Fiscale paradijzen in België

Eric Pompen Eric Pompen is redacteur van Moneytalk

Na de verlaging van de personenbelasting krijgen de gemeenten 10 % minder geld in kas. Al te vaak moeten bedrijven daarvoor het gelag betalen. Trends ging op zoek naar de Belgische gemeenten waar uw onderneming fiscaal wél welkom is.

“Voorlopig verliezen we alleen maar wat aanvullende personenbelasting,” zegt de gemeenteontvanger van Genk. Maar als Ford helemaal zijn deuren sluit, krijgt de stadskas een zware klap te verwerken. En de gemeenten kampen al met financiële problemen. Nu de federale regering nog altijd niet de gederfde inkomsten uit elektriciteitsinkomsten heeft gecompenseerd, dreigt er voor veel besturen dit jaar een begrotingstekort.

Concrete cijfers willen de autoconstructeur noch de financiële dienst van Genk geven, maar naar verluidt, betaalt Ford jaarlijks enkele miljoenen euro aan lokale heffingen. Zo bedraagt de opbrengst van de belasting op drijfkracht 3,2 miljoen euro, terwijl alle bedrijven samen 10 miljoen euro aan opcentiemen op de onroerende voorheffing ophoesten op een totaal bedrag van 35,8 miljoen euro aan fiscale inkomsten in Genk. En dan heeft burgemeester Jef Gabriëls ( CD&V) nog geluk dat er zich nog andere ondernemingen op het Genkse grondgebied bevinden.

De situatie is nog nijpender voor gemeenten met slechts één grote vestiging, zoals Zwevegem. Hier draait Bekaert vrijwel op zijn eentje op voor de bedrijfsbelastingen – samen goed voor 5,7 miljoen euro op een totaal van 15 miljoen euro aan fiscale ontvangsten.

Na de recente verlaging van de personenbelasting zakte de belastbare basis van de gemeenten met ongeveer 10 %. Veel lokale besturen anticipeerden op die terugval door de fiscale druk op te voeren. Sinds 2001 verhoogden niet minder dan vier op de vijf Vlaamse gemeenteraden hun tarieven van de aanvullende personenbelasting (APB) of de opcentiemen op de onroerende voorheffing (OOV), vertelt Bruno Heyndels, professor Economie aan de VUB. Die twee posten realiseren samen ongeveer 81,1 % van hun fiscale inkomsten. Daarnaast stegen ook de lokale belastingen tot bijna 10 miljoen euro. Liefst 120 verschillende soorten bestaan er, maar dat aantal neemt geleidelijk af. Toch telde de Unie van Zelfstandige Ondernemers ( Unizo) vorig jaar nog 45 specifieke KMO-heffingen (zie tabel: Er bestaan 45 lokale KMO-belastingen in Vlaanderen). Bredene is koploper met negentien verschillende soorten, op de voet gevolgd door enkele andere kustplaatsen. De belangrijkste bedrijfstaks is de belasting op drijfkracht, met een gemiddeld tarief van 16,14 euro per kilowattuur. Bijna de helft van de lokale besturen maakt nog altijd gebruik van deze archaïsche bron om zijn kas te spekken. Andere veel voorkomende heffingen belasten het personeel, de kermissen, staanplaatsen op markten, kiosken, frituren of reclameborden.

Belastingdruk blijft stijgen

Uit de jongste enquête van het Vlaams Economisch Verbond ( VEV) en de Vlaamse Kamersvoor Handel en Nijverheid ( VKHN), nu verenigd in Voka, blijkt dat de fiscale druk van de gemeenten op personen én bedrijven blijft stijgen.

“Normaal verwacht je belastingverhogingen in het begin van de legislatuur,” zegt Mark Andries, adjunct-directeur van de studiedienst van het VEV. “Maar nu zet deze trend zich onverdroten voort. Zo verhoogde één op de vijf Vlaamse gemeenten in 2003 opnieuw zijn aanvullende personenbelastingen of opcentiemen op de onroerende voorheffing. In het afgelopen jaar namen ook de lokale bedrijfsbelastingen zowel in volume als in bedrag toe. Als motivatie verwezen de lokale besturen hoofdzakelijk naar de kosten van de politiehervorming en de vrijmaking van de energiemarkt, waardoor ze heel wat inkomsten aan dividenden verloren.”

