Gelieve meer kinderen te maken aub!

Vergrijzing én ontgroening keren de klassieke bevolkingspiramide om en stapelen steeds zwaardere lasten op steeds tengerder schouders. Wil de welvaartsstaat dit evenwichtskunstje ooit tot een goed einde brengen, dan hebben we én meer werkgelegenheid én meer kinderen én meer migratie én een hogere productiviteit én meer politieke moed nodig.

Vlaanderen wordt met uitsterven bedreigd. Want onze samenleving vergrijst niet alleen, ze ontgroent ook. De Vlaamse vrouw baart gemiddeld 1,6 kinderen, terwijl er 2,2 nodig zijn om de generaties te vervangen.

“Een vruchtbaarheidscoëfficiënt van 1,6 impliceert op termijn, zonder migratie, een daling van de bevolking met 1 % per jaar. Bij dat tempo halveert de bevolking om de zeventig jaar; de maatschappij die overblijft, zal een zeer oude leeftijdsstructuur hebben. Ruim 45 % van de bevolking zal ouder zijn dan 65 jaar,” zegt Ron Lesthaege, hoogleraar demografie van de VUB. “En hoe langer we wachten om de vruchtbaarheid op te krikken, hoe moeilijker dat wordt, gezien de steeds minder talrijke jongere generaties.”

Marc De Vos, professor Arbeidsrecht aan de Universiteit Gent, ziet het zo: “Als we de structurele daling van het geboortecijfer niet opkrikken of compenseren, zal de crisis van de vergrijzing zich herhalen van generatie op generatie tot we – wanneer er ook geen immigranten meer het land binnenkomen – uitgestorven zijn.” Rond 2026 zou de Belgische bevolking beginnen te dalen en alleen het behoud van het huidige positieve migratiesaldo van 15.000 per jaar kan die omslag uitstellen tot 2043. Vlaanderen ontvolkt trouwens sneller dan Wallonië, zodat het Vlaamse aandeel in de Belgische bevolking op termijn daalt van 58 % naar 55 %.

De economische en maatschappelijke gevolgen van die demografische revolutie worden vandaag niet alleen onderschat, “ze worden mijn inziens ook nauwelijks ingeschat,” zegt Theo Peeters, voorzitter van de Studiecommissie voor de Vergrijzing. “Weinigen zijn er vandaag echt mee bezig. Maar een bevolkingspiramide die op haar kop staat, verengt het draagvlak voor de welvaartsstaat tot een te instabiele en te enge basis.”

De vergrijzing is in de industriële wereld een fenomeen dat al in de negentiende eeuw de kop opstak, maar de komende jaren snel aan intensiteit zal winnen. Het aandeel van de 65-plussers stijgt fors, en nog spectaculairder is de vergrijzing binnen de vergrijzing: de cohorte tachtigplussers dikt snel aan en zal vooral het budget voor de gezondheidszorg zeer zwaar op de proef stellen. Micheline Lambrecht van het Planbureau waarschuwde de Kamercommissie Vergrijzing dat “in een samenleving waar de solidariteit tussen de generaties is gebaseerd op de beroepsactiviteit, de evolutie naar minder actieven en meer bejaarden onrustwekkend is.”

Krimpende beroepsbevolking

De vergrijzing annex ontgroening zorgt niet alleen voor extra kosten in de vorm van een hogere pensioenfactuur en vooral hogere gezondheidsuitgaven. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) bijvoorbeeld schat de extra factuur op 6 % van het bruto binnenlands product (BBP) tegen 2050, en dat impliceert dat de Belgische strategie om de vergrijzing te financieren met de daling van de intrestlasten aan scherven ligt. De intrestlasten bedragen in 2004 immers nog maar 5,5 % van het BBP.

Een ander dramatisch en totaal onderschat gevolg van de demografische revolutie is het in elkaar klappen van de omvang van de beroepsbevolking. Over niet minder dan tien jaar al zal de Vlaamse beroepsbevolking beginnen te krimpen (zie grafiek: Vlaamse arbeidsbevolking stuikt in elkaar), en tegen 2050 zal de Vlaamse arbeidsvoorraad met ruim een half miljoen mensen gedaald zijn. Dat betekent dat we een half miljoen minder paar handen en een half miljoen minder stel hersenen ter beschikking hebben om welvaart te scheppen, met alle catastrofale gevolgen van dien voor de economische groei.

Jan Smets, voorzitter van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid: “Bij een stabiele werkgelegenheidsgraad, wat weliswaar een zeer onwaarschijnlijk scenario is gezien de participatie van de vrouwen spontaan zal toenemen en er al een beleid op gang is gekomen om meer mensen aan de slag te krijgen, zou de reële inkomensgroei per inwoner vertragen van gemiddeld bijna 2 % in de jongste tien jaar tot goed 1 % tegen 2030.”

