Genetische guerrilla

Roeland Byl redacteur bij Trends

Het debat over genetisch gewijzigde organismen (GGO) staat hoog op de agenda van de WTO-millenniumronde. In de Verenigde Staten staan boeren, groenen en biotechbedrijven met geslepen messen tegenover elkaar. Ook in ons land vechten voor- en tegenstanders een robbertje uit. Het Frankenstein-voedsel wordt hét slagveld van Seattle.

Saint-Louis, Washington DC, VS.

Na de gekke koeien, besmette varkens, dioxinekippen en cola met een luchtje laait de discussie over genetisch gewijzigde organismen (GGO) hoog op. Voor- en tegenstanders slaan elkaar om de oren met al dan niet wetenschappelijke argumenten. Dirk Van Mechelen (VLD) is een believer. Bij de inhuldiging van het biotechbedrijf CropDesign in Gent medio oktober sprak de Vlaamse Economieminister zijn vertrouwen uit in het zogenaamde Frankenstein-voedsel. Onmiddellijk volgde een scherpe reactie van Magda Aelvoet (Agalev). De federale minister van volksgezondheid pleit voor een rigoureuze toepassing van het voorzorgsprincipe, zoals vastgelegd in het regeerakkoord. Tevens wijst zij op de concrete maatregelen van enkele lidstaten – zoals Luxemburg, Frankrijk en Denemarken – tegen GG-maïs en -koolzaad. Ook in de Verenigde Staten woedt de discussie. Een stand van zaken.

Strategisch voorspel.

Begin oktober startte de Amerikaanse senaat met hoorzittingen over genetisch gewijzigde organismen (GGO). Aanleiding waren de toenemende spanningen tussen de Amerikaanse boeren, de biotechsector, het wetenschappelijke corps en milieu-activisten in Europa én de VS. Meteen bij de opening joeg de Democratische senator Bob Kerrey de aanwezige wetenschappers op de kast door GGO’s te vergelijken met de menukaart in een restaurant. “Hoe heerlijk een menu op papier ook mag lijken”, zo stelde hij, “als de gasten het niet bestellen, is er maar één conclusie: goed voor de vuilnisbak.”

Dat een Amerikaanse senator in aanwezigheid van de verzamelde pers openlijk in vraag stelt of de consument wel baat heeft bij de komst van biotechvoedsel, is een halve revolutie. De uitspraak weerspiegelt de recente schokken in de vastgeroeste stellingenoorlog die de biotechindustrie en de groene lobby met elkaar uitvechten. Wetenschappelijk activist Jeremy Rifkin zorgde voor opschudding met de aankondiging van een antitrustproces tegen de belangrijkste biotechbedrijven. Monsanto, kop van jut voor de Europese publieke opinie, haalde tot twee keer toe bakzeil. Begin oktober verontschuldigde CEO Robert Shapiro op een Londense bijeenkomst van Greenpeace Monsanto voor de arrogante houding die geen rekening hield met de emotionele reacties van de Europese consument op BSE en de dioxinecrisis. Hoewel een opvallende knieval voor een topman, veranderde de publieke biecht weinig fundamenteels aan de strategie van de groep uit St-Louis. Substantiëler als signaal was de formele belofte om de terminatortechnologie niet te commercialiseren. Monsanto kocht in mei 1998 voor 1,8 miljard dollar het bedrijfje Delta & Pine Land Co. dat een patent had op de techniek van het terminator gene. Het gaat om planten die wel uitgroeien tot een volwaardige oogst, maar die zelf geen bruikbare zaden opleveren om het volgende jaar te gebruiken. Vooral boeren in ontwikkelingslanden zouden het slachtoffer worden van deze technologie omdat ze hen verplicht ieder jaar opnieuw zaad te kopen.

In de sector spelen de Amerikaanse concerns Monsanto en DuPont, samen met hun Europese concurrenten Novartis, Zeneca en Agrevo een eersterangsrol. Ondanks de opvallende aanwezigheid van Europese groepen in het rijtje, namen tot nog toe de Verenigde Staten het voortouw in de commercialisering van de agrobiotechnologie. Van alle transgene oogsten komt meer dan 70% uit Amerika. In de VS zijn al 50 genetisch gewijzigde variëteiten goedgekeurd, in Europa slechts negen.

De eerste volwaardige commerciële oogsten van GGO-crops dateren van 1997. De Amerikaanse boeren zagen brood in de voorgespiegelde voordelen – hogere opbrengst, minder sproeistof- en kozen massaal voor de nieuwe variëteiten soja, maïs, katoen en koolzaad. Volgens cijfers van de International Service for the Acquisition of Agrobiotech Applications steeg het GGO-areaal van 11 miljoen ha in 1997 tot 27,8 miljoen ha in 1998. De reden voor dit succes wordt meestal gezocht in de tevredenheid van de telers met het rendement van de nieuwe producten. Een kleine 50% van de Amerikaanse sojaproductie bestaat uit transgene oogsten. Van de maïs is circa 35% transgeen en de katoenvelden tellen meer dan 50% GGO’s.

