters, kunstenaars, ambachtslui, aannemers. Vlaanderen kneedde Holland.

Locatie : Haarlem.

Tegen het stadhuis plakt een junkie. Vanop de trappen kijk je naar een Vlaams plein. Lieven de Key, van Gent, de eerste Haarlemse stadsarchitekt, bouwde de Vleeshal aan de Grote Markt. De Kathedrale Basiliek Sint-Bavo is verwant met Sint-Baafs van de stroppen. In haar schaduw vertrekt de Vlaamse Wandeling van Hugo Rau, direkteur van De Brakke Grond in Amsterdam. Knelt soms de Vlaamse zelfhaat ? Laat dan je borst zwellen tussen de trapgevels aan het Spaarne.

Jopenbier, jubileumwijn, een scholentoernooi, Vlaamse Dagen, een Kerkepad, een concours met antieke tweewielers, een gulp herdenkingsboeken, Bruisend Brussel te gast, muziek, het monument voor de twintigste eeuw. Haarlem viert en vergeet zijn Vlaamse burgers niet.

Aan het einde van de 16de eeuw telden de Zuidelijke Nederlanden 2 miljoen inwoners. 200.000 Zuidnederlanders verhuisden plots naar Noord-Nederland (toen 1,5 miljoen inwoners), Engeland (2 miljoen inwoners) en Noord-Duitsland (2 miljoen inwoners). Het leeuwedeel belandde in Holland. De elite van het Zuiden was opgelost, foetsie (Zie kader : De verlamming van Vlaanderen).

Het Gentse is voor Haarlem zoals het Antwerpse voor Amsterdam. Bij de Grote Trek van Zuid naar Noord (vanaf 1584-’85) arriveerden de uitwijkelingen van de Scheldestad hoofdzakelijk aan de Amstel, deze van de Leiestad aan het Spaarne. Hendrick De Keyser, Antwerpenaar, werd de belangrijkste renaissance-architekt van Amsterdam, Lieven de Key van Haarlem.

Massaal.

De helft van de bevolking van Antwerpen week uit, de stad viel van 80.000 op 40.000 inwoners. Gent kromp van 55.000 tot 35.000 burgers. Naar Haarlem trokken de inwoners van het Gentse en het Graafschap Vlaanderen, naar Leiden deze van het Westkwartier (Hondschote, Poperinge, Ieper, Nieuwpoort), naar Amsterdam de Brabanders (zie kaart).

De eerste generatie van de Vlamingen in Nederland vormt één blok. Zij spreken Zuidnederlandse dialekten, zijn ortodoxe calvinisten die eeltig werden door de uitwijking, het beulszwaard en de konfiskatie van hun have en goed.

In oktober 1577 vond in Gent een staatsgreep plaats. Een volksrepubliek tegen de paapsen kwam tot stand door het samenspannen van calvinisten en ambachtsgilden. Jan van Hembyze, de leider van de koalitie, verklaarde tot zijn enige doel : “van Ghendt een coopstadt te maken gehlyc Geneve, eene onwinnnelycke stad ten voordele vanden ghemeente. ” Een deel van de aanhang van de kettersgezinden waren dopers uit Oudenaarde, Kortrijk, Menen, Doornik en Rijsel die hun toevlucht zochten bij de stroppen. Hongersnood en armoede dwongen Gent op de knieën. Tussen 1584 en 1587 was minder dan 10 % van de akkergrond ten noordoosten van Gent bebouwd. Gent en het platteland waren massaal ontvolkt.

Na het Grote Beleg van Haarlem door de Spanjaarden (1576) was de stad grotendeels verwoest. De stadsmagistraat voerde een aktieve politiek om via inwijking de bevolking en de stadskas aan te vullen en zocht kontakt met Vlaamse en Brabantse vluchtelingen. Eind 1596 begon de stad een campagne om Vlaamse textielondernemers weg te lokken uit Leiden.

Haarlem werd door de zuiderlingen na Amsterdam en Leiden de derde stad van Holland. De wijk in de hoek van de Leidse Vaart en de Raamvest leed erg onder het Spaanse beleg. Hier vestigde zich een groot aantal wevers uit Menen, Roeselare, Izegem, Kortrijk, Gent. De straatnamen Wolstraat, Lange Lakenstraat herinneren aan de beroepen van de Vlamingen. De Vlaamse protestanten baden in de Nieuwe Kerk. Lieven de Key ontwierp de dekoratieve toren in neorenaissancestijl.

Textiel.

In de zeventiende eeuw was de textielnijverheid de dikste pijler onder de Haarlemse bloei. Linnen en zijde waren de belangrijkste sektoren. Bonte linnens, batist en damast werden geweven in Haarlem dankzij de Vlaamse handelaars met hun internationale netwerk. Karel van Mander, schilder-teoreticus en auteur van Het Schilderboek, vermeldt in zijn Loflied op de stad Haarlem dat er in de stad 4000 getouwen werk verschaften aan 12.000 mannen, vrouwen en kinderen. Karel Van Mander woonde twintig jaar in Haarlem. Geboren werd deze doopsgezinde in Meulebeke (1548), West-Vlaanderen. Hij stichtte de Haarlemse Kunstakademie en was de mentor van schilders en rederijkers. Frans Hals, afkomstig van Antwerpen, leerling van Karel van Mander, behoort met Rembrandt, Vermeer en Adriaan Brouwer van Oudenaarde en leerling van Hals tot de top van de schilderkunst in de Gouden Eeuw. Na 1650 begon de neergang van het linnen. De Haarlemse lonen lagen hoog en invoer uit Silezië, Gullik, Brabant en Vlaanderen verving de dure lokale stoffen.