En dat procentje verschil maakt heel wat uit. Het impliceert dat bij 1 % groei onze welvaart slechts om de zeventig jaar zal verdubbelen, in plaats van om de 35 jaar bij een groei van 2 %. Bij 5 % groei, het groeicijfer van de wereldeconomie in 2004, is dat om de vijftien jaar. Moet het gezegd dat een tragere economische groei wel het laatste is wat België nodig heeft om de stijgende kosten van de vergrijzing te dragen.

De krimp van de beroepsbevolking ondermijnt niet alleen de groei, hij zal ook schokgolven door de arbeidsmarkt sturen. “In bepaalde sectoren kunnen tekorten op de arbeidsmarkt ontstaan die een negatieve economische spiraal van loonkostenstijging, inflatie en delokalisatie kunnen genereren,” zegt Marc De Vos. “Waar halen we bijvoorbeeld de extra zorgverstrekkers – vooral verpleegkundigen – vandaan die nodig zijn om de tachtigplussers te begeleiden?” vraagt Theo Peeters zich af. “We onderschatten echter de implicaties van een dalend arbeidsaanbod nog schromelijk, omdat er vandaag nog een grote werkloosheid is en dus een potentieel grote arbeidsreserve,” zegt Jan Smets.

Welke oplossingen?

Het ontmijnen van die demografische tijdbom onder de welvaart vergt volgehouden en diepgaande hervormingen. Wat is er nodig? Een fors hogere tewerkstelling, talrijkere nieuwe generaties, meer selectieve migratie, hogere productiviteitsgroei, een betere sociale infrastructuur, een herverdeling tussen oud en jong, en veel, heel veel politieke moed. Het wordt geen kwestie van kiezen, want er zal een cocktail van al die maatregelen moeten geserveerd worden.

1. Hogere

werkgelegenheidsgraad

Op dit eigenste moment is ruim 40 % van de Belgische beroepsbevolking niet aan de slag. Als dat geen gigantische verspilling van potentiële welvaart is. Het inschakelen van die grote arbeidsreserve kan en moet dé motor van toekomstige groei worden.

“Het verhogen van de werkgelegenheidsgraad is de koninklijke hoofdweg om de vergrijzing op te vangen,” zegt Lans Bovenberg, een Nederlandse topeconoom van de Universiteit van Tilburg die gespecialiseerd is in het vergrijzingsvraagstuk. In Lissabon sprak Europa af om een werkgelegenheidsgraad van 70 % te halen, maar daar zit België nog 10 procentpunten of een goeie 400.000 jobs van verwijderd. Uitgerekend in voltijdse banen, halen we zelfs maar 55 %. Het beleid terzake is sinds de jaren tachtig gewoonweg catastrofaal te noemen.

Maar zegt Jan Smets: “Als de werkgelegenheidsgraad tegen 2030 kan toenemen tot 66 %, zou de inkomensgroei slechts vertragen tot goed 1,5 %. Willen we de voortzetting van een inkomensgroei per hoofd van 2 % garanderen, dan zou de werkgelegenheidsgraad tegen 2030 tot 69 % moeten stijgen.”

De afbouw van het brugpensioen en andere formules die mensen vroegtijdig uit de arbeidsmarkt laten glijden, is wel de dringendste maatregel, maar is uiteindelijk niet meer dan een eerste stap. “De pensioenleeftijd moet ook naar omhoog, in tandem met de stijgende levensverwachting. Voor elk jaar extra leven, pleit ik voor het optrekken van de pensioenleeftijd met een half jaar,” zegt Lans Bovenberg.

Ook de vrouwelijke arbeidsparticipatiegraad ligt in België nog op een bijzonder laag peil (43,2 %, uitgedrukt in voltijdse banen). Alleen de zuiderse Europese landen scoren slechter. Vrouwen hebben nog altijd de neiging om, tijdelijk of gedeeltelijk, uit de arbeidsmarkt te stappen om hun kinderen op te voeden. “Maar de vraag naar vrouwelijke arbeid neemt toe. Vroeger was de economie grotendeels gebaseerd op spierkracht, maar de kenniseconomie eist meer communicatievaardigheden en emotionele intelligentie. De vraag naar mannen daalt en dus moeten zij meer helpen in het gezin. Maar het sociale model is nog volledig afgestemd op het mannelijke kostwinnersmodel,” zegt Bovenberg. “De toestroom van vrouwen op de Nederlandse arbeidsmarkt is trouwens ook de basis onder het Poldermodel geweest, want deze instroom liet het beleid van volgehouden loonmatiging toe.”

