eurourop of eurouronder

De euro botst dit jaar onvermijdelijk met zijn eigen geschiedenis. Alleen een echte politieke unie en een doorgedreven flexibilisering van arbeids- en andere markten kunnen de eenheidsmunt nog redden. Het is wachten op de politici die dat aankunnen.

Europees president Herman Van Rompuy windt er niet langer doekjes om. In een interview met NRC Handelsblad aan de vooravond van Kerstmis stelde hij dat “we alle consequenties moeten trekken uit het hebben van één munt. Dat heeft men te weinig ingezien bij de lancering. Velen waarschuwden: met één munt moeten landen politiek meer integreren. We deden het omgekeerde (…) De onderbouw van de euro is te pover gehouden. We hebben gedacht dat het spontaan kwam (…) We hebben tien jaar geleefd op de euforie van de euro.” Op de vraag of de politieke unie er nu komt, zo rapporteert de Nederlandse kwaliteitskrant, antwoordt Van Rompuy bevestigend.

Al diegenen die het goed menen met het europroject, hopen dat Herman Van Rompuy zijn visie kan doordrukken. Want 2011 dreigt voor de euro een akelig jaar te worden. Nieuwe crises kunnen vanuit verschillende hoeken opduiken. Overheden en banken uit de eurozone moeten in de loop van dit jaar massaal naar de geld- en kapitaalmarkten om hun winkels draaiende te kunnen houden (zie blz.26 ). Na de Griekse en Ierse implosies dreigen ook landen als Portugal en Spanje te kapseizen. Het blijft trouwens zeer de vraag in hoeverre de zware saneringsinspanningen maatschappelijk en democratisch verteerbaar blijken in die landen.

Het Britse kwaliteitsblad The Economist schrijft dat de eurozone dit jaar “chronisch in moeilijkheden zal blijven, met geregeld heftige crises”. Geen prettig maar helaas wel een realistisch perspectief en dit ondanks het moedige beleid van de Europese Centrale Bank (ECB). De enige uitweg voor een van de belangrijkste gebieden van de wereldeconomie (zie kader Economisch zwaargewicht) is een ernstige aanpak van de constructiefouten aan het eurohuis. Enig historisch perspectief is daarbij onontbeerlijk.

Economie is bijzaak

De voorgeschiedenis van de euro begon eigenlijk al bij het Verdrag van Rome dat in 1957 de Europese Economische Gemeenschap (EEG) vorm gaf. Daarop volgden tussenconstructies zoals de ‘slang’ en het Europees Monetair Systeem. Maar de echte monetaire eenmaking kwam formeel in de laatste rechte lijn met het Verdrag van Maastricht van december 1991. Niet toevallig volgde dat verdrag kort op de Duitse hereniging (zie kader Kohl door de knieën).

Het Verdrag van Maastricht defi-nieerde in het Stabiliteitspact de convergentiecriteria waaraan de leden van de Economische en Monetaire Unie (EMU) moesten voldoen. Het ging dan over het begrotingstekort, de overheidsschuld, de inflatie, het rentepeil en de wisselkoersstabiliteit. Het voldoen aan die convergentiecriteria ging al te vaak gepaard met vaak verregaand kunst- en vliegwerk. Vooral de creativiteit om met allerhande trucs het begrotingstekort onder de Maastricht-norm van 3 procent van het bbp te brengen, maakte, bij wijze van spreken, soms echt indruk. Het meest extreme voorbeeld is Griekenland, dat massaal zijn cijfers vervalste.

De touwtrekkerij rond de Maastricht-criteria illustreerde voluit een decennia oude realiteit die nog altijd aan de orde is. De Europese monetaire unie is altijd in de eerste plaats een politiek project geweest, niet het minst vanuit het erg lovenswaardige verlangen om na twee vernietigende conflicten tot een duurzame vrede op Europese bodem te komen. Vermits een doorgedreven politieke eenmaking van Europa niet direct realiseerbaar bleek, opteerden de founding fathers van de Europese eenheidsgedachte voor een indirecte aanpak.