Vooral de oplopende kosten van de onroerende voorheffing voor ondernemingen baren Voka zorgen. “Die oude maatregel, die nog uit de tijd van Napoleon dateert, benadeelt onze concurrentiepositie tegenover het buitenland,” aldus Andries. “Hij belast namelijk de uitrusting van de bedrijven: het materiaal en de machines die nodig zijn voor het productieproces. De logica dat het bezit van een gebouw of een stuk grond de eigenaar een inkomen verschaft, gaat hier niet op. Een geleidelijke afschaffing van die opcentiemen lijkt ons dus niet meer dan logisch.”

Ook vragen de werkgeversorganisaties aan de lokale besturen om geen belasting op drijfkracht meer te heffen. “Ze steunt op het archaïsche principe dat de toegevoegde waarde van bedrijven afhankelijk is van het gezamenlijk vermogen van hun motoren, ongeacht hun werkelijke gebruik,” zegt Andries. “In de huidige diensteneconomie geldt die redenering allang niet meer. Bovendien houdt de belasting geen rekening met de energiebesparende maatregelen van het bedrijf. Ook installaties, die de ondernemingen uit milieu- of veiligheidsredenen (moeten) plaatsen, vallen onder de maatregel.”

Maar volgens de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten ( VVSG) hebben de lokale besturen geen andere keuze dan niet-resultaatgebonden belastingen te heffen om hun uitgaven te financieren. “De wetgever verbiedt ons een omzet- of winstbelasting in te voeren. Daarom zijn wij genoodzaakt om ons te behelpen met lapmiddelen die gemakkelijk uitvoerbaar zijn en de nodige inkomsten genereren. Behalve de opcentiemen op de onroerende voorheffing, de belasting op drijfkracht of op personeel blijven er weinig opties over,” zegt stafmedewerker Jan Leroy. “Als alternatief stelt de VVSG aan de federale regering voor om een gedeelte van de inkomsten uit de vennootschapsbelasting rechtstreeks naar de gemeenten over te hevelen, op basis van de toegevoegde waarde die ondernemingen op die locaties realiseren. Zo voorkom je dat lokale besturen steeds nieuwe, exotische bedrijfsbelastingen gaan zoeken om hun uitgaven te financieren. Ook compenseer je de verliezen die gemeenten lijden doordat steeds meer zelfstandigen een vennootschap oprichten, waardoor gemeenten aanvullende personenbelasting derven. Bovendien kan de federale overheid die operatie financieren met de middelen die de vrijmaking van de energiesector haar oplevert. In tegenstelling tot de vroegere intercommunales moeten de nieuwe energieleveranciers voortaan wél vennootschapsbelasting betalen. Voormalig minister van Energie Steve Stevaert ( SP.A) rekende hier op extra federale inkomsten van 40 à 50 miljoen euro per jaar, alleen al uit Vlaanderen.”

Financiële onzekerheden

Ondanks de jongste belastingverhogingen blijven de gemeentelijke begrotingen onder druk staan. “Bij het opstellen van de begrotingen voor volgend jaar kampen de lokale besturen met grote onzekerheid,” zegt Leroy (VVSG). Hoewel premier Guy Verhofstadt ( VLD) ze in oktober 2002 al een compensatie voor de gederfde elektriciteitinkomsten had beloofd, hebben ze totnogtoe niets ontvangen. Wel bestaat sinds vorige maand een politiek akkoord om via een belasting op de hoogspanningsnetwerkbeheerder Elia 170 miljoen euro aan de Vlaamse gemeenten te geven.”

De concrete uitwerking laat echter nog op zich wachten. Leroy: “Hopelijk krijgt de regering alles nog rond tegen het eind van het jaar. Ondertussen moeten de gemeenten zich met ramingen behelpen. Bovendien zal deze federale tegemoetkoming nooit de verliezen aan dividenden uit de energie-intercommunales – samen goed voor 300 à 350 miljoen euro – kunnen vervangen. Daarnaast blijven de lasten op de lokale besturen stijgen. Denk maar aan de politiehervorming, de OCMW’s en de rioleringen ( nvdr – hier is nog een totale investering van 7 miljard euro noodzakelijk). Er moet dus nog een gat opgevuld worden. Sommige besturen zullen dat verlies moeten beperken door bijkomende belastingverhogingen. Want je kunt toch moeilijk nog meer snoeien in je lokale investeringen, die een belangrijke motor van de economie vormen? De bouwsector klaagt nu al steen en been.”

