Federalisme en benchmarking

Benchmarking is een modewoord. De kleine Van Dale heeft het geadopteerd. Er gaat geen dag voorbij of wij krijgen het voorgeschoteld in allerlei verbanden. De bankier vergelijkt beleggingsfondsen met de benchmark. De bedrijfsleider vergelijkt zijn productieapparaat met de benchmark in zijn sector. Regeringen over de hele wereld vergelijken het geluk van hun inwoners, de CO2-uitstoot, de levensduur van de vrouwen. Alles wordt vandaag gebenchmarkt. Alles wordt gemeten en vergeleken.

Benchmarking is zo oud als Methusalem. Doorheen de wereldgeschiedenis lieten regeringen, staatshoofden, volkeren, universiteiten zich door anderen inspireren, verleiden, verlokken en zelfs bekoren. Vooraleer hij met de bouw van Sint-Petersburg startte, verbleef tsaar Peter de Grote bijna een jaar in Nederland om de geheimen van zeekanalen, scheepsbouw, sluizen en zeewering te doorgronden. Voor de plannen van de nieuwe hoofdstad Washington, werd Pierre Charles l’ Enfant bezield door het Franse classicisme. Voorbeelden van verwijzing naar en nabootsing van de benchmark liggen voor het rapen.

In de staatshuishoudkunde is dit echter minder zichtbaar. In het ancien régime had de vorst geen behoefte aan benchmarking. Hij had absolute macht en was niet geneigd gehoor te geven aan de zoveelste habeas corpus of oorkonde over rechten en vrijheden. Benchmarking startte met federalisme en wel precies wanneer, na de onafhankelijkheid van de Verenigde Staten, het federalisme in een grondwet werd omgezet.

De ontstaansgeschiedenis van deze grondwet is prachtig beschreven in ‘The Federalist Papers’, een monument in de politieke wetenschap en in het grondwettelijk recht. Niet als boek geschreven maar in de vorm van 85 krantenartikelen, die vanaf 7 oktober 1787 in de New Yorkse dagbladen verschenen. De bedoeling was immers de bevolking van New York – toen de meest bevolkte stad van de unie – aan te zetten om de nieuwe grondwet goed te keuren tegen de plannen van de toenmalige gouverneur van New York, een zekere George Clinton.

Later bleek wel dat de anonieme journalisten onder de naam Publius topjuristen waren: John Jay, die later Chief Justice van het Supreme Court werd, Alexander Hamilton, toekomstige president, allebei van Columbia Law School, en James Madison van de Princeton University, de fabelachtige Secretary of the Treasury onder verschillende presidenten. The Federalist Papers was een monument van politieke marketing.

The Federalist Papers zijn verplichte lectuur voor al wie gezag draagt in een federaal land. Vertaald in meer dan twintig talen – een record voor een boek over grondwettelijk recht – blijft het boeien omdat de menselijke zoektocht naar gelijkheid, doelmatigheid en algemeen welzijn er zo centraal staat. Opvallend zijn ook de vele vergelijkingen met het buitenland. De vergelijking met Zwitserland, dat pas in 1848 overstapt van een confederatie naar een federaal model, en naar de Lage Landen, is opmerkelijk.

Een volledig hoofdstuk is immers gewijd aan de Unie van Utrecht (1579), weleens ‘The Belgic Confederacy’ genoemd door auteur Hamilton. Hij beschrijft er de republiek van de tien noordelijke provincies van de Lage Landen en trekt een aantal conclusies om in Amerika niet te vervallen in wat hij beschrijft als “imbecility in the government; discord among the provinces; foreign influence and indignities; a precarious existence in peace, and peculiar calamities from war”.

De Amerikaanse grondwet gaat een zeer grote invloed uitoefenen op de theorie en praktijk van het federalisme. Ze werd en blijft nog steeds een echte benchmark.

De eerste federale grondwet van Zwitserland, na de oorlog van de Sonderbund in 1847, is geïnspireerd op het Amerikaanse model. De voorbereidende werken liegen er niet om.

Na de Tweede Wereldoorlog, werd aan professor Carl Friedrich van de Harvard Universiteit de opdracht gegeven de nieuwe Duitse grondwet op te stellen, ook wel eens een model van federale grondwet genoemd.

In Spanje werd na het overlijden van Franco in 1977, beroep gedaan op een aantal buitenlandse deskundigen onder leiding van professor Daniel Elazar, oprichter en bezieler van het Center for the Study of Federalism van Temple University.

In een recente bijdrage (Knack 6 februari 2008), raadt professor van Gerven politici aan ook eens over de grenzen te kijken: “We zouden wat kunnen opsteken van buitenlandse voorbeelden zoals Duitsland en de VS. Het ei van Columbus bestaat al.” Voortbouwend op manke structuren en veel ideologie, is het gevaar immers groot dat men opnieuw verzandt in een aantal compromissen, die dan binnen een paar jaren de doodsklok van België zullen luiden.

Het verstikkende intellectuele conformisme van enkele Octopusvertegenwoordigers moet worden doorbroken. Met de nodige bescheidenheid moeten de dragers van de politeia een nieuwe visie op het Belgische verband ontwikkelen. En in dat verband is en blijft Brussel de hoeksteen van de federale staat.

Brussel groeide uit tot de hoofdstad van Europa. Zou het dan zo ondenkbaar zijn dat de Europese Unie België zou bijstaan in het hertekenen van het Brussels en Belgisch institutioneel landschap van het federaal wordend Europa? Brussel hoort immers eens en voor altijd tot het Europese landschap.

DE AUTEUR IS JURIST.

Jean-Pierre De Bandt

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content