Uit de economische en vervolgens een monetaire unie zou logischerwijze en onvermijdelijk een politieke unie groeien. Over het hoe, waar en wanneer van dit proces vlogen de meest uiteenlopende interpretaties in het rond. Een van de rode draden die doorheen de geschiedenis van de monetaire eenmaking in Europa loopt, is het verlangen van landen als Frankrijk om zo de monetaire en economische dominantie van Duitsland aan banden te leggen. Deze en andere min of meer verborgen nationale agenda’s vertroebelden al te vaak de onderhandelingen over de monetaire unie, een vaststelling die vandaag nog onverkort geldt.

De dominantie van de politiek zorgde ervoor dat tijdens de eenmakingsdiscussies veel te weinig aandacht ging naar de echte voorwaarden voor een efficiënt werkende en duurzame monetaire unie. David Marshin beschrijft zijn magistraal boek The Euro (Yale University Press, 2009) hoe de Duitse bondskanselier Helmut Kohl en de Franse president François Mitterrand, twee sleutelfiguren in het geboorteproces van de euro, “een sterk aanvoelen van de lessen van de geschiedenis en een totale veronachtzaming van economische beschouwingen deelden”.

Doodgeboren kinderen

De essentie van de economische beschouwingen over een monetaire unie, bestaat erin dat de betrokken landen hun zelfstandig monetair beleid verliezen. Zij hebben niet langer de controle over het rentepeil in hun economie (want die wordt beslist op het niveau van de unie, in casu de ECB) en kunnen ook niet langer hun toevlucht nemen tot devaluatie of revaluatie van hun munt.

Het verlies aan monetaire autonomie heeft twee belangrijke gevolgen.

Ten eerste moet het beleid in de lidstaten voldoende op elkaar afgestemd zijn. Convergentie in het beleid en in de economische evolutie van de lidstaten maakt de behoefte aan een autonoom monetair beleid bij de indivi-duele lidstaten afneemt. Reeds in 1963 drukte Karl Blessing, de toenmalige president van de Bundesbank, het kernachtig uit: “Monetaire unie vereist een gemeenschappelijk handelsbeleid, een gemeenschappelijk financieel en budgettair beleid, een gemeenschappelijk economisch beleid en zeker ook een gemeenschappelijk sociaal en loonbeleid. Kortom, een gemeenschappelijk beleid over de hele lijn”.

De ervaring met het Stabiliteitspact heeft geleerd dat zo’n gemeenschappelijk beleid er enkel kan komen via een volwaardige politieke unie, waarbij verschillende bevoegdheden naar het Europese niveau gaan. De 3 %-norm in het Stabiliteitspact werd voortdurend overtreden, vooral in de zuidelijke lidstaten (zie tabel Massa-overtreders). Van sancties kwam niets in huis, zoals te verwachten viel in een samenwerkingsverband tussen soevereine staten. Toen in 2005 Frankrijk en zelfs Duitsland het hele Stabiliteitspact ostentatief aan hun laars lapten, was de mislukking van deze poging tot beleidsconvergentie voor iedereen zichtbaar.

Een tweede gevolg van het verlies aan monetaire autonomie, is dat er in andere mechanismen moet worden voorzien om zogenaamde asymmetrische schokken binnen de monetaire unie op te vangen. Assymetrische schokken zijn ontwikkelingen die de lidstaten van de monetaire unie op een verschillende manier treffen. Een forse stijging van de olie- en/of grondstoffenprijzen en een stevige dollardevaluatie zijn twee typische voorbeelden. Belangrijke mechanismen om zulke schokken relatief vlot op te vangen, zijn transparante budgettaire herverdelingsmechanismen en voldoende flexibele arbeids- en productmarkten.

