Gedeelde winst is dubbele winst

Daan Killemaes
Daan Killemaes Hoofdeconoom Trends

Het menselijk kapitaal bepaalt steeds meer de waarde van een onderneming. En dus is het niet meer dan fair dat werknemers participeren in de winst en het kapitaal van het bedrijf. Omdat dat laatste voor heel wat kmo’s een te hoge drempel vormt, herlanceert minister Karel Pinxten zijn voorstel om kmo-werknemers tenminste in de winst te laten delen. Exclusief aan Trends stelt Pinxten de krachtlijnen voor.

Bedrijfsleiders piekeren er zich suf over. Hoe motiveer je je werknemers? Hoe slaag je erin om bij de heersende schaarste aan geschoold personeel toch voldoende talent aan te trekken? Hoe bind je dat menselijk kapitaal aan het bedrijf? En vooral, hoe kan dat op een betaalbare manier?

“Onze medewerkers bepalen de waarde van ons bedrijf,” zegt Jos Verjans, gedelegeerd bestuurder van Icos, de Leuvense specialist in visiesystemen voor de halfgeleiderindustrie. Bij Icos kunnen de medewerkers dan ook aandelen kopen tegen boekwaarde. Maar Icos wil meer. Verjans: “We hebben de wettelijke middelen nodig die ons toelaten om mensen aan te trekken, hun betrokkenheid te stimuleren en daar de passende verloning tegenover te plaatsen.”

De loonnorm is daar niet het meest geschikte instrument voor. Strooien met voordelen in natura, zoals een bedrijfswagen, raakt niet verder dan de categorie fiscaal snoepgoed. Veel fundamenteler is het principe om de werknemers te laten delen in het kapitaal en de winst van het bedrijf. Werknemersparticipatie heet dat. André de Baere, voorzitter van het Instituut voor Ondernemingsparticipatie ( Inope) en opdrachthouder Overheidscontracten bij Colruyt: “Vraag je inzet en betrokkenheid van het personeel, dan is het maar fair dat de werknemers ook delen in de winst als het goed gaat.”

Premier Jean-Luc Dehaene (CVP) laat geen kans voorbijgaan om het principe van werknemersparticipatie te bewieroken. Het bleef echter lang bij mooie woorden. Inzake werknemersparticipatie loopt België daardoor hopeloos achterop in vergelijking met de buurlanden. Al raakt het debat nu toch in een stroomversnelling. André de Baere: “De politieke wereld voelt aan dat de ondernemingen vragende partij zijn. Heel wat bedrijven zitten te wachten op serieuze wetgeving.” Behalve technologiebedrijven zijn dat vooral die ondernemingen waar het contact met de klant zeer belangrijk is – de groeiende groep van bedrijven dus die vooral steunen op menselijk kapitaal.

Het voorstel-Pinxten

Daarom herlanceert minister van Landbouw en Kmo Karel Pinxten (CVP) nu zijn uitgewerkt voorstel dat ervoor moet zorgen dat werknemersparticipatie ook voor kmo’s geen dode letter blijft. De minister schetst de grote lijnen van het wetsvoorstel, dat aansluit bij het regeerakkoord uit 1995 en geïnspireerd is op de richtlijn van de Europese Raad (27 juli 1992).

Karel Pinxten: “De basisidee is dat jaarlijks een stuk van de winst wordt uitgekeerd aan de werknemers, met een maximum van 50.000 frank per jaar per werknemer. Tweede kernidee is dat dat winstdeel niet rechtstreeks naar de werknemers vloeit, maar eerst wordt gestort in een investeringsfonds. Daar worden de middelen minstens vijf jaar geblokkeerd, zodat die fondsen opnieuw in het bedrijf kunnen worden geïnvesteerd. Dat versterkt ook het eigen vermogen van de onderneming. Na vijf jaar keert het fonds de opbrengsten dan belastingvrij uit aan de trouwe medemerkers en ontstaat er een rollend fonds. Dat levert de kmo’s toch een krachtig instrument op om werknemers te verlonen (zie kader: Concreet voorbeeld).”