Toch waarschuwt Marc De Vos: “Het opdrijven van de activiteitsgraad wordt alom als tovermiddel vooropgesteld. Toch garandeert het geenszins een bredere financieringsbasis van onze welvaartsstaat. Wel integendeel. Sedert de jaren zeventig van de vorige eeuw heeft de tewerkstellingsgroei in België bijna uitsluitend plaatsgevonden in de quartaire sector, dit is in de overheid of in met overheidsgeld gesubsidieerde sectoren zoals bestuur, gezondheid, cultuur en welzijn. Lapidair gesteld, levert dergelijke tewerkstelling geen belastinggeld op, maar consumeert zij belastinggeld. Slechts door stijgende tewerkstelling in privé-sectoren die belastinggeld produceren, kan het financiële draagvlak voor de welvaartsstaat toenemen.”

2. Hoger geboortecijfer

Kan een hoger geboortecijfer de vergrijzing opvangen door de beroepsbevolking op peil te houden? In het beste geval lukt dat ten vroegste tegen 2030 en op voorwaarde dat de vruchtbaarheidscoëfficiënt boven de 2 stijgt. Het beleid is echter nauwelijks bij machte dat cijfer op te krikken en lukt het, dan is dat vaak een tijdelijk effect (zie kader: Kan het geboortecijfer hoger?).

“Men kan alleen proberen de daling van het geboortecijfer te stoppen,” zegt Ron Lesthaege. “Want het ombuigen, zou bijzonder ingrijpende maatregelen vergen. Een gedachtepiste is bijvoorbeeld om de hoogte van het pensioen deels afhankelijk te maken van het aantal kinderen dat men op wereld heeft gezet. In de jaren tachtig bestempelde men dit nog als fascistisch, nu is men daar minder gevoelig voor.”

Voor de ouders is de opportuniteitskost van kinderen zeer hoog. Lans Bovenberg: “Ouderschap en carrière zijn heel moeilijk verzoenbaar. Kinderen zijn zo duur omdat ze het eigen menselijk kapitaal én de eigen carrière ondermijnen. Daar moeten we vanaf. Hoe? In Scandinavië investeert men vooral in basisscholen en voor- en naschoolse opvang die afgestemd is op de arbeidstijden Het Angelsaksische model valt terug op een uitgebouwde persoonlijke dienstverlening. Het corporatistische model zoekt zoals in België en Nederland vooral heil in vakantieregelingen. We hebben een combinatie van de drie nodig.”

Het is een beleid dat naadloos aansluit bij de ambitie om de arbeidsparticipatie op te krikken. De Hoge Raad voor de Werkgelegenheid ziet daarvoor vooral twee pistes, zegt Jan Smets: “De ontwikkeling van een goede sociale infra-structuur, zoals kinderopvang, waar België het trouwens al behoorlijk doet in een internationale vergelijking, en het opzetten van flexibele arbeidsregimes. Noteer dat ook tijdskrediet in ons land al een succes is.” Wel ervaren werkgevers een zwangerschap nog te gemakkelijk als een carrièreverstorend element. Daarom gaan er stemmen op om zwangere vrouwen vrij te stellen van RSZ-bijdragen. Dat maakt hen tot geliefde werknemers in plaats van aangeschoten wild.

3. Nieuwe migranten

Lukt het ons niet om de arbeidskrachten van morgen zelf te maken, dan moeten we ze misschien maar invoeren. Ron Lesthaege: “Migratie kan in het beste geval de bevolking op peil houden en de vergrijzing verzachten, maar is dus ook geen mirakeloplossing. Ook migranten worden ouder, en moeten vervangen worden door nieuwe migranten. Om het aandeel van de 65-plussers in de bevolking constant te houden van nu tot 2050, is er in België een jaarlijkse instroom van 60.000 migranten nodig. Dat is viermaal meer dan vandaag. Om in de Europese Unie de verhouding 65-plussers tegenover 20- tot 65-jarigen op peil te houden, zal de daartoe nodige immigratie leiden tot een allochtone bevolking die de autochtone verscheidene malen in aantal overtreft.”

Zijn dergelijke volksverhuizingen onverteerbaar voor de samenleving, dan is een selectieve migratie vanuit economisch standpunt meer dan welkom. Marc De Vos: “Arbeidsmigranten zullen wenselijk en nodig zijn om bepaalde lacunes in de krimpende beroepsbevolking op te vullen en om productieve sectoren verder uit te bouwen. De Europese Unie over het algemeen, en België in het bijzonder, moeten een onthaalregio worden voor hooggeschoolde en productieve migranten.” En, zegt Ron Lesthaege: “Selectieve migratie kan perfect uit landen met een hoge scholingsgraad, een sterke bevolkingsgroei en hoge werkloosheid.”