Van een budgettair herverdelingsmechnisme is in de eurozone nooit iets in huis gekomen. De Lissabon-agenda van maart 2000 had wel een betere marktwerking en grotere flexibiliteit op de arbeidsmarkten als doel. Op de top van Lissabon werd de ambitie uitgesproken dat de Europese economie tegen 2010 de meest dynamische en competitieve ter wereld moest zijn. Europese topconferenties baarden al heel wat doodgeboren kinderen. De Lissabon-agenda heeft een prominente plaats op dat kerkhof.

Blind voor de risico’s

Gegeven de kaduke euroconstructie, is het verbazend dat het tien jaar duurde vooraleer er een zware crisis losbarstte. Het gemeenschappelijke kenmerk van de vier eurolidstaten die het voorbije anderhalf jaar onder vuur kwamen te liggen, is het structurele tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans (zie tabel Rood, roder,… ). Het is een gevolg van de opgefokte economische groei in elk van die landen. Het spiegelbeeld van zulke lopende tekorten bestaat uit de aanvoer van buitenlands kapitaal om die gedopeerde groei mogelijk te maken. De magie van de euro maakte jaren blind voor de risico’s die daaraan verbonden zijn.

Achter die enorme lopende tekorten zaten wel verschillende motoren. In Griekenland en Portugal waren dat de begrotingstekorten, in Ierland en Spanje ging het veel meer om een vastgoedzeepbel aangedreven door waanzinnige kredietcreatie. Voor elk van de vier landen was het uniforme beleid voor de hele eurozone veel te laks. Geen van hen compenseerde dat door de begrotingstekorten af te bouwen. In elk van de crisislanden rees bijgevolg de interne vraag de pan uit, wat leidde tot een scherpe verslechtering van de internationale concurrentiepositie (zie tabel Loonkostenpositie tegenover Duitsland). Nu deze landen dringend nood hebben aan sterke exportprestaties om het tij te keren, weegt dat concurrentiële nadeel zwaar.

Systeemcrisis

Hoe moet het nu verder? Het heeft er alle schijn dat de EMU in de fase van de systeemcrisis is gegleden. Er kan pas soelaas komen als de fouten in het systeem weggewerkt worden. De creatie van een permanent Stabiliteitsfonds, zelfs gevuld met 750 miljard euro (waarvan 250 miljard euro van het IMF), is geen systeemcorrectie. Als Spanje onderuitgaat, zullen die middelen trouwens al niet volstaan. Het Stabiliteitsfonds nog groter maken, ligt heel moeilijk, vooral in Duitsland. Bovendien zal een uitdeinend Stabiliteitsfonds de budgettaire ruggengraat van steeds meer lidstaten aantasten en dus de malaise vergroten, om nog te zwijgen van het risico dat landen sneller om hulp zullen vragen nu het fonds bestaat.

Wat er dan wel moet gebeuren om de muntunie in structureel kalmere wateren te brengen, is even simpel als op dit ogenblik politiek onhaalbaar. Er moet een echte politieke unie komen, met verregaande be-voegdheden voor de nationale begrotingen, en een doorgedreven flexibilisering van arbeids- en andere markten.

Enkel door deze ingrepen echt door te drijven, kunnen de politici van de eurozone beletten dat de gewezen Britse premier en notoir euroscepticus Margaret Thatcher alsnog gelijk krijgt. In haar in 2002 verschenen me-moires concludeerde de Iron Lady dat de “Europese eenheidsmunt gedoemd is om te mislukken, economisch, politiek en sociaal. De timing, de concrete aanleiding en de gevolgen van die mislukking zijn noodzakelijkerwijze nog onduidelijk.”

JOHAN VAN OVERTVELDT

Europese topconferenties baarden al heel wat doodgeboren kinderen. De Lissabon-agenda heeft een prominente plaats op dat kerkhof.

De enige uitweg is een ernstige aanpak van de constructiefouten aan het eurohuis.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content