Geen leeuwengebrul

Wanneer tekenen VEV, NCMV en de Vlaamse vakbonden de eerste CAO ? Als het van Luc Van den Brande afhangt, binnenkort. Maar er zijn nog aardig wat hinderpalen. Een verdere overheveling van federale bevoegdheden lijkt de enige uitweg.

Eind november 1996 bond Vlaams minister-president Luc Van den Brande de kat de bel aan. In zijn gastrede bij de viering van 70 jaar Vlaams Economisch Verbond (VEV) lanceerde hij een “creatieve weg voor Vlaamse akkoorden tussen ondernemers en werknemers”. Van den Brande vindt dat het tijd wordt dat de Vlaamse sociale partners onder elkaar afspraken maken. Het tripartite overleg (mét de regering erbij) moet worden aangevuld met bipartite overleg (zie kader : We zijn anders). Eerste gespreksterrein : vorming en innovatie, twee Vlaamse bevoegdheden.

Van den Brandes oproep kreeg weinig formele reacties. Vlaamse akkoorden zijn immers een delicaat thema. Wie Vlaamse CAO’s zegt, denkt meteen aan verdere regionalisering. Een valkuil die Van den Brande probeert te omzeilen, wat met zijn reputatie niet zo makkelijk is. Van den Brande kan lessen uit het verleden trekken. In 1993 probeerde toenmalig Vlaams minister van Tewerkstelling Leona Detiège al de Vlaamse CAO’s op de sporen te zetten. Tevergeefs. Maar inmiddels is de context veranderd. In de eerste plaats is er het falend federaal sociaal overleg. Dat inspireert in Vlaanderen sommigen om te zeggen dat het Vlaams overleg dan maar de fakkel moet overnemen. Vooral Karel Vinck, vanaf 1 mei 1997 voorzitter van het VEV, volgt deze argumentatie. De VEV-studiedienst bereidt een stevig document voor omtrent het Vlaams sociaal overleg.

Nieuwe formules die meer aan de tijd zijn aangepast, zijn steeds welkom, maar VEV-woordvoerder Jan Van Doren maakt toch enkele kanttekeningen : “Er kan geen sprake zijn om op Vlaams vlak een bijkomend onderhandelingsniveau te creëren dat louter kostenverhogend is. En bovendien de starheid van de loonvorming versterkt.” Ook vraagt het VEV zich af of vorming en innovatie niet veeleer thema’s zijn die samen met de overheid moeten worden overlegd. Want de overheid speelt er een grote rol. Inzake vorming is er de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding ( VDAB), het Vlaams Instituut voor Zelfstandig Ondernemen ( Vizo, middenstandsopleiding), de sociale promotie (avondonderwijs). Op het vlak van innovatie is er het Vlaams Instituut voor de bevordering van het Wetenschappelijk-Technologisch Onderzoek in de Industrie ( IWT).

Bij het ABVV reageert men botter : “Dat Van den Brande eerst zelf het Vlaams overleg au sérieux neemt,” zegt een boze Xavier Verboven. “We hebben afspraken gemaakt, maar de regering leeft ze niet na. En plots lanceert Van den Brande de idee van Vlaamse sociale akkoorden. Wat bedoelt hij daar trouwens mee ?”

Luc Cortebeeck van het Vlaams ACV staat open voor bipartite overleg. “Ik heb weinig problemen met de creatieve weg die Van den Brande voorstelt. Maar er zijn praktische hinderpalen. Tot wat willen de werkgevers zich engageren ? In het Banenplan van ’93 zat een overeenkomst tussen werkgevers en werknemers over het deeltijds leren. De werkgevers moesten hierrond een campagne opzetten omdat 2000 plaatsen niet ingevuld raken. Maar er is niets gebeurd. De huidige VEV-leiding verwijt nu de vorige dat ze te ver is gegaan.”

Luc Cortebeeck heeft wel alle begrip voor de koudwatervrees van de werkgevers. “Ze willen niet dat het Vlaams overleg een extra niveau wordt. Maar er is geen algemeen kader. Ik weet niet hoe we dat kunnen doorbreken. We gaan nu onderhandelen over een akkoord voor ’98-’99, de opvolger van het Werkgelegenheidsakkoord. Misschien kan een deel bipartite. Wij zijn beschikbaar.”

LOONDISCUSSIE REGIONAAL.

Het VEV en ook het NCMV willen die blokkering doorbreken door ook een deel van de loondiscussies naar de regio’s te trekken. Op die manier worden evenwichtige akkoorden haalbaar. “Het Vlaams overleg moeten we opbouwen, terwijl het federaal overleg overeenkomstig wordt afgebouwd,” zegt Kris Peeters van het NCMV. “De werkgevers zijn immers beducht voor een zogenaamde vijfde loket. Er zijn nu al drie onderhandelingsniveaus : interprofessioneel, sectoraal en op ondernemingsvlak. En dan heb je nog de indexering. Het Vlaams overleg mag geen extra rigiditeit worden.”

Kris Peeters doet een concreet voorstel : het sectorale niveau naar de regio’s verschuiven. Voor een deel is dit vandaag al de facto het geval. Fabrimetal bijvoorbeeld onderhandelt per provincie, maar wie de bereikte akkoorden naast elkaar legt, ziet al snel een “Vlaamse CAO” en een “Waalse CAO” ontstaan. De textielsector is voor 90 % Vlaams en voor de textielbedrijven in Verviers wordt apart onderhandeld. Ook transport is regionaal gestructureerd. Kris Peeters : “In de Sociaal-Economische Raad voor Vlaanderen (Serv) hebben we verschillende sectorcommissies ( nvdr – straks start ook die van de hout en bouw op) die kunnen worden ingeschakeld.”

Het VEV toont zich gereserveerder tegenover het “kopiëren” op Vlaams vlak van het huidige sectorale overlegmodel. Het roept daarbij diverse studies aan die aangeven dat dit sectoraal overleg onze sociaal-economische prestaties negatief beïnvloedt. In het nieuwe economisch beleid is er volgens het VEV geen plaats meer voor een sectorale politiek. Het wil dan ook meer in de richting van Vlaamse interprofessionele akkoorden met de klemtoon op tripartite overleg. Akkoorden over de vermindering van de sociale lasten bijvoorbeeld.

De vakbonden lopen helemaal niet warm voor deze voorstellen. Xavier Verboven is duidelijk : “De wet van 5 december 1968 regelt het overleg perfect. Ik wil van geen Vlaams decreet weten dat die wet tegen de grond gooit. Als dat de doelstelling is, dan praten we niet langer over Vlaams overleg, maar over een breekijzer om het tempo van de staatshervorming te versnellen. We spelen ook niet mee als men alleen het VEV aan de tafel wil krijgen. Nu zijn al overeenkomsten met een regionaal karakter mogelijk, zoals bij Fabrimetal. Maar ja, dan zit niet het VEV aan tafel. Ze moeten maar eerst aantonen dat ze representatief zijn. Het VEV moet zich waarmaken als sociale partner en niet als lobbygroep.”

Zowel Verboven als Cortebeeck vrezen trouwens dat regionalisering gelijk zal staan met sociale achteruitgang. Verboven : “Het VEV en VBO zullen onderling concurrentie voeren door te tonen wie de hardste is en het minst toegeeft.”

MARIVLAM.

De Vlaamse sociale partners hebben een eerste serieuze poging gedaan met de zogenaamde Marivlam (naar analogie met Maribel). Een concretisering van het in december ’95 bereikte Werkgelegenheidsakkoord. Marivlam moest (federale) fiscale voordelen geven aan Vlaamse werknemers die extra personeel aanwierven. De Vlaamse regering zou dat geld dan teruggeven aan de federale regering. De vakbonden waren het hiermee (soms knarsetandend) eens, maar de Vlamingen konden de Walen niet overtuigen.

Uiteindelijk kwam er een andere oplossing uit de bus : Vlaminov. Een vermindering van de onroerende voorheffing, wat wel een Vlaamse fiscale bevoegdheid is. In Brussel gebeurde iets gelijkaardigs met de plaatsingspremie.

Bij sommigen heeft de mislukte Marivlam-oefening een wrange nasmaak nagelaten. Waarom zou het Vlaams gewest geen lastenverlaging kunnen geven om zijn werkloosheid te bestrijden enkel en alleen omdat Wallonië die verlaging niet aankan ? Jan Van Doren : “Verschillende economische situaties geven onvermijdelijk aanleiding tot verschillende loon- en arbeidsvoorwaarden. Dat is ook de kern waarom nu al de facto in sommige sectoren regionaal wordt onderhandeld. Het Belgische systeem met zijn unitaire sociale zekerheid kent weinig incentives voor een diversificatie van de lonen. De werkloosheid wordt immers opgevangen door de sociale zekerheid, en door de transfers in die tak wordt de normale druk weggenomen die een hoge werkloosheid op de lonen uitoefent.”

Van den Brande wil alleszins in 1999 wanneer de financieringswet opnieuw ter discussie komt een groter pakket fiscale bevoegdheden voor Vlaanderen (zie kader : We zijn anders). Zodat de Vlaamse speelruimte groter wordt. Xavier Verboven is daar niet tegen, maar legt er de nadruk op dat dat in overleg moet gebeuren. “Laat de keizer wat de keizer toekomt,” zegt Luc Cortebeeck. “Dit is een zaak van de politici, niet van ons.”

DOORNROOSJE.

Gevoelig blijven de bevoegdheidsoverschrijdingen vanuit het federale vlak naar de regio’s. In het federale interprofessioneel akkoord wordt bijvoorbeeld een financiële afspraak gemaakt over kinderopvang, een regionale bevoegdheid. Idem dito voor de inspanningen voor de risicogroepen (langdurig werklozen enzovoort). Dat heeft te maken met vorming en opleiding, een onvervalste regionale materie.

Ook hier volgt Van den Brande een duidelijke strategie. De gelden die al jaren via die interprofessionele akkoorden worden ingezameld, zitten opgepot in sectorale fondsen. Sommigen hebben al geld uitgegeven aan bepaalde projecten, velen hebben nog maar weinig gedaan. Vorige pogingen om dat geld te activeren vanwege Van den Brande, toen nog federaal minister van Tewerkstelling en Arbeid, en vanwege zijn opvolgster Miet Smet zijn mislukt. Nu probeert Van den Brande de wortel voor de ezel te hangen. Voor elke frank van de fondsen is de Vlaamse regering bereid er een frank bij te leggen, en zal men proberen er vanuit het Europees Sociaal Fonds nog een frank bij te leggen. Operatie Doornroosje is de naam die deze strategie meekreeg. Het gaat immers om het wakker kussen van de slapende sectorale fondsen.

De discussie was hierover langzaam op gang gekomen, maar nadat Miet Smet de bijdrage aan die fondsen halveerde (opnieuw een ontoelaatbare federale inmenging) dreigt alles weer vast te lopen. Was dat misschien de bedoeling ? Via Operatie Doornroosje zou Van den Brande natuurlijk de sectoren dichter aan de regio’s binden.

Kris Peeters wijst daarenboven op een ander probleem : “We weten dat enkele grote automobielbedrijven en een groot Vlaams elektronicabedrijf al een dossier klaar hebben. Met die drie dossiers zouden er voor de kmo’s alleen maar kruimels overblijven.”

Jan Van Doren staat positief tegenover de Operatie Doornroosje, maar waarschuwt dat “we het Belgisch model niet moeten kopiëren. Want dat gaat samen met het paritair beheer, en in de praktijk is dat systeembestendigend.” Als de discussie over Vlaamse CAO’s dat zou kunnen losmaken, het besef dat Vlaanderen in zijn overleg naar een nieuwe manier van werken moet evolueren die breekt met de Belgische tradities, dan is er veel bereikt.

GUIDO MUELENAER

METAALSECTOR Nu al de facto Vlaamse en Waalse CAO’s.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content