De VVSG wil de belastingstijgingen ook relativeren. “De recente tariefverhogingen resulteerden niet altijd in een toename van de inkomsten. Door enkele bedrijfsvriendelijke ingrepen in de onroerende voorheffing zakte immers de belastbare basis van de gemeenten. Algemeen genomen, gaat het vaak om een nuloperatie,” aldus Leroy.

En er is ook een andere kant van het verhaal. Leroy: “Voor hun fiscale bijdragen krijgen de bedrijven ook een dienstverlening van de gemeenten. Dan denk ik in het bijzonder aan een vlotte afhandeling van de vergunningen of de aanleg van industrieterreinen. Dat verklaart ook waarom Gent begin oktober door Unizo tot ‘ondernemende gemeente’ werd uitgeroepen, hoewel het op de lijst van lokale fiscale druk op bedrijven voorlaatste staat (zie tabel: Fiscaal (on)aantrekkelijkste gemeenten in Vlaanderen voor bedrijven). Het volstaat niet om louter naar de onroerende voorheffing of de belasting op drijfkracht te kijken om de bedrijfsvriendelijkheid van het lokale bestuur te meten. Ook mag je niet vergeten dat gemeentebelastingen voor vennootschappen nog altijd fiscale aftrekposten zijn. Dat verguldt toch de pil.”

Gevaar voor delokalisatie

Maar hoe je het ook wendt of keert: in de huidige laagconjunctuur nemen de lokale bedrijfsbelastingen nog altijd toe. “Aangezien de aanvullende personenbelasting en de onroerende voorheffing in hoofdzaak privé-personen – lees: kiezers – treft, richtten veel besturen hun blikken op de vennootschappen,” zegt rechtsprofessor Hubert Dubois van de UIA, specialist in regionale fiscaliteit. “Bovendien durven ondernemers vaak niet tegen de gemeente te protesteren, omdat ze er afhankelijk van zijn om hun vergunningen te krijgen.”

Tegelijk waarschuwt deze jurist voor het risico van die politiek. “In mijn praktijk merk ik dat steeds meer multinationals naar de fiscale druk van de gemeenten beginnen te kijken om de locatie van hun investeringen – zowel in bestaande als in nieuwe vestigingen – te bepalen. Als de lokale besturen niet oppassen, werken ze mogelijke verhuizingen of zelfs sluitingen mee in de hand.”

Hoewel hij een felle tegenstander van de oude belasting op drijfkracht is, moet Dubois erkennen dat de gemeenten weinig of geen alternatief hebben. “Hun fiscale mogelijkheden zijn beperkt. Ook een aanvullende vennootschapsbelasting biedt geen perspectief, want de maatschappelijke zetel van bedrijven bevindt zich vaak op andere plaatsen dan hun productiefabrieken.”

Als oplossing om het gat in de lokale begroting te dichten, stelt de UIA-professor de herinvoering van de radio- en televisietaks voor. “Dat was pas een efficiënte belasting, waarvoor de mensen daadwerkelijk iets in de plaats kregen en die jaarlijks een half miljard euro opleverde. Laat de federale overheid die heffing innen ten voordele van de gemeenten – wat technisch gezien niet moeilijk is – en je kunt op slag een pak bedrijfsbelastingen afschaffen.”

Eric Pompen

In de gemeente Zwevegem betaalt Bekaert meer dan één derde van de totale gemeentebelastingen.

“Een geleidelijke afschaffing van de onroerende voorheffing voor ondernemingen is niet meer dan logisch.” (Mark Andries, VEV)

“Voer de radio- en tv-taks weer in en je kunt op slag een pak bedrijfsbelastingen afschaffen.”

(Prof. Hubert Dubois , UIA)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content