Vandaag bestaat

er al een wettelijk kader dat de aandelenopties regelt – het ploegde zich door de commissie Sociale Zaken en moet eerstdaags ter goedkeuring naar het parlement gaan. Jos Verjans: “Heel wat bedrijven wachten nog om van start te gaan met een aandelenoptieplan tot het wetsontwerp ter zake wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.” Daarnaast bestaat er sinds begin de jaren negentig ook een regeling waarbij werknemers met korting kunnen inschrijven op een kapitaalverhoging van het eigen bedrijf. En in de senaat wordt gedebatteerd over het voorstel van Leo Delcroix (CVP), dat een kader wil scheppen om aandelen toe te kennen aan het personeel – het gaat hier om zogenaamde structurele particpatie.

Maar, zegt minister Pinxten: “Daar hebben onze kmo’s – die toch 97% van onze ondernemingen uitmaken en zorgen voor de helft van de tewerkstelling – weinig of niks aan. De aandelenopties bijvoorbeeld, dat is een goede zaak voor grote ondernemingen of multinationals die hier neerstrijken.” Kmo’s hebben echter een specifieke vermogensstructuur: het eigenlijke kapitaal heeft daarin een relatief klein aandeel. Pinxten: “Kmo’s zijn daarom heel terughoudend om de eigendomsstructuur te wijzigen. Die houding vinden we ook terug als ze hun kapitaal moeten openstellen voor derden – en dus sowieso voor werknemers – of naar de beurs gaan.”

In het voorstel is daarom geen sprake van structurele participatie (toekenen van aandelen), maar alleen van financiële participatie (deelname in de winst). Al vindt August van Put, voorzitter van het directiecomité van HBK-Spaarbank en pionier inzake werknemersparticipatie, dat de structurele participatie voor kmo’s een oplossing voor het opvolgingsvraagstuk biedt. Van Put: “Ruim de helft van de kmo’s heeft het moeilijk om een opvolger te vinden. Het personeel, in een kleinere kmo doorgaans de steunpilaar van de eigenaar, kan langs deze weg het bedrijf overnemen.”

Het voorstel van de minister van Kmo wil in elk geval de deelname in de winst wettelijk regelen – lees: fiscaal aantrekkelijk maken. Karel Pinxten: “België is op dit vlak een eiland. De huidige systemen om mensen extra te motiveren, zijn onbetaalbaar.”

Fiscaal neutraal

André de Baere legt uit waarom dat zo is: “De huidige wetteksten in verband met sociale zekerheid en fiscaliteit beschouwen zowat alles wat als vergoeding bij de werknemer terechtkomt als loon, met alle fiscale consequenties vandien. Wij zien deelname in de winst niét als loon: loon is wat op voorhand tussen werkgever en werknemer wordt afgesproken, onafhankelijk van de prestaties van het bedrijf en dus niet onderhevig aan het bedrijfsrisico. Deelname in de winst is dat wel, en dus is ze geen loon en ook niet onderworpen aan de fiscale en parafiscale lasten op het loon.”

Met die visie

is men het vooral in syndicale kringen niet eens. De christelijke vakbond, het ACV van Gilbert De Swert, hoofd van de studiedienst van het ACV, argumenteert dat het om een verkapt en variabel loon gaat. Werknemersparticipatie is gewoon een middel om te ontnappen aan de socialezekerheidsbijdragen en de loonbelasting. Het ACV vreest daarom voor een aantasting van de belastbare basis.

Ook de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) zelf voelde zich tekortgedaan, en daagde Agfa, HBK-Spaarbank en Colruyt voor de rechter. De RSZ eist een bijdrage op de aandelen die deze pioniers van werknemersparticipatie toekenden aan het personeel. Voor beide partijen gaat het om een princiepszaak, die waarschijnlijk voor het Hof van Cassatie zal worden beslecht.

En er zijn nog meer partijen die het er moeilijk mee hebben dat deze formules van winstdeelname vooral ten goede zouden komen aan de al beter betaalden, of de werknemers van snelgroeiende bedrijven.

Dat alles bevordert niet een vlotte wettelijke regeling voor de werknemersparticipatie. Om toch schot in de zaak te krijgen, mobiliseert premier Dehaene zijn luitenants. Minister van Begroting Herman van Rompuy (CVP) en Vlaams minister-president Luc Van den Brande (CVP) steunen de werknemersparticipatie. En nu is er dus het hernieuwde voorstel van Karel Pinxten. Een soortgelijk voorstel ketste twee jaar geleden nog af op een njet van de PS. Pinxten: “Ik acht vandaag de geesten nog niet overal gerijpt. De tijd is dat wel. Ik wil het voorstel minstens op tafel voor de volgende regeringsonderhandelingen. Mogelijk bewandelen we een tweede weg door dit plan als amendering bij het voorstel-Delcroix te voegen, als dat nog tijdens deze legislatuur door de senaat geraakt.”

