Geen nieuw IJzeren Gordijn

Twintig jaar geleden luidde de val van de Berlijnse Muur het einde van de Koude Oorlog in. Daarmee verdween ook het IJzeren Gordijn, een breuklijn die Europa na 1945 meer dan vier decennia verdeelde. Het was dan ook vanzelfsprekend dat de voormalige communistische staten zo snel mogelijk aansluiting zouden krijgen bij de Unie die West-Europa sinds de jaren vijftig in de steigers had gezet. Niet alleen werd een spijtige vertakking van de geschiedenis opnieuw rechtgetrokken, beide delen van Europa hadden elkaar nodig. Een regio met veel inhaalpotentieel vormde een reusachtige afzetmarkt voor West-Europese bedrijven. De nieuwe lidstaten met hun goedkope en goed opgeleide arbeidskrachten lonkten dan weer naar de lokale investeringen en tewerkstelling die West-Europa hun te bieden had. Het was alsof het ‘oude’ Europa er aan zijn oostgrens een Zuidoost-Azië bijkreeg.

Vandaag zitten de landen van Centraal-Europa in zwaar weer en maken we kennis met de keerzijde van de medaille. De voorgeschiedenis van de crisis heeft veel gelijkenissen met de Aziëcrisis van 1998. Stabiele wisselkoersen van Aziatische munten tegenover de dollar, het opheffen van kapitaalcontroles en een groot enthousiasme over het Aziatische groeiwonder lokten buitenlandse investeringen. Hoewel grote externe tekorten in de regio zich in de jaren negentig begonnen samen te pakken, bleef het vertrouwen van investeerders intact. De externe tekorten raakten vlot gefinancierd, zij het steeds risicovoller: schulden op korte termijn en vaak uitgedrukt in vreemde valuta. De devaluatie van de Thaise baht, na grote speculatieve druk, vormde het startschot van de Azië-crisis.

Ook in Centraal-Europa werden de afgelopen jaren grote macro-economische onevenwichten opgebouwd. Estland, Letland, Litouwen en Roemenië boekten in 2008 een tekort op de lopende rekening van meer dan 10 procent van hun bbp. In Bulgarije liep het tekort zelfs op tot meer dan 20 procent. De nauwe koppeling van veel munten aan de euro en het geïnvesteerde politieke kapitaal moedigden kredietverlening door West-Europese banken volop aan. De enorme hoeveelheid politiek kapitaal die uitgerekend de EU had ingezet op de nieuwe toetreders en hun succesvol parcours richting monetaire unie vormde een impliciete AAA-rating voor de regio. Dat West-Europese banken, de belangrijkste spelers in Centraal-Europa, vlot kredieten in euro toekenden, illustreert hoe groot het geloof was in een ‘gunstige’ afloop. Hoewel de onevenwichten in sommige landen dramatische vormen aannamen, raakten de buitenlandse tekorten vlot gefinancierd… tot de kredietcrisis toesloeg.

In een klimaat van toegenomen risicoaversie en opdrogende liquiditeit kregen de landen met de grootste onevenwichten de afgelopen maanden stevige klappen. Een krimpende economie, toegenomen risicoaversie en fors zwakkere munten maken de herfinanciering van uitstaande kredieten problematisch. Bovendien is het maar de vraag of de West-Europese ‘moederbanken’ even vlot met krediet over de brug zullen blijven komen. De totale uitstaande kredieten van bijvoorbeeld Oostenrijkse banken – via hun dochters of rechtstreeks – in Centraal-Europa bedragen bijna 70 procent van het Oostenrijkse bbp. De blootstelling aan alleen al de meest getroffen landen – de Baltische staten, Hongarije, Bulgarije, Oekraïne en Roemenië – bedraagt een kwart van het bbp.

Uiteraard zullen West-Europese banken het strategische belang van hun Centraal-Europese dochters afwegen tegen de moeilijkere omstandigheden op hun eigen thuismarkt. Elke euro nieuw kernkapitaal kan maar één keer worden ingezet, op de thuismarkt of op de tweede thuismarkt. Ook de West-Europese regeringen die hun banken herkapitaliseren, maken subtiel duidelijk waar zij het nieuwe kapitaal het liefst ingezet zouden zien. Het is onredelijk om van individuele West-Europese banken of hun thuislanden te verwachten dat zij Centraal-Europa in hun eentje overeind houden. Dit is dan ook het moment waarop Europa snel en beslissend zijn verantwoordelijkheid moet opnemen. Steun aan de getroffen landen in samenspraak met het IMF, steun aan de lokale banksector of ultiem zelfs een versnelde toetreding van de betrokken landen tot de EMU behoren tot de mogelijkheden.

Na het uitbreken van de Azië-crisis stond Thailand er alleen voor en slechts met hulp van het IMF kon het uit het dal klauteren. Het zou bijzonder cynisch zijn de nieuwe lidstaten nu in de kou te laten staan, nauwelijks vijf jaar na hun toetreding. De Europese Unie heeft vandaag dan ook een belangrijke afspraak met de geschiedenis. Centraal-Europa bijspringen kan de samenhang binnen de EU vergroten en een katalysator vormen voor verdere integratie. Onder invloed van eigenbelang de regio aan zijn lot overlaten, zou rampzalig en zelfs onvergeeflijk zijn. Twee decennia na de val van de Berlijnse Muur zou de EU zo zelf verantwoordelijk zijn voor een nieuw Financieel IJzeren Gordijn. (T)

DE AUTEUR IS HOOFDSTRATEEG VAN ABN AMRO BELGIË.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content