De linnenhandel in Haarlem werd beheerst door Vlamingen. Zij kochten ruw linnen op de regionale markten van Roeselare, Kortrijk, Menen, Tielt en Deinze. Deze handelskontakten hielden ze na hun tocht naar het noorden in stand. Daniël van der Meulen was één van de eerste groothandelaren die zaken dreef in Haarlem. Andries en Joos van Baelberge en Joos de Vogele, alle drie van Kortrijk, waren van der Meulens facteur in Haarlem. In 1620 kwam de principaalste van de internationale linnenhandelaren, Josephus Coymans, wonen in de Spaarnestad. Zijn vader, Balthasar, was uit Vlaanderen gevlucht. Samen met zijn broers, Joan en Balthasar, had Josephus een handelsfirma in Amsterdam. In 1645 verrekende deze via de Amsterdamse Wisselbank 4 miljoen gulden. In dat jaar het hoogste bedrag dat door een handelshuis bij de Wisselbank werd omgezet.

De weverij van damasten tafellakens, servetten en handdoeken vormde een aparte bedrijfstak binnen de Haarlemse linnennijverheid. In de 17de eeuw stond het Haarlemse damast zeer hoog aangeschreven. Een kunstzinnige tafellinnenset van deze stad was een gewild geschenk. De damastweverij bloeide in de 16de eeuw in het Kortrijkse. De Kortrijkzanen introduceerden deze kunstigheid aan het Spaarne. Passchier Lammertijn (1563-1621) was de belangrijkste damastwever van Haarlem. Zijn wieg stond in Kortrijk. Lammertijn kreeg een oktrooi van de Staten-Generaal voor een nieuwe inventie, een verbetering van de weeftechniek waardoor speciale wapeninwevingen op rij vergemakkelijkt werden. Om zijn uitvinding te demonstreren, weefde Lammertijn een servet, waarin alle kwartierwapens van prins Maurits van Oranje waren ingewerkt. Tussen 1598 en 1613 kocht de Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden bij Lammertijn voor 40.000 gulden aan damast om bij diplomatieke zendingen of staatsiebezoeken aan te bieden.

Zuidnederlandse blekers verbeterden de techniek aan de rand van de duinen. Denijs van Hulle, uit Menen gevlucht (1578) naar Haarlem, stichtte de eerste garenblekerij bij Overveen. Zijn zoon, Pieter van Hulle, lid van de doopsgezinde gemeente Het Vlaams Blok in Haarlem, was een strijdbare blekersbaas en beschikte over een vlotte pen. Hij deed veel inspanningen om de eerste loonkonventie tussen blekers en arbeiders af te sluiten. De werklui van de blekerijen waren meestal seizoenarbeiders uit Brabant. De blekerbazen zeiden, dat zij met “inboorlingen hun affaires niet in staat zijn te verrigten, men swijge van de prijs, die zij nu aan het Brabandse volk geven, waer voor de inboorlingen schoon incapabeler, in verre niet te krijgen zijn… “

Bouwmeester.

Lieven de Key was Gentenaar van een oude steenhouwers- en metselaarsfamilie. Vader de Key wordt deken van de metselaarsgilde tijdens de Gentse calvinistische republiek. Lieven de Key was zoals zijn vader een specialist in verdedigingswerken. In 1584 bezet een Spaans garnizoen de stad, de volksrepubliek kapseist. Lieven de Key vraagt voor het gezin, vader is overleden, één van de negen duysent pasporten vereist om Gent te verlaten. De eerste etappe is Londen waar Lieven de Key de Gentse protestante Katelyne de Caluwe huwt. Hij zal er schrijven architektuurexperts Engelse stijlfiguren verinnerlijken. In 1591 verhuist de familie de Key naar de jonge Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Haarlem wordt de woonplek.

1591 is in Haarlem een wonderjaar voor metselaars en steenhouwers. De verwoestingen schreeuwden om heropbouw en de stadsbrand, aangestoken door de Spaanse bezettingstroepen, trok een spoor van zwartgeblakerde ruïnes door Haarlem. Lieven de Key schept een Haarlemse stijl met forse horizontale aksenten, Tudor-vormige ontlastingsbogen op kraagsteentjes met kopjes, leeuwemaskers in het fries en vele specken (blokjes) in de gevels.

Het zuiden van de Lage Landen kneedde het noorden. Tweederde van de leraars van de Leidse stadsscholen en de universiteit waren zuiderlingen ; 248 van de 364 drukkers, uitgevers en boekhandelaars in de Republiek immigreerde uit Zuid-Nederland ; ongeveer een derde van de rijkste Amsterdammers was van zuidelijke oorsprong ; bijna 40 % van het totale kapitaal van de Verenigde Oostindische Compagnie werd ingebracht door ballingen uit het Zuiden. Johan Decavele, stadsarchivaris van Gent en expert van de Grote Trek Zuid-Noord : “Door de geschiedschrijving is de val van Antwerpen in 1585 voorgesteld als een afsluitende gebeurtenis, een definitieve scheiding tussen Zuid en Noord. Voor de tijdgenoten had de val van Antwerpen, door de herovering door de troepen van de hertog van Parma, deze betekenis niet… Nog tot 1648, tot aan het Verdrag van Münster, was de frontlijn tussen Zuid en Noord in beweging en bleefteoretisch de mogelijkheid bestaan dat alle Lage Landen weer één staatkundig geheel zouden kunnen vormen. Kaarten met de Leo Belgicus, boeken en prenten hielden de herinnering aan de vroegere eenheid levend. “

FRANS CROLS

DE VLEESHAL OP DE GROTE MARKT VAN HAARLEM Haarlemse neorenaissance van stadsbouwmeester Lieven de Key, een Vlaamse protestantse vluchteling. Hij was er één van de 20.000 in Haarlem.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content