Gelezen op het internet

Het heeft de nationale pers gehaald: het verhaal van de twee studenten die op Facebook hebben zitten opscheppen over hun spiekgedrag tijdens de examens. Dat was onvoorzichtig. In de kortste keren was de schooldirectie getipt en volgden er sancties.

Het verhaal doet terugdenken aan die ene auteur die op televisie, jaren geleden, uitvoerig zat te vertellen over zijn optredens in Nederland; maar vergat dat hij de inkomsten daarvan nooit aan de fiscus aangegeven had. Vervelend voor hem, keek zijn belastingcontroleur ook naar het bewuste tv-programma. Het heeft hem een stevige duit gekost.

In beide voorbeelden waren de betrokkenen zelf verantwoordelijk voor het verspreiden van de informatie. Zij hadden maar niet zo loslippig moeten zijn.

Informatie op internet kan daarnaast nog op andere manieren verrassend uit de hoek komen. Dat ondervond de uitbater van een Antwerps rendez-voushuis.

De stad Antwerpen kent al jaren een belasting op zogenaamde rendez-voushuizen. Deze belasting heeft in de loop der jaren al voor veel interpretatieproblemen gezorgd. Getuige daarvan de talrijke vonnissen en arresten die daarover zijn geveld. Met de regelmaat van een klok moet de rechtbank van eerste aanleg van de havenstad en het hof van beroep zich over deze belasting buigen. Het levert dikwijls smeuïge rechtspraak op. Verhalen over rendez-voushuizen zijn, wegens de aard van het onderwerp, al van nature een beetje pikant.

In het geval dat onlangs voor de rechtbank ter sprake kwam, ging het voor de zoveelste keer over een uitbater van een pension die bij hoog en bij laag volhield dat zijn etablissement geen rendez-voushuis was.

Volgens het Antwerpse belastingreglement wordt onder een rendez-voushuis verstaan, elke plaats die ter beschikking wordt gesteld “voor een intieme ontmoeting zonder dat het de bedoeling is om er, zoals in een erkend hotel te overnachten”. Kortom: het gaat om een plaats waarvan men gebruikmaakt, niet om er te slapen, maar wel om er eens goed van bil te gaan.

Een gewoon hotel is dus geen rendez-voushuis. Niet dat de katjes daar niet in het donker geknepen worden. Maar een gewoon hotel is in de eerste plaats bedoeld om er te overnachten. Anders is het met de kamers die, meestal voor enkele uren, te huur worden aangeboden, en waarbij het duidelijk niet de bedoeling is dat zij moeten dienen om er te overnachten, maar wel om er de liefde te bedrijven. Dat zijn wel rendez-voushuizen.

In onderhavig geval hield de uitbater vol dat zijn etablissement slechts gebruikt werd als massagesalon. In de arbeidsovereenkomsten met zijn masseuses was elk intiem contact met klanten zelfs strikt verboden. Maar de controlerende stadsbeambten geloofden er niets van. Op zicht van een advertentie in een plaatselijk krantje begaven zij zich ter plaatse en zagen nog net een man uit een kamer verdwijnen waar een “koelemmer stond met champagne en twee glazen”. De visitekaartjes gaven aan dat er in het etablissement aan body to body-massage werd gedaan. Op de kaartjes was bovendien het silhouet van een liggende vrouw te zien. De advertentie in het krantje vermeldde ook de namen van de masseuses, waaronder een zekere T. Het etablissement bleek ook opgenomen te zijn in een plaatselijke ‘gids van erotische bars’.

Het was de controlerende beambten bovendien niet ontgaan dat er tegenwoordig in Nederland een website is, waar bezoekers van bordelen hun ervaringen uitwisselen en uitweiden over de kwaliteit van de aangeboden diensten en diensters.

Na enig speurwerk vonden ze daar het verhaal van een bezoeker van het betreffende massagesalon. In bewoordingen die niets aan de verbeelding overlieten, vertelde hij daar hoe hij door de voormelde T. in de watten was gelegd, hoe zij samen onder de douche hadden gestaan, hoe zij hem daarna een relaxmassage had gegeven, en hoe hij vervolgens nog verder verwend was tot het bereiken van een “heerlijk hoogtepunt”.

Voor de goede orde: deze informatie staat allemaal open en ‘bloot’ te lezen in het vonnis van de Antwerpse rechtbank. Die oordeelde dat geen van de vaststellingen van de stadsbeambten (over de koelemmer, enzovoort) op zich voldoende was om te bewijzen dat er effectief van een rendez-voushuis sprake was. Maar dat het geheel van feiten wel een rechtsgeldig vermoeden uitmaakte van het feit dat de kamers in het etablissement wel degelijk ter beschikking werden gesteld “voor een intieme ontmoeting tussen personen”. De internetgetuigenis van de bezoeker van het etablissement speelde daarbij duidelijk een belangrijke rol.

Moraal van het verhaal: wie ontkent dat iets waar is, moet niet enkel rekening houden met hetgeen hij zelf daarover wereldkundig maakt. Hij moet er zich van bewust zijn, dat zowat alles tegen hem kan worden gebruikt. Ook de informatie die afkomstig is van een wat aangebrande website.

DE AUTEUR IS ADVOCAAT EN HOOFDREDACTEUR VAN FISCOLOOG.

Jan Van Dyck

Het geheel van feiten, aangevuld met internetinformatie kan een geldig bewijs opleveren.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content