Fiscale paranoia

De btw-eenheid is op de valreep gered, door een specifieke antimisbruikbepaling voor het grootste gedeelte buiten toepassing te verklaren.

Het voorkomen van misbruik van fiscale maatregelen doe je best door ze zo te ontwerpen dat misbruik geen kans maakt. Maar als de fiscus overal misbruik ziet, is het evenwicht vlug zoek. De efficiëntie van de maatregel dreigt dan te bezwijken onder de druk van de antimisbruikbepalingen. Nieuw is dat niet. Toen de wetgever de roerende voorheffing op dividenden jaren geleden onder bepaalde voorwaarden verlaagde van 25% naar 15 %, werd die verlaging bedolven onder antimisbruikbepalingen. Die zijn zo verstrekkend dat er van de verlaging maar weinig in huis zou komen als men ze letterlijk en consequent zou toepassen.

Notioneel. Ook de ‘aftrek voor risicokapitaal’ – de notionele interestaftrek – bevat verschillende antimisbruikbepalingen. Die zijn niet altijd oordeelkundig geformuleerd. Neem de bepaling die wil vermijden dat ‘villavennootschappen’ gebruik (de wetgever bedoelt: misbruik) zouden kunnen maken van de aftrek voor risicokapitaal. Volgens die bepaling moet het in aanmerking te nemen risicokapitaal verminderd worden met de boekwaarde van de ‘onroerende goederen’ die de vennootschap ter beschikking stelt van haar zaakvoerder of bestuurder. Deze formulering is ongelukkig. Ze straft niet alleen de vennootschap die een villa aan haar zaakvoerder of bestuurder ter beschikking stelt. Maar bijvoorbeeld ook de vennootschap die een lapje grond door haar zaakvoerder laat bewerken.

Btw-eenheid. Een kanjer van een antimisbruikbepaling vindt men terug in de onlangs ingevoerde figuur van de btw-eenheid. Deze figuur laat toe dat van elkaar onderscheiden belastingplichtigen voor de toepassing van de btw als één eenheid worden aangemerkt. De voordelen van zo’n ‘eenheid’ zijn legio. Zo worden bijvoorbeeld de interne handelingen tussen de leden van de btw-eenheid als het ware uitgewist. Op hun onderlinge handelingen is in principe geen btw verschuldigd.

Als een onderneming een gebouw verhuurt aan een andere onderneming, heb je op het gebied van de btw in de normale regeling altijd problemen. De verhuur van onroerend goed is immers vrijgesteld van btw. Dit heeft meteen tot gevolg dat de verhuurder de btw die hij betaalt op de bouw van het onroerend goed, of op onderhouds- of verbeteringswerken, niet kan recupereren. Binnen een btw-eenheid kent men die problemen niet. Met wat er tussen de leden gebeurt, wordt geen rekening gehouden. Als het gebouw dient voor de btw-plichtige activiteit van de btw-eenheid, staat niets de recuperatie van de btw nog in de weg.

Spook. Tijdens de voorbereiding van de reglementering inzake de btw-eenheid dook het spook van het mogelijke misbruik naar verluidt op een bijna paranoïde wijze langs alle kanten op. Zo ontdekte men dat het met een btw-eenheid in sommige omstandigheden mogelijk kon zijn om via een buitenlandse inrichting diensten die normaal gezien aan btw onderworpen zouden moeten zijn, op belastingvrije wijze als het ware binnen te smokkelen in de btw-eenheid.

Neem bijvoorbeeld een btw-eenheid waarvan verschillende leden een beroep doen op een buitenlandse adviseur. In principe is op deze dienstverrichting – gelet op de lokalisatieregels – Belgische btw verschuldigd. Stel dat de btw-eenheid het statuut heeft van ‘gemengde’ belastingplichtige. Zij zal de betaalde btw dan slechts in beperkte mate kunnen recupereren. Stel evenwel dat een van de leden een buitenlandse inrichting heeft die een volledig recht op aftrek van de voorbelasting heeft. De neiging kan dan bestaan het advies te laten toekomen bij deze buitenlandse inrichting, die het vervolgens doorsluist naar het hoofdhuis in België, dat het vervolgens doorgeeft naar de andere leden. Tussen vaste inrichting en hoofdhuis is normaal geen btw verschuldigd. Dus is er ook geen sprake van een beperking van btw-recuperatie. De beperkte aftrekbaarheid zou op deze manier dus omzeild kunnen worden.

De oplossing die de fiscus te voorschijn heeft getoverd: de diensten tussen hoofdhuis en vaste inrichting worden voortaan in een aantal gevallen wel aan btw onderworpen, zodra blijkt dat de afnemer lid is van een btw-eenheid.

Exit misbruik. Maar ook (bijna) exit btw-eenheid. Want de aldus ingevoerde antimisbruikbepaling heeft zodanig verstrekkende gevolgen dat zij in een aantal gevallen meer kost dan de btw-eenheid aan voordelen biedt. Zij schakelt immers niet enkel misbruiken uit, maar belast ook normale handelingen tussen buitenlandse inrichtingen en hun Belgische hoofdhuizen. Vooral de financiële sector dreigde af te haken. Vandaar dat de minister van Financiën inmiddels te verstaan heeft gegeven dat de nieuwe antimisbruikbepaling enkel van toepassing zal zijn als er werkelijk sprake is van ‘misbruik’.

Was de maatregel nodig? Absoluut niet. Sinds enige tijd staat in het btw-wetboek een algemene antimisbruikbepaling te lezen die zonder meer bij machte is dit type van misbruik aan te pakken. Waarom hij dan toch werd ingevoerd? Fiscale paranoïa is de enige plausibele uitleg.

De auteur is advocaat en hoofdredacteur van Fiscoloog.

Jan Van Dyck

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content