Gemengd gebruikte woningen

Volgens het Antwerpse Hof van Beroep kan de investeringsaftrek ook bij gemengd gebruikte woningen van toepassing zijn.

Exploitanten van handels-, nijverheids-, en landbouwondernemingen, beoefenaars van vrije beroepen en vennootschappen die investeren, kunnen sedert meer dan vijftien jaar rekenen op een fiscale stimulans in de vorm van de “investeringsaftrek”. Die impliceert dat een bepaald percentage van de gedane investering afgetrokken mag worden van de belastbare winsten en baten.

Deze investeringsaftrek heeft in de loop der tijden zeer veel wijzigingen ondergaan, en is zelfs voor de gewone investeringen van vennootschappen die geen “kmo-vennootschappen” zijn, een aantal jaren geleden buitenspel gezet. Formeel is de investeringsaftrek voor deze vennootschappen niet afgeschaft, maar het tarief is wel “op nul” gezet, wat uiteraard op hetzelfde neerkomt.

Voor de kmo-vennootschappen – die dus buiten die “opnulzetting” zijn gebleven – bedraagt de investeringsaftrek, wat hun gewone investeringen betreft, op dit ogenblik 3 %. Voor natuurlijke personen (handelaars, nijveraars, landbouwers en beoefenaars van vrije beroepen) is dat een half procentje meer: 3,5 %.

Naast die gewone investeringsaftrek voor gewone investeringen bestaat er nog een verhoogde investeringsaftrek van 13,5 % voor investeringen in octrooien, voor energiebesparende investeringen en voor milieuvriendelijke investeringen die gebruikt worden voor de bevordering van het onderzoek en de ontwikkeling van nieuwe producten en toekomstgerichte technologieën.

GESPREID.

Bovendien is er nog de gespreide investeringsaftrek. Die houdt in dat de aftrek niet in één keer wordt toegepast, maar gespreid wordt over de volledige afschrijvingsduur van de investering. Op dit ogenblik bestaan er twee regelingen van gespreide aftrek. De eerste staat enkel open voor belastingplichtigen met minder dan twintig werknemers. Als zij opteren voor de gespreide aftrek, mogen zij gedurende heel de afschrijvingsperiode elk jaar een bedrag in aftrek brengen dat gelijk is aan 10,5 % van de fiscale afschrijvingen die op het investeringsgoed aanvaard worden. De tweede regeling staat open voor alle belastingplichtigen en geldt dus ongeacht het aantal werknemers dat zij tewerkstellen. Zij houdt in dat men bij milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling (waarvoor de eenmalige aftrek, zoals hierboven vermeld, 13,5 % bedraagt) ook kan opteren om de investeringsaftrek te spreiden over de volledige afschrijvingsduur. Als men daarvoor opteert, wordt het percentage opgetrokken tot 20,5 %.

Noteer dat de opnulzetting van de investeringsaftrek voor vennootschappen die geen kmo-vennootschappen zijn, enkel geldt voor de gewone investeringsaftrek, dus niet voor de verhoogde aftrek, en ook niet voor de twee stelsels van gespreide aftrek.

GROEN.

Aan deze bijzondere stelsels van investeringsaftrek is er onlangs nog eentje toegevoegd. Die heeft eigenaardig genoeg te maken met de “Groene betutteling” waarvan sommigen binnen de regeringspartijen blijkbaar de kriebels krijgen.

Waarover gaat het? Men zal zich herinneren dat een vijftal jaar geleden een zoveelste fase in de staatshervorming werd doorgevoerd en dat men toen op zoek moest naar de nodige meerderheden om die hervorming door het parlement te loodsen. De regering heeft toen aangeklopt bij de Groenen, en heeft die ook over de streep gekregen, mits een aantal concessies. Daartoe behoorde de invoering van de zogenaamde milieuheffingen op batterijen en dergelijke. Dit verklaart ook waarom deze fiscale regeling niet is opgenomen in een of ander fiscaal wetboek, maar wel te lezen staat in de “wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur”.

Naast de invoering van de milieuheffingen – waarvan in de praktijk bijna niets in huis is gekomen – is toen blijkbaar ook de invoering toegezegd van een bijzondere investeringsaftrek voor investeringen die bestemd zijn voor de productie en de recyclage van herbruikbare verpakkingen. Maar van die belofte is sindsdien niets meer gehoord. Althans tot voor kort niet. Want blijkbaar heeft iemand de regering aan haar belofte herinnerd, en is zij daar – wellicht met de verkiezingen in zicht – alsnog op ingegaan.

De bijzondere investeringsaftrek staat inmiddels te lezen in de wet van 4 mei 1999 houdende diverse fiscale bepalingen die door de Senaat op zijn laatste zittingsdag werd goedgekeurd, en die gepubliceerd werd in het Belgisch Staatsblad van 12 juni jl.