Eind juni 1999 besliste de Europese Commissie om de toelatingsprocedure voor het commercialiseren van GGO’s te verstrengen. Feitelijk kwam de beslissing neer op een tijdelijk moratorium op nieuwe variëteiten. Een maand eerder al liet een aantal belangrijke europese voedingsconcerns en distributeurs weten GGO’s te weren uit hun assortiment. Voor de Amerikaanse boeren betekent dat minder exportmogelijkheden.

Hoge inzet.

Voor de biotechindustrie staat veel op het spel. De economische inzet van het debat is hoog omdat de Amerikaanse landbouw niet kan zonder zijn jaarlijkse exportmarkt van 46 miljard dollar, waarvan 8 miljard voor Europa zijn bestemd. De boeren moesten de belangrijkste bondgenoten worden van de pionierende biotechbedrijven. Immers, de eerste golf transgene gewassen die nu op de markt zijn, verleent in de eerste plaats een economisch voordeel aan de landbouwers. De voordelen voor de consument – zoals bijvoorbeeld rijst met verhoogd gehalte vitamine A – zitten voorlopig nog in de pijplijn.

Tegenover de economische voordelen van de GGO-zaden staat wel een hoger prijskaartje. Zo betaalt de landbouwer voor 25 kilo sojazaad circa 11 dollar in het geval van een traditionele variëteit en 26 dollar als het gaat om genetisch gewijzigd zaad. Vandaag staat de prijs van soja onder druk. Bovendien kondigde Gerber, een Amerikaanse dochter van de de Zwitserse voedingsgroep Nestlé aan voor zijn babyvoeding geen transgene ingrediënten meer te gebruiken. Ook één van de grootste Amerikaanse voedingsbedrijven Archer Daniels Midland (AMD) eiste onlangs van zijn leveranciers een scheiding van de traditionele grondstoffen en de transgene oogsten. Het gevolg voor de Amerikaanse boer: hij raakt zijn soja of maïs niet kwijt aan de prijs die hij had gehoopt. Immers, boeren die massaal investeerden in GGO-oogsten kunnen momenteel een dergelijke scheiding niet aanbieden. Voor volgend jaar zouden ze moeten investeren in aparte silo’s; en daartoe zijn ze niet allemaal bereid.

Daarnaast neemt bijvoorbeeld de productie van soja in Argentinië en Brazilië toe en dreigt er een overaanbod, zodat de prijs onder druk staat. Met andere woorden: de belangrijkste bondgenoten van de Amerikaanse biotech zitten in de tang en alleen als de Europese Unie zich soepeler opstelt, kan dat probleem worden opgelost. Of dat ook lukt, is een andere vraag, maar het verhoogt de inzet voor de Amerikaanse WTO-onderhandelaars.

En wat zijn de gevolgen voor de industrie zelf? Volgens het Amerikaanse blad Business week hoopte Monsanto gespreid over de komende jaren tot 2003 voor 881 miljoen dollar inkomsten te derven uit de licenties voor zijn verbeterde gewassen. Gezien de heftige reactie in Europa, het groeiende verzet in Japan – waar segregatie en labelling ook op de agenda staan – en de recente evolutie in de VS lijken deze groeivooruitzichten te hoog gegrepen. Wie dat wil, kan de koersval van het Monsanto-aandeel tussen september 1998 en oktober 1999 op die basis interpreteren. “De groei en de inkomsten die het concern dit jaar voorzag, zal het niet halen”, verzekert Jams Wilbur, analist bij Salomon Smith Barney in New York. “Hierdoor zal de druk van de aandeelhouders toenemen. Het waarschijnlijkste scenario lijkt dat Monsanto zijn farmatak zou verkopen om deze tegenslag op te vangen.”

De aarzeling van Europa om de GGO’s toe te laten, is dubbel. Aan de ene kant gaat het debat over de aanplanting van transgene oogsten in Europese velden. De discussie draait in dat geval om milieu-effecten zoals een toenemende resistentie bij onkruid tegen de herbicides of de aantasting van de biodiversiteit.

Voor de WTO-ronde is de houding van Europa aangaande de aanwezigheid van transgene ingrediënten in voedingsproducten belangrijker. De transgene soja wordt bijvoorbeeld verwerkt tot soja-olie. De EU-richtlijn 97/258/EC, beter bekend als de novel food regulation, stipuleerde dat vanaf mei 1997 alle voedingsproducten waarin GGO’s waren verwerkt ook een label moeten dragen dat daarover klaarheid schept. Zo telde de distributie in Groot-Brittannië al circa 750 producten in de rekken met GGO-ingrediënten. Maar de Verenigde Staten beschouwen de labels als een vorm van protectionisme. Kernbegrip is de “substantiële equivalentie” of de basis waarop men kan besluiten dat GGO’s als voedingsproduct niet wezenlijk verschillen van hun tradiotionele tegenhangers. De Verenigde Staten beweren dat Europa hiertegen geen wetenschappelijke bezwaren kan inbrengen. In de ogen van sommige Amerikaanse waarnemers is de negatieve houding van Europa niets anders dan een vertragingsmanoeuvre om de Europese biotechnologiesector de tijd te geven zijn achterstand in te halen.

ROELAND BYL

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content