Mobiliteit van arbeid is ten slotte een normaal aanpassingsinstrument voor een economie die meer of minder arbeidskrachten nodig heeft. Jan Smets: “Arbeidsmigratie is een instrument dat zeker grote waarde heeft in een monetaire unie, waar macro-economische aanpassingsinstrumenten zoals wisselkoers en rente niet langer bruikbaar zijn om regionale problemen op te vangen. Het is dus onproductief om die mobiliteit te hinderen.”

4. Hogere productiviteit

Een andere weg om de welvaart te beschermen, is meer produceren per kop, zodat een krimpende beroepsbevolking toch de factuur van de vergrijzing kan betalen. Etienne De Callata , hoofdeconoom van Bank Degroof: “De meeste scenario’s ramen de toekomstige productiviteitsgroei op 1,75 % per jaar. Historisch scoren we sinds 1913 gemiddeld 1,9 %, en dus lijkt een groei van 1,75 % een voorzichtige schatting te zijn. Maar, ten eerste, tussen 1980 en 2002 bleef de jaarlijkse productiviteitswinst op 1,55 % steken. En ten tweede zal de vergrijzing hoogst waarschijnlijk tot een verdere vertraging leiden als gevolg van de hogere risicoaversie van oudere generaties en van de hogere fiscale druk die onvermijdbaar zal zijn om de pensioenen en de gezondheidszorgen te betalen.”

Marc De Vos wijst er ook op dat de intrede van honderdduizenden vrouwen, laaggeschoolden en ouderen op de arbeidsmarkt de gemiddelde productiviteit eerder zal doen dalen dan stijgen. De Vos: “België moet tegelijkertijd de activiteitsgraad en de productiviteit opdrijven, maar dat zijn deels tegenstrijdige opdrachten.”

Lans Bovenberg vreest ook dat een vergrijzende en mindere dynamische samenleving die alleen de verworven rechten wil behouden de neiging kan hebben om de muren rond Fort Europa op te trekken. “Met een defensieve strategie overleven we de internationale concurrentie niet en een mogelijke en gevaarlijke reactie daarop is om de grenzen dicht te gooien. De goedkope productie elders in de wereld is nochtans een bron van welvaart voor ons. Natuurlijk moeten we andere en betere producten verzinnen, maar net daarom zijn concurrentie en open grenzen zo belangrijk.”

5. Lasten en lusten anders verdelen

Zelfs al slagen we erin om de welvaartstoename op peil te houden, dan nog mag verwacht worden dat de sociale uitkeringen minstens even snel zullen aangroeien. Een herverdeling van oud naar jong zal ook dan aan de orde zijn als we een dreigend generatieconflict willen vermijden. Lans Bovenberg: “De ouderen moeten meer bijdragen, ook voor hun eigenste pensioen. Ze kunnen bijvoorbeeld helpen om de wettelijke pensioenpijler te financieren. Er moet meer solidariteit komen tussen de ouderen. Er zijn best heel wat vermogende gepensioneerden, terwijl anderen het moeten stellen met een heel laag minimumpensioen. Laat de rijkere dus meebetalen om dat minimumpensioen op te trekken. Laat hen ook meer bijdragen in de gezondheidszorg. We moeten de kostprijs van een aantal overheidsdiensten beter door rekenen in functie van het inkomen.”

De voorstellen van Bovenberg & co. zijn ingrijpend én politiek heel moeilijk uit te voeren. Etienne De Callataÿ: “We wéten wat er moet gebeuren om de vergrijzing het hoofd te bieden. Hoe komt dan dat de noodzakelijke beleidsmaatregelen niet onmiddellijk genomen worden? Omdat onze politici te weinig moed hebben. Het politieke gewicht van de zestigplussers werkt verlammend, deels uit zelfzuchtigheid maar deels ook omdat de zestigplussers, en de bevolking als geheel, niet op de hoogte zijn van de huidige uitdagingen.”

Theo Peeters: “De samenleving als groep wil wel erkennen dat er een probleem is, maar als individu gaat men ervan uit dat vooral de buurman de lasten zal dragen. Met het groeiende kiesgewicht van de zestigplussers ligt het voor de hand dat hun wensen prominenter in de kiesbeloftes en het gevoerde beleid zullen doorwegen. De bescherming van de verworven pensioenrechten en de verzekering van de gezondheidszorgen zullen dus prioritaire agendapunten blijven, ook als dat ten koste gaat van de lange termijn. Dat de rekening dan naar de volgende generaties doorschuift, is een probleem voor de toekomstige beleidsmakers.”

Daan Killemaes Roeland Byl

Sommigen denken eraan om de hoogte van het pensioen deels afhankelijk te maken van het aantal kinderen dat men op

de wereld heeft gezet.

Migratie is geen mirakeloplossing. Ook migranten worden ouder, en moeten vervangen worden door nieuwe migranten.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content