BELANG.

Het tarief van de nieuwe investeringsaftrek in verband met de productie en recyclage van herbruikbare verpakkingen bedraagt uniform 3 % en heeft als belangrijkste eigenschap dat hij ook van toepassing is op vennootschappen die geen kmo-vennootschappen zijn. Voor de kmo-vennootschappen en voor de natuurlijke personen heeft hij geen belang, aangezien zij voor de bedoelde investeringen al gebruik kunnen maken (of hebben kunnen maken) van de gewone investeringsaftrek of van de gespreide aftrek.

Belangrijk is ook dat de nieuwe investeringsaftrek niet enkel voor de toekomst geldt (aanslagjaren 1999 en volgende) maar ook toegepast mag worden ten aanzien van investeringen die gedaan zijn sedert 1 januari 1993. Technisch wordt deze inhaalbeweging doorgevoerd, niet door te sleutelen aan het fiscaal resultaat van de voorbije aanslagjaren, maar wel door die investeringsaftrek alsnog af te trekken van de winst die belastbaar is voor de aanslagjaren 1999 tot en met 2002, voor elk aanslagjaar ten belope van 25 %.

GEMENGD.

Nieuws in verband met de investeringsaftrek (in het algemeen) is er ook uit de rechtspraak. Een van de toepassingsvoorwaarden is dat de investering uitsluitend gebruikt mag worden voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid. Activa die gedeeltelijk voor beroepsdoeleinden, en gedeeltelijk voor privé-doeleinden worden gebruikt, zijn dus uitgesloten. Het schoolvoorbeeld daarvan zijn de personenwagens. Maar dat is een slecht voorbeeld. Personenauto’s en auto’s voor dubbel gebruik zijn immers zonder meer uitgesloten van de investeringsaftrek, ook als zij uitsluitend voor beroepsdoeleinden worden gebruikt (tenzij het gaat om taxi’s of om speciaal uitgeruste voertuigen van autorijscholen).

Een beter voorbeeld – volgens de overheidsadministratie – is dat van de gemengd gebruikte woningen, zoals de dokterswoning, of de woning van de notaris die zijn kabinet thuis heeft geïnstalleerd. Een deel van de woning wordt gebruikt voor beroepsdoeleinden, en een ander deel voor privé-doeleinden. Dus, zo redeneert de administratie, is er geen uitsluitend beroepsgebruik, en dus kan de investeringsaftrek niet worden toegepast.

Maar zo heeft men het aan de andere kant van de tafel niet begrepen. Verschillende belastingplichtigen redeneren anders. Bij een dokterswoning bijvoorbeeld heeft men drie categorieën van lokalen: 1. het gedeelte dat uitsluitend voor privé-doeleinden wordt gebruikt (de slaapkamers, het salon, …); 2. een gedeelte dat gemengd wordt gebruikt (de gemeenschappelijke inkomhal waarlangs ook de patiënten binnenkomen, de toiletten die ook door de patiënten worden gebruikt, …); 3. het gedeelte dat uitsluitend voor beroepsdoeleinden wordt gebruikt, het eigenlijke dokterskabinet. Waarom zou de investeringsaftrek niet voor dit laatste gedeelte mogen worden toegepast ?

Het Hof van Beroep in Antwerpen gaf een dokter enkele jaren geleden gelijk, en liet de investeringsaftrek op dat laatste gedeelte wel toe. Tegen dat arrest is door de administratie geen voorziening in cassatie ingesteld, wat voor veel belastingplichtigen het signaal was om ook de investeringsaftrek te eisen op het gedeelte van hun woning dat uitsluitend voor beroepsdoeleinden wordt gebruikt.

Maar de administratie gaf zich zo vlug niet gewonnen. Weliswaar werd om een of andere reden geen casssatievoorziening ingesteld; maar dit betekende niet – zo liet zij weten – dat zij haar standpunt gewijzigd zou hebben. De administratie aanvaardt nog steeds niet dat de investeringsaftrek wordt toegepast ten aanzien van gemengd gebruikte woningen. De voorwaarde van het exclusieve beroepsgebruik moet volgens de administratie immers beoordeeld worden “per kadastraal perceel”.

Dus was het wachten op een nieuw arrest. En dat is er nu. Opnieuw in het voordeel van de belastingplichtige. Het Hof van Beroep in Antwerpen heeft op 2 maart zijn standpunt herhaald dat de investeringsaftrek wel degelijk mag worden toegepast ten aanzien van het duidelijk afgescheiden gedeelte van de woning dat uitsluitend voor beroepsdoeleinden wordt gebruikt. Dat die voorwaarde beoordeeld zou moeten worden “per kadastraal perceel” wuift het Hof weg. In de wet is daar immers geen sprake van. Afwachten hoe de administratie nu reageert.

Jan Van Dyck is fiscalist.

JAN VAN DYCK

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content