In elk geval heeft de winstdeelname in het voorstel-Pinxten niet het statuut van loon. Dus is het niet als dusdanig belastbaar. Karel Pinxten: “De winstdeelname staat volledig los van de CAO’s of de loonnorm en kan dus niet meespelen in de loononderhandelingen. Het gaat hier niet om een vervangingsloon, maar om winstuitkeringen. De waarde van het fonds hangt af van de prestaties van het bedrijf. Door dat risicokarakter en het feit dat de fondsen vijf jaar geblokkeerd zijn, kan je die uitkeringen niet als loon belasten. In de mate dat het bedrijf interesten aan de werknemers betaalt voor de geblokkeerde fondsen – wat voorzien is in het voorstel -, moet daar wel de roerende voorheffing op worden betaald.”

De keerzijde

van het belastingvrije karakter wordt duidelijk bij een faillissement. Het fonds staat geboekt als een achtergestelde schuld en bengelt dus helemaal achteraan het rijtje van schuldeisers. Karel Pinxten: “Je moet consequent blijven. Faillissement hoort bij het ondernemersrisico.”

De winsten die het bedrijf in het fonds stopt, zal de fiscus als verworpen uitgaven behandelen. Dit betekent dat op die winsten de geldende vennootschapsbelasting moet worden betaald. Pinxten: “Dat maakt dat het voor de werkgever fiscaal niet uitmaakt of hij de winst uitkeert aan de werknemers dan wel of hij er bijvoorbeeld reserves mee aanlegt. De vrijheid van werkgever en werknemers eerbiedigen is van groot belang om de plannen een kans van slagen te gunnen.”

Pinxten wil daarom het voorstel zeker geen verplichtend jasje aanmeten. De werkgever beslist ook hoe het investeringsfonds wordt aangewend, omdat het in principe om een deel van de winst gaat. “Al ben ik voor het maximaal betrekken van de werknemers,” voegt Pinxten eraan toe.

Geen lege doos

Blijft wel de vaststelling dat de werkgever bepaalt hoeveel de werknemer mag delen in de winst. Karel Pinxten: “Je mag de werknemer geen lege doos aanbieden in ruil voor zijn betrokkenheid. Dat kan niet de bedoeling zijn en zou zeer onverstandig zijn van de ondernemers. De 50.000 frank per jaar per werknemer uit het voorstel plus het rendement van de investering over vijf jaar levert toch een mooie som op.”

Pinxten houdt er rekening mee dat de winst al te makkelijk kunstmatig laag kan worden gehouden: “Als men zich alleen op de winst baseert om het fonds te spijzen, eindigt men met peanuts. Bij groeibedrijven – een belangrijke doelgroep – is de winst doorgaans sowieso beperkt. Daarom moeten we op zoek naar een goede parameter die bepaalt hoeveel van de winst naar het investeringsfonds vloeit. Ik denk daarbij aan parameters als cashflow of omzetstijging. De invulling van deze parameters laat ik open voor debat.”

Nodigt deelname in de winst ook niet uit tot gesjoemel met de boekhoudkundige winst? Tekenend is de rechtszaak rond de Federale Verzekeringen. Die keert een deel van de winst uit aan de klanten, maar de voormalige en huidige baas worden wel beschuldigd van geknoei met die winst. André de Baere keert het argument om: “Die zaak maakt duidelijk dat de werknemers een rol als waakhond kunnen vervullen.”

In hoeverre

werknemersparticipatie op de werkvloer vruchten afwerpt, valt moeilijk precies te meten. Bij Icos bekijken ze het zo. Jos Verjans: “Als 30% groei impliceert dat 20% van de aandelen naar het personeel gaat, dan vinden we dat een gezonde deal.” Amerikaanse studies toonden intussen aan dat bedrijven waar werknemers delen in de winst een hogere productiviteit halen.

Werknemersparticipatie is nochtans niet het ei van Columbus. August van Put: “Het opstarten van een investeringsfonds vraagt één tot anderhalf jaar voorbereiding. Daarbij komen ook de nodige beheerskosten.” André de Baere: “Financiële participatie op zich is onvoldoende om een cultuur van betrokkenheid te creëren; Ze is alleen het sluitstuk.”

DAAN KILLEMAES

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content