Geen anker maar het ruime sop

Vlaamse verankering. Enkele jaren geleden viel de term in zowat elke 11 juli-toespraak. Het begrip is echter van de politieke kaart verdwenen. We moeten komaf maken met zweverige slogans, maar er wel aan werken, luidt de filosofie vandaag.

“Ik respecteer Luc Van den Brande omdat hij de discussie over verankering in gang heeft gezet,” zegt Martin Hinoul, kabinetschef van de Vlaamse minister van Economie Jaak Gabriëls ( VLD). “Maar er is meer. Ook buitenlandse bedrijven staan voor werkgelegenheid.”

Concreet focust de regering zich volgens Hinoul “met alle middelen op het behoud van sectoren waar we sterk staan, zoals de auto-industrie, chemie, voeding en textiel”. Alle middelen, dus ook subsidies. Hinoul: “We moeten de jobs verdedigen die we hebben. Daarom gaf de regering aan Ford Genk een subsidie van 50 miljoen euro. Een zuivere liberaal verzet zich daartegen. Maar een beleidsman houdt ook rekening met het effect op middellange termijn: het behoud van 11.000 directe en 20.000 tot 30.000 indirecte jobs in Limburg. Zonder steun waren die jobs weg. Wie een alternatief heeft, mag het me komen uitleggen.”

Boerenzoon wil een kwalitatieve job

Vorige week raakte bekend dat de directe investeringen in België vorig jaar met 79% daalden tegenover 2000. Alleen Duitsland scoort lager binnen de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling ( Oeso). Hinoul verklaart: “In de jaren zestig had Vlaanderen grond in overvloed en een arbeidsmarkt van bonkige boerenzonen die hard werkten tegen lage prijzen. Aantrekkelijke investeringsfactoren, met andere woorden. Intussen zijn de vrij beschikbare hectaren schaars, de loonkosten hoog en de boerenzoon heeft gestudeerd en wil een kwalitatieve job.”

Het is niet de bedoeling om kwistig met geld te smijten om de negatieve punten weg te werken. “We maken keuzes,” poneert Hinoul. “We richten ons op sectoren met een hoge toegevoegde waarde. Is de inzet van industriegrond verantwoord? Kunnen toeleveranciers en dienstenbedrijven profiteren van de investering? Stelt het bedrijf voldoende personeel tewerk, dat bovendien een functie heeft die past bij zijn opleidingsprofiel? En is de onderneming actief in een sector die nog toekomst heeft? Dát zijn de vragen die we ons stellen voor we met geld over de brug komen.”

Professor economie Lutgart Van den Berghe ( Vlerick Leuven Gent Management School, Instituut voor Bestuurders) stelt vast dat Vlaanderen de voorbije dertig jaar de uitvalsbasis en de groeipool van multinationals was. Dat creëerde kwalitatief hoge werkgelegenheid rond die ondernemingen. “Die tijd lijkt voorbij,” vreest ze. “België wordt voor buitenlandse groepen een markt als alle andere. Hun vestiging hier heeft weinig internationale doorgroeimogelijkheden. De situatie verergert nog omdat de meeste multinationals niet langer met autonome entiteiten per regio werken. Als manager ben je de uitvoerder. Hij mag blij zijn als hij nog mag meespelen met de grote jongens. Belangrijke supportfuncties als cash management, vermogensbeheer, marketing en zelfs logistiek worden gecentraliseerd. Ver van Vlaanderen. Zo word je echt een land van alleen maar filialen en KMO’s.”

Verankeren is groeien

Is Vlaanderen vooral een investeringsgebied of moet een beleid worden gevoerd ter versterking van onze bedrijven? KBC-topman Remi Vermeiren stelt vast dat er meer en meer bedrijven actief zijn die je moeilijk kan situeren op het vlak van nationaliteit. “Er ontstaan in de toekomst Europese groepen zonder echte thuisbasis. Ook bedrijven die oorspronkelijk in Vlaanderen actief waren, krijgen de volgende decennia door fusies en overnames een Europees karakter. Ik ben tegen de verankering omwille van de verankering, om koste wat het wil de meerderheid te behouden. Zelfs de meest Vlaamse aandeelhouders investeren alleen in een bedrijf dat competitief is en expansief denkt.”

Louis Verbeke, advocaat bij Allen & Overy Belgium en voorzitter van de Vlerick-school, wil af van het begrip verankering. “Een anker legt een schip vast in de modder, terwijl de maritieme concurrenten de wijde zee kiezen. Er is echter niets verkeerd met het ondersteunen van national champions, grote Vlaamse bedrijven die internationaal actief zijn.”

Gewezen minister-president Luc Van den Brande ( CD&V) kan ermee leven dat het begrip Vlaamse verankering “besmet” is. Echter: “Waar ik het moeilijk mee heb, is de kwaadwillige manier waarop principes ter versterking van de economische eigenheid overboord worden gegooid. Het is een misvatting dat de vorige Vlaamse regering tegen buitenlandse bedrijven was. Er is wel nood aan een mix tussen multinationale groepen en bedrijven met hun beslissingscentrum in Vlaanderen.”

Hinoul schaart zich achter die stelling. Immers: “Sterke Vlaamse ondernemingen zijn noodzakelijk omdat investeringen dan minder afhankelijk zijn van factoren waar we weinig vat op hebben. De Vlaamse overheid wil bijdragen tot de internationale groei van onze ondernemingen. De geschikte manier is de uitbouw van een performant netwerk van buitenlandse medewerkers, die uitkijken naar investeerders en handelspartners voor Vlaamse bedrijven.”

Hinoul, jarenlang technologisch attaché voor België in Washington en Los Angeles, wil daarom een meer strategische visie op de Vlaamse economische vertegenwoordiging in het buitenland. “De Vlaamse overheid heeft tachtig buitenlandse cellen die werken aan investeringen en exportbevordering,” zegt hij. “Ik wil het nut van die posten permanent in vraag stellen. Buitenlandse functies die niet renderen in termen van export of investeringen, worden desnoods afgeschaft. We hebben bijvoorbeeld vier kantoren in de VS. Ooit was dat verantwoord, maar zijn dat er vandaag niet te veel? Is het niet beter onze inspanning naar China te verschuiven?”

De internationale doorbraak van Vlaamse bedrijven is niet alleen een kwestie van markten maar ook van investeren. Daarom lanceert de Vlaamse regering maatregelen om de kapitaalverschaffing aan ondernemingen te vergemakkelijken. Naast het activeren van een automatische bankgarantie, introduceert de overheid een systeem (de small business investment company) om durfkapitaal naar startende en groeiende KMO’s te leiden.

Ook professor Van den Berghe onderzoekt hoe groei en verankering toch kunnen samengaan. Ze begeleidt een doctoraatsverhandeling die onderzoekt welke middelen familiale bedrijven gebruiken voor het behoud van het Vlaamse karakter binnen het kader van een internationale expansie. “Deze ondernemingen gebruiken vaak een mix van internationale methodes. Structuren die overigens in alle industrielanden bestaan,” weet ze.

Eén aandeel, geen stem

De prof pleit ervoor dat ondernemingen de middelen krijgen om de groeifinanciering te organiseren op de manier die zij willen. Daarom moet het absolute principe van “één aandeel, één stem” worden gemilderd. Dat kan onder meer via meervoudig stemrecht (voor familiale aandeelhouders). Een andere methode is het stemrecht van aandelen af te splitsen van de financiële voordelen, waardoor de overdracht van een onderneming (bijvoorbeeld bij het overlijden van de familiepatroon) niet per se gepaard gaat met de opname in een grotere groep. De nieuwe wet op de vzw’s laat toe het stemrecht onder te brengen in een stichting, zoals vandaag in Nederland. De erfgenamen van de oprichter van het bedrijf behouden dan het economische voorrecht (dividenden), maar de bedrijfsvoering blijft stevig in Vlaamse handen bij een eventuele verkoop van de aandelen. De vzw controleert immers het bedrijf en daarin zetelen onafhankelijke bestuurders.

Dergelijke structuren vloeken echter met de principes die Déminor, het advocatenkantoor voor minderheidsaandeelhouders, en andere voorstanders van meer shareholder value van ondernemingen eisen. De (nieuwe) aandeelhouders van een bedrijf hebben immers amper een beslissingsrecht over bijvoorbeeld een overname of een fusie.

Van den Berghe: “Elke aandeelhouder moet weten waar hij aan toe is als hij in zo’n bedrijf stapt. Overigens verdedigt Déminor vooral de belangen van de institutionele beleggers. Dat zijn geen aandeelhouders maar aandelenhandelaars. Die investeerders denken vooral in termen van meerwaarden op aandelen, minder aan de langetermijnstrategie van een bedrijf. Een stabiel ondernemerschap gaat moeilijk samen met hun opvatting van ondernemen.”

Steeds meer trucs

Ook Louis Verbeke schaart zich achter dit soort van beschermingsconstructies. De advocaat wijst erop dat Vlaanderen steeds een Europese pionier is geweest in maatregelen die de globalisering versterken: liberalisering van de markten, het creëren van een niet-discriminerende omgeving voor alle bedrijven, een open politiek voor buitenlandse investeerders en overnemers, vrij verkeer van kapitaal, goederen en diensten. “Perfect,” meent hij. “Maar zo’n twee jaar geleden kwamen heel wat lidstaten op hun stappen terug en duwden nationale overheden maatregelen door die eigen ondernemingen beschermen. Mij hoor je niet pleiten voor protectionisme, maar een blind geloof in de heilzame effecten van de globalisering is even nefast. Uitgaan van het ideaalbeeld van een geglobaliseerde economie waar iedereen beter van wordt, getuigt van een gebrek aan politieke en economische strategische inzichten. Het aantal trucs dat wordt uitgevonden om eigen ondernemingen te beschermen, zal toenemen. You ain’t seen nothing yet.

Hans Brockmans, An Goovaerts [{ssquf}], hbrockmans@trends.be

“We moeten af van het begrip verankering. Een anker legt een schip vast in de modder, terwijl de maritieme concurrenten de wijde zee kiezen.”

Louis Verbeke, Allen